Aflevering 16

Gemeenten mogen bij het vaststellen van de tarieven voor de onroerendezaakbelastingen (OZB) onderscheid maken tussen woningen en niet–woningen (zoals bedrijfspanden). Ruim vijf jaar geleden is deze vorm van tariefdifferentiatie – waartegen het bedrijfsleven heeft geprotesteerd en later geprocedeerd – in de Gemeentewet (Gem.w.) opgenomen. Het Erasmus Studiecentrum voor Belastingen Lokale overheden ziet argumenten om de ingewikkeld geworden OZB–wetgeving te vereenvoudigen. Het voorstel van het Studiecentrum is om de OZB te splitsen in een belasting op woningen en een belasting op niet–woningen. De daarvoor aangevoerde argumenten overtuigen mij niet. Bovendien zou bij een splitsing geen enkele rem meer bestaan op het niveau van de tarieven voor niet–woningen. Niet alleen ondernemingen, maar ook instellingen als zieken– en verpleeghuizen lopen dan het risico met een aanzienlijke lastenverzwaring te worden geconfronteerd.

substraatteelt, vertrouwensbeginsel

afschrijving agio, amortisatiemethode, obligaties

premie-bij-indiensttreding

investeringsaftrek, terbeschikkingstelling derden, woonhuis

vermogensetikettering

ondernemingskosten

toekomstige kosten, voorziening

niet vereiste aangifte gedaan, redelijke schatting, verzwaring bewijslast, verzwegen inkomsten

opslagplaats, werkruimte

arbeidskostenforfait, reiskostenforfait

gelijkheidsbeginsel, uitzending

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 26 maart 2002, tijdens het zogenoemde vragenuurtje, vragen beantwoord van het lid van de Tweede Kamer mevrouw Noorman-den Uyl over de uitlatingen van de heer Joustra (UWV) over het innen van sociale premies door de Belastingdienst.

EG-verdrag, pensioen, vrijheid van dienstverlening

Het Tweede-Kamerlid Hillen reageert in deze nota naar aanleiding van het verslag op de inbreng van de fracties op het door hem ingediende wetsvoorstel. Het wetsvoorstel beoogt de hoogte van het eigenwoningforfait te maximeren op de hoogte van de renteaftrek ter zake van de eigen woning. Het wetsvoorstel bespraken wij in NTFR 2001/1478, het nader rapport, de nota van wijziging en de gewijzigde memorie van toelichting in NTFR 2002/229. Hieronder vatten we de nota naar aanleiding van het verslag samen.

De staatssecretaris van Financiën heeft kamervragen beantwoord over de informatievoorziening met betrekking tot de fiscale behandeling van het woon-werkverkeer op zijn website bij het Ministerie van Financiën. Omdat de publieke belangstelling voor dit onderwerp zeer groot is, vond de staatssecretaris het noodzakelijk hierop te reageren. Hij ziet zijn website als middel bij uitstek om mensen zo actueel mogelijk informatie te bieden over onderwerpen die zijn portefeuille betreffen en mensen bezighoudt. Op de website was te lezen dat het wetsvoorstel Belastingplan 2002 III Natuur, milieu en vervoer met algemene stemmen was aangenomen, terwijl op bepaalde onderdelen door de fracties van de vragenstellers was tegengestemd. De staatssecretaris zal bij toekomstige website-teksten zijn formuleringen aanpassen om geen ruimte te bieden voor dit soort misverstanden.

beschikking inpsecteur, gebondenheid aan compromis, verkrijgingsprijs

turbovordering, wetswijziging

levensonderhoud, studerend kind

computer, hulpmiddelen, invalide, mobiele telefoon, printer

verliesbeschikking

duurzaam gescheiden, geen bewijs, tariefgroep 5

bijzonder tarief

egalisatiereserve, herverzekeraar, proceskosten, schadevergoeding, spaarhypotheek, termijnoverschrijding, vaste inrichting, voorziening toekomstige kosten, waardering obligaties

In dit besluit wordt aandacht besteed aan juridische fusies waarbij de verkrijgende en/of de verdwijnende rechtspersoon een energiebedrijf is waarvoor de overgangsregeling ingevolge art. X van de Wet van 17 december 1997 geldt. Die overgangsregeling houdt beknopt samengevat in dat een zogenoemd art. X-energielichaam gedurende een overgangsfase wordt belast naar een overgangstarief (ad nihil). Die overgangsperiode hing samen met het onderwerpen van energiebedrijven aan de vennootschapsbelasting met ingang van 1998.

De Eerste Kamer heeft momenteel wetsvoorstel 27 896 in behandeling. In dit wetsvoorstel zijn bepalingen opgenomen om dividendstripping tegen te gaan en daarnaast wordt een regeling voorgesteld voor het verlenen van optierechten aan werknemers. De maatregelen tegen dividendstripping krijgen, indien het voorstel wordt aanvaard, terugwerkende kracht tot en met 27 april 2001. Eén van de gevolgen is dat een inhoudingsplichtige kan worden geconfronteerd met naheffingsaanslagen dividendbelasting over dividenduitkeringen sinds die datum, voorzover volgens het wetsvoorstel sprake is van dividendstripping. In dit besluit wordt door de staatssecretaris aangegeven dat hij in een aantal gevallen in ieder geval zal afzien van het opleggen van naheffingsaanslagen aan inhoudingsplichtigen. Dat is kort samengevat het geval indien de inhoudingsplichtige beschikt over een verklaring van de ontvangers van het dividend dat deze 'uiteindelijk gerechtigd' zijn tot de inkomsten uit de effecten. Daarnaast moet de inhoudingsplichtige te goeder trouw zijn.

rechtsstrijd, verwerping

inbreng onderneming, voortzettingseis

voortijdig bezwaar

fiscale transparantie, Lichtensteinse Anstalt, omkering bewijslast, redelijke schatting, vereiste aangifte

evenredigheidsbeginsel, niet tijdig doen van aangifte

verzuimenreeks

gederfde inkomsten, proceskostenvergoeding

niet innen belasting, vertrouwensbeginsel

hoogte boete, te weinig belasting afgedragen

doorzending, ontvankelijkheid

acceptgiro, griffierecht, ontvankelijk

algemeenheid, onderneming, overdracht

voorhanden hebben

voorhanden hebben

voorhanden hebben

wijziging taakgebied

dakkapel, peildatum, tijdvak, verbeteringen, waarde

wijziging na peildatum