NTFR 2024/830 - Geen ambtshalve vermindering vanwege nieuwe jurisprudentie, tenzij inspecteur bij opleggen aanslag onredelijk standpunt heeft ingenomen
ECLI:NL:HR:2024:667, datum uitspraak 26-04-2024, publicatiedatum 26-04-2024
Aflevering 19, gepubliceerd op 07-05-2024 met annotatie van mr. drs. C. PresilliBelanghebbende heeft van 1977 tot en met 2007 pensioen opgebouwd bij het V-N pensioenfonds. Dit pensioen is naar Nederlandse fiscale maatstaven een zogenoemd onzuiver pensioen. Belanghebbende ontvangt sinds 2008 pensioenuitkeringen van dit pensioenfonds. Voor de jaren 2014 tot en met 2017 zijn de pensioenuitkeringen die vóór 1995 zijn opgebouwd, gerekend tot het box 1-inkomen. Naar aanleiding van het arrest HR 18 oktober 2019, NTFR 2019/2590, heeft belanghebbende de inspecteur verzocht om de aanslagen IB 2014-2017 ambtshalve te verminderen, omdat de pensioenuitkeringen die vóór 1995 zijn opgebouwd, vrijgesteld zijn. De inspecteur heeft dit verzoek afgewezen omdat de onjuistheid van de aanslagen voortvloeit uit het arrest van 2019. Dergelijke nieuwe jurisprudentie kan op grond van art. 45aa Uitv reg IB 2001 niet leiden tot een ambtshalve vermindering, aldus de inspecteur. Zowel de rechtbank als de Hoge Raad heeft de inspecteur in het gelijk gesteld. De Hoge Raad heeft overwogen dat een redelijke uitleg van de regels over nieuwe jurisprudentie met zich meebrengt dat de inspecteur niet met een beroep daarop kan weigeren een belastingaanslag ambtshalve te verminderen indien hij bij het opleggen van die aanslag is uitgegaan van een rechtsopvatting waarvan hij redelijkerwijs niet mocht menen dat die juist was. In zo’n geval vloeit de onjuistheid van de belastingaanslag namelijk niet voort uit latere jurisprudentie. In dit geval doet die uitzondering zich niet voor. Bij het opleggen van de onderhavige aanslagen mocht de inspecteur redelijkerwijs menen dat de pensioenuitkering belastbaar was.