NTFR 2003/1278 - De tienjaarsfictie van art. 3 SW 1956 in strijd met EG-Verdrag?
Aflevering 32, gepubliceerd op 07-08-2003 geschreven door prof. dr. J.W. ZwemmerIngevolge art. 1 SW 1956 is de woonplaats van de erflater ten tijde van diens overlijden beslissend voor het antwoord op de vraag of Nederland bevoegd is ter zake van diens overlijden successiebelasting te heffen. Bevindt deze woonplaats zich binnen het Rijk, dan is Nederland tot heffing bevoegd. Voor de heffing van de schenkingsbelasting is Nederland bevoegd als de schenker ten tijde van de schenking binnen het Rijk woonde. Op dit woonplaatsbeginsel wordt in art. 3, lid 1, SW 1956 een uitzondering gemaakt. De erflater of schenker met de Nederlandse nationaliteit die binnen het Rijk heeft gewoond en binnen tien jaren nadat hij het Rijk metterwoon heeft verlaten, is overleden of een schenking heeft gedaan, wordt geacht ten tijde van zijn overlijden of van het doen van de schenking binnen het Rijk te hebben gewoond. Enige maanden geleden kwam Hof Den Bosch bij uitspraak van 12 december 2002, nr. 00/01796Gepubliceerd in NTFR 2003/165 en V–N 2003/5.22. tot de conclusie dat deze bepaling in strijd is met het EG–Verdrag. Tegen deze uitspraak is inmiddels cassatie aangetekend. In deze beschouwing wil ik deze uitspraak nader bezien.