Aflevering 13

Met enige regelmaat wordt ons nationale bed van regels opgeschud door het Europese Hof van de Rechten van de Mens (hierna: EHRM). Dat geldt met name ook voor de rechtsbescherming die aan de (verdachte) belastingplichtige moet worden geboden. Moet hij bewijsmateriaal tegen zichzelf aanleveren of niet; dat blijft de vraag. Het EHRM wijst ons de weg. De Hoge Raad zou die route 'braaf' moeten volgen. Het EVRM is immers rechtstreeks van toepassing. Een recent arrest van 27 februari 2004 (nr. 37.465) NTFR 2004/316 met commentaar van E. Thomas. lijkt er echter op te wijzen dat ons hoogste rechtscollege een andere 'routeplanner' hanteert dan de Straatsburgse. Daarop valt wel het een en ander af te dingen. Daartoe zet ik eerst enkele richtingaanwijzers uit de jurisprudentie op een rij.

De staatssecretaris van Financiën heeft het besluit waarin onder andere de werkwijze wordt geregeld met betrekking tot de beantwoording van rechtsvragen en de vaststelling van fiscaal uitvoeringsbeleid wordt geactualiseerd. In het besluit zijn enkele van de maatregelen verwerkt die werden aangekondigd in de brief aan de Tweede Kamer van 3 september 2003 over het functioneren van de kennisgroepen (NTFR 2003/1492). Het besluit vervangt het besluit van 15 juni 2001, RTB 2001/1917M (NTFR 2001/962).

De staatssecretaris van Financiën heeft de resultaten van twee onderzoeken naar het functioneren van de rechtstoepassingskennisgroepen aan de Tweede Kamer gestuurd.

Het jaarlijkse besluit waarin de staatssecretaris aangeeft hoe de marktrente wordt vastgesteld, is weer verschenen. Het is inhoudelijk ongewijzigd. Het besluit vervangt het besluit van 4 februari 2003, nr. CPP2003/93M (NTFR 2003/294). In het besluit is ten opzichte van het vorige besluit de volgende passage toegevoegd: 'Met renteloze langlopende verplichtingen worden bedoeld verplichtingen waarvoor in het verleden geen koopsom of premies zijn ontvangen. In die situaties spelen tariefafspraken geen rol.' Verder wordt aangekondigd dat de marktrente vanaf 2004 zal zijn gebaseerd op het u-rendement zoals dat wordt gepubliceerd door het Verbond van Verzekeraars. De bijlage bij het besluit is aangevuld met de gegevens inzake de marktrente voor het jaar 2003. Die gegevens nemen wij hieronder op.

begin van uitvoering, gedeeltelijke vervanging, herinvesteringsreserve

garagebedrijf, keuzevermogen, staking

30%-regeling, specifieke deskundigheid

De staatssecretaris van Financiën maakt in dit besluit voor een aantal fondsen bekend welk percentage van de uitgaven van het fonds in 1999, 2000, 2001, 2002 en 2003 betrekking heeft op scholingskosten. Aan de hand van dit percentage kan voor de desbetreffende jaren worden vastgesteld welk deel van de aan een fonds verschuldigde bijdrage wordt beschouwd als scholingskosten van de in een onderneming werkzame personen. Voor dergelijke scholingskosten kan op grond van art. 11c Wet IB 1964 en art. 3.48 Wet IB 2001 een aanvullend bedrag ten laste van de winst worden gebracht (scholingsaftrek). Voor inhoudingsplichtigen die niet aan de IB of VPB zijn onderworpen zijn de scholingskosten gefacilieerd via de in art. 15a WVA geregelde afdrachtsvermindering scholing.

De staatssecretaris heeft een besluit uitgebracht over de fiscale behandeling van een vergoedingsregeling in de CAO voor het beroepsgoederenvervoer. Het betreft een convenant dat de Belastingdienst op 4 november 1993 heeft gesloten met de werkgeversorganisaties in het beroepsgoederenvervoer, onderscheidenlijk Koninklijk Nederlands Vervoer (KNV) en Transport Logistiek Nederland (TLN).

De staatssecretaris van Financiën heeft een nieuw besluit over de algemene vrijwilligersregeling en de vrijwilligersregeling voor amateurgezelschappen uitgebracht. Het besluit vervangt de besluiten van 19 december 2000, nr. CPP2000/2727M (zie NTFR 2001/7) en 7 februari 2002, nr. RTB2002-523M (zie NTFR 2002/283). De fiscale vrijwilligersregeling is hiermee in overeenstemming gebracht met de wijzigingen voor de premieheffing werknemersverzekeringen (zie NTFR 2004/8). Toekomstige wijzigingen werken automatisch door naar de fiscale regeling. De maximale bedragen van de vrijwilligersregeling zijn vanaf 1 januari 2004 € 21 per week en € 735 per jaar. Dit was voor 2003 respectievelijk € 20 en € 700.

De staatssecretaris van Financiën heeft een besluit uitgebracht over de toepassing van de afdrachtvermindering zeevaart.

Het kabinet komt tegemoet aan de wensen van de sociale partners voor VUT en prepensioen. Onderdeel van het Najaarsakkoord was dat het kabinet en sociale partners hierover in april een compromis moeten bereiken.

onderworpenheid, postactieven, premieplicht

rekening-courant, uitdeling, vaststellingsovereenkomst

ambtelijk verzuim, persoonlijke verplichting, renterestitutie

buitengewone lasten, familie, ondersteuning, schriftelijke bescheiden

haartransplantatie, Ziektekosten

dividendbelasting, inkoop eigen aandelen, tijdelijke belegging

omvang proceskosten, proceskostenvergoeding, schadevergoeding

vertrouwensbeginsel, ziekenfondsverklaring

beschikking, erven, gemachtigde, ontvankelijkheid

heroverweging, terugwijzing

Frankrijk, voorheffing, vrij verkeer van kapitaal, vrij verrichten van diensten

hypotheekrente, tweede woning

90% wereldinkomen, persoonsgebonden aftrek, verboden discriminatie

arrest Schumacher, discriminatieverbod, gecombineerde heffingskorting

De staatssecretaris publiceert een besluit over de uitleg van de term werkgever in art. 15, lid 2, van de belastingverdragen (zogenoemde 183-dagenregeling) voor situaties waarin niet in Nederland wonende personen via een buitenlands uitzendbureau tijdelijk in Nederland werkzaamheden verrichten. Als uitvloeisel van HR 28 februari 2003, NTFR 2003/525 zal voortaan een meer materiële benadering worden gehanteerd. In situaties waarin het buitenlandse uitzendbureau als formele werkgever niet of nauwelijks reële werkgeversfuncties vervult, zal de inlener als werkgever in de zin van het verdrag worden beschouwd. Deze situatie zal als uitgangspunt worden genomen. Dit houdt in dat Nederland onder de (OESO-conforme) belastingverdragen het heffingsrecht heeft over de inkomsten uit de werkzaamheden, ook in de situatie dat het verblijf van de werknemer in Nederland niet langer duurt dan 183 dagen. Door betrokkenen (uitzendbureau, werknemer en/of inlener) kan vervolgens aannemelijk worden gemaakt dat de werkgeversfunctie van het uitzendbureau in een concreet geval wel substantiële betekenis heeft.

uitkering statutaire reserve, winstuitkering

bemiddelingsactiviteiten, vrije beroepsbeoefenaar

gestolen opbrengst, vertrouwensbeginsel, wederrechtelijk voordeel

baatbelasting, gewekt vertrouwen, rioolrecht, vertrouwensbeginsel

huurwaardekapitalisatiemethode, loonkosten directeur, reële huur, verletkosten BV

agrarische boerderij, bestemming, gelijkheidsbeginsel, woonboerderij

nieuwe eigenaar, WOZ-beschikking