Aflevering 20

Gepubliceerd op 18 mei 2007

NTFR 2007/884 - De levensloopregeling moet worden overgeheveld naar de inkomstenbelasting

Aflevering 20, gepubliceerd op 18-05-2007 geschreven door mr. G.W.B. van Westen
Sinds eind augustus 2006 steken met een zekere regelmaat in de media berichten de kop op waarin onder meer wordt betoogd dat de levensloopregeling veel effectiever kanHelga van Bijnen, Gerry Dietvorst, Lans Bovenberg, Peter Conneman, Frans Leijnse en Martijn de Wildt, ‘Levensloopregeling kan veel effectiever’, Het Financieele Dagblad van 23 augustus 2006. of veel eenvoudiger moet Jan-Olivier Kuijkhoven, ‘Levensloop moet en kan veel eenvoudiger’, Het Financieele Dagblad van 5 december 2006.. Ook werd op 26 oktober bij de behandeling van de Begroting 2007 van Sociale Zaken en Werkgelegenheid door het CDA-kamerlid Verburg een motie ingediend, waarin de regering werd verzocht de actiepunten uit het CDA-voorstel ‘Een dozijn voor de levensloop’ zo snel mogelijk in te voeren.TK 2006-2007, 30 800 XV, nr. 41. Bij brief van 20 decemberTK 2006-2007, 30 800 XV, nr. 63. gaf de minister aan dat wat hem betreft dit een taak zou worden voor het volgende kabinet – het huidige kabinet.

NTFR 2007/885 - Belastingen EU-lidstaten in een database op website Europese Commissie

Aflevering 20, gepubliceerd op 18-05-2007
De Europese Commissie heeft op haar website een database gelanceerd waarin de belangrijkste belastingen van de EU-lidstaten te vinden zijn. Het gaat om de 'taxes in Europe' database. Deze databank is tot stand gekomen in samenwerking met de ministeries van Financiën van de lidstaten. In deze databank is onder andere informatie te vinden over de grondslag voor belastingen, de tarieven, de uitzonderingen en de opbrengst. Het gaat in totaal om vijfhonderd verschillende belastingen, onder meer de inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting en btw. Ierland, Malta, Cyprus en Portugal moeten hun informatie nog aanleveren. De database is gratis in gebruik en wordt jaarlijks geactualiseerd. Hieronder treft u het webadres aan van de Europese Commissie waarop de informatie is te vinden.

NTFR 2007/891 - Wijziging uitvoeringsregelingen WenW en Awir

Aflevering 20, gepubliceerd op 18-05-2007
De staatssecretaris van Financiën heeft twee uitvoeringsregelingen gewijzigd. Het betreft de Uitvoeringsregeling werknemersspaarregelingen en winstdelingsregelingen (Uitv.reg. WenW) en de Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Uitv.reg. Awir).

NTFR 2007/892 - Hof gaat ten onrechte voorbij aan stelling van belanghebbende

ECLI:NL:HR:2007:BA4805, datum uitspraak 11-05-2007, publicatiedatum 11-05-2007
Aflevering 20, gepubliceerd op 18-05-2007 met annotatie van mr. J.A.W. Vrolijks
Aan belanghebbende is een auto ter beschikking gesteld. Hij gebruikt de auto ook voor privédoeleinden. Omdat belanghebbende bij het hof niet kon aantonen dat hij de auto voor minder dan 500 kilometer voor privédoeleinden had gebruikt, werd het voordeel gesteld op 25% van de waarde van de auto. Ter zitting van het hof heeft belanghebbende een beroep gedaan op art. 3.145, lid 4, Wet IB 2001. Daarin is neergelegd dat het autokostenforfait wordt gedifferentieerd naar het aantal gereden privékilometers die moeten blijken uit een rittenregistratie. Het hof heeft deze stelling van belanghebbende niet besproken. Volgens de Hoge Raad ten onrechte.

NTFR 2007/893 - Als verkrijgingsprijs voor ab geldt de verkrijgingsprijs van de omgezette vordering

Aflevering 20, gepubliceerd op 18-05-2007
Belanghebbende heeft in 1990 voor f 1 alle aandelen in A BV verworven en daarnaast tegen betaling van f 61.250 een vordering van f 875.000 op deze bv overgenomen. Deze vordering is voor laatstgenoemd bedrag omgezet in nominaal aandelenkapitaal. In 2000 verkoopt belanghebbende alle aandelen voor f 1 aan B BV, in welke vennootschap belanghebbende alle aandelen houdt via C BV. De inspecteur heeft in 2000, zonder rekening te houden met de bepaling van art. 20c, lid 6, Wet IB 1964, een aanmerkelijkbelangverlies verrekend. In geschil is de verkrijgingsprijs op 1 januari 2001 van de aandelen in C BV. Volgens A-G Van Ballegooijen kan het ten onrechte reeds verrekende aanmerkelijkbelangverlies niet bij de verkrijgingsprijs van de aandelen C BV worden gevoegd. Slechts indien het aanmerkelijkbelangverlies niet tussentijds zou zijn genomen, zou het verlies worden toegevoegd aan de verkrijgingsprijs. Verder gaat de advocaat-generaal in op de overgangsregeling in art. 70c, lid 2, Wet IB 1964 voor de verkrijgingsprijs van het aanmerkelijkbelang. In dit artikel is vanaf 1 januari 1997 bepaald dat bij een omzetting van een schuldvordering in aandelenkapitaal als verkrijgingsprijs van de aandelen heeft te gelden de verkrijgingsprijs van de schuldvordering. De advocaat-generaal betoogt dat deze regeling ook geldt voor omzettingen die, zoals in het onderhavige geval, vóór 1997 hebben plaatsgevonden.

NTFR 2007/895 - Onbegrijpelijk oordeel dat monumentenwoning uit 1767 over 50 jaar geen restwaarde meer heeft

ECLI:NL:PHR:2007:BA4678, datum uitspraak 14-09-2007, publicatiedatum 14-09-2007
Aflevering 20, gepubliceerd op 18-05-2007
Belanghebbende is in 2001 eigenaar van een monumentenwoning. In dat jaar was art. 41, lid 1, Uitv.reg. IB 2001, waarin de afschrijving op een eigen monumentenwoning wordt gesteld op 15% van het bruto-eigenwoningforfait, nog niet van toepassing. Het hof heeft de afschrijving bepaald op 2% van de waarde van de opstal, uitgaande van een levensduur van 50 jaar en een restwaarde van nihil. A-G Overgaauw komt tot de conclusie dat het niet begrijpelijk is dat een woning die reeds 234 jaar bestaat en waarvoor op grond van de Monumentenwet een instandhoudingsverplichting geldt, over 50 jaar geen restwaarde meer zal hebben. De conclusie strekt dan ook tot gegrondverklaring van het cassatieberoep van de staatssecretaris.

NTFR 2007/897 - Separate afschrijving voor sloopuitgaven die tot kostprijs van bedrijfsmiddel behoren

Aflevering 20, gepubliceerd op 18-05-2007
Belanghebbende exploiteert binnenvaartschepen. In 2001 schaft zij voor € 5.000.000 acht duwbakken aan. Om de duwbakken in de vaart te kunnen nemen, heeft belanghebbende in 2001 gelet op een toepasselijke EG-Verordening een gelijkwaardig tonnage laten slopen. De sloopuitgaven bedroegen € 700.000. In geschil is of de sloopuitgaven tot de kostprijs van de duwbakken behoren of dat ze ineens ten laste van de winst kunnen worden gebracht. A-G Overgaauw komt tot de conclusie dat de sloopuitgaven onderdeel vormen van de kostprijs van de duwbakken en daarom niet ineens ten laste van de winst kunnen worden gebracht. Verder is de advocaat-generaal van oordeel dat goed koopmansgebruik onder omstandigheden toestaat dat de geactiveerde sloopuitgaven (separaat) over een kortere periode worden afgeschreven dan de duwbakken.

NTFR 2007/900 - Opzet gemachtigde kan niet aan belastingplichtige worden toegerekend

Aflevering 20, gepubliceerd op 18-05-2007 met annotatie van MM Kors
Belanghebbende heeft een tantième betaald, zonder dat zij daarvoor loonbelasting heeft betaald. Ter zake daarvan is een vergrijpboete opgelegd. Volgens het hof is het aan de opzet van belanghebbende te wijten dat de belasting niet is betaald. Zowel belanghebbende als haar gemachtigde moet immers hebben begrepen dat loonbelasting moest worden ingehouden.

NTFR 2007/903 - Ten onrechte vastgestelde nihilaanslag blijft met in achtneming van 6:22 Awb in stand

ECLI:NL:GHAMS:2007:AZ6656, datum uitspraak 15-01-2007, publicatiedatum 24-01-2007
Aflevering 20, gepubliceerd op 18-05-2007
Belanghebbende heeft na het verstrijken van de driejaarstermijn een T-biljet ingediend. Als het biljet tijdig zou zijn ingediend dan zou het recht op een teruggaaf kleiner zijn dan f 1.000. De inspecteur geeft ten onrechte geen beschikking af om geen aanslag op te leggen (ex art. 12 AWR) maar stelt een nihilaanslag vast. Rechtbank Haarlem kwam tot het oordeel dat de omstandigheid dat de inspecteur ten onrechte een nihilaanslag heeft opgelegd in plaats van een besluit geen aanslag op te leggen geen reden is het beroep gegrond te verklaren.

NTFR 2007/905 - Geen verplichting tot elektronische aangifte voor ondernemer

ECLI:NL:RBARN:2007:BA4054, datum uitspraak 25-04-2007, publicatiedatum 01-05-2007
Aflevering 20, gepubliceerd op 18-05-2007
Eiser drijft een onderneming. Op grond van art. 8, lid 2, AWR is het voor bepaalde groepen ondernemers, waaronder eiser, verplicht om elektronisch aangifte te doen voor de inkomstenbelasting, de vennootschapsbelasting en de omzetbelasting. De inspecteur heeft eisers uitgenodigd om vanaf 1 januari 2005 elektronisch aangifte omzetbelasting te doen. Eiser weigert dit. Hij heeft namelijk wel een computer, maar geen toegang tot het internet en hij wil niet alleen voor het doen van aangifte genoodzaakt worden om toegang tot het internet te regelen. Eiser krijgt van de inspecteur geen ontheffing omdat hij een computer heeft. Eiser dient desondanks papieren aangiften in via het aanpassen van oude formulieren. De inspecteur legt verzuimboetes op voor het niet doen van de vereiste aangiften. In geschil is of de verzuimboetes terecht zijn opgelegd.

NTFR 2007/909 - Cassatieberoep tegen hofoordeel dat in buitenland woonachtige werknemer recht heeft op arbeidskorting, ingetrokken

Aflevering 20, gepubliceerd op 18-05-2007 met annotatie van mr. W. Verstijnen
De staatssecretaris van Financiën heeft besloten het cassatieberoep tegen het oordeel van Hof Den Bosch (NTFR 2007/526) in te trekken. Het geschil in die uitspraak betrof de vraag of een in het Verenigd Koninkrijk woonachtige werknemer van een Nederlandse stichting recht heeft op het inkomstenbelastingdeel van de arbeidskorting. Het hof vond gelet op art. 39 EG (vrij verkeer van werknemers) van wel. De staatssecretaris licht het besluit toe en vindt, onder verwijzing naar de doelstelling van de arbeidskorting (het aanzetten tot het verrichten van betaalde arbeid), dat binnenlandse en buitenlandse belastingplichtigen met betrekking tot de arbeidskorting in een vergelijkbare situatie verkeren. De staatssecretaris verwijst ook naar het arrest van het HvJ EG in de zaak Conijn (zaak C-346/04, NTFR 2006/972). Ook de omstandigheid dat buitenlandsbelastingplichtigen onder de Wet IB 1964 wel recht hadden op de voorganger van de arbeidskorting, het arbeidskostenforfait, doet de staatssecretaris besluiten het cassatieberoep in te trekken.

NTFR 2007/911 - Staatssecretaris hoeft overlegprocedure niet te initiëren

Aflevering 20, gepubliceerd op 18-05-2007
Verzoekster, X bv, heeft in 1988 van de Duitse K GmbH & Co KG 75 van haar in totaal 400 geplaatste aandelen ingekocht. Ter zake van deze inkoop is een naheffingsaanslag dividendbelasting aan X bv opgelegd. De Duitse belastingdienst merkt het door K verkregen voordeel aan als vermogenswinst, waarvoor de heffing exclusief is toegewezen aan Duitsland op grond van het Verdrag Nederland-Duitsland. De Duitse fiscus wil daarom de Nederlandse dividendbelasting niet verrekenen. K is inmiddels gefailleerd. X bv kan de dividendbelasting dientengevolge niet meer op K verhalen. Een onderlinge overlegprocedure tussen Duitsland en Nederland komt vanwege het faillissement van K niet van de grond. Dit feit geeft volgens de staatssecretaris geen aanleiding tot toepassing van de hardheidsclausule. Verzoekster klaagt er bij de Nationale ombudsman over dat de staatssecretaris zich te weinig heeft ingespannen voor het vinden van een oplossing ter voorkoming van dubbele belastingheffing.

NTFR 2007/912 - EC begint infractieprocedure tegen Nederland over discriminerende heffing van buitenlandse pensioenfondsen

Aflevering 20, gepubliceerd op 18-05-2007
De Europese Commissie heeft Nederland, Tsjechië, Denemarken, Spanje, Portugal, Zweden, Polen, Slovenië en Litouwen een verzoek om informatie gestuurd over discriminerende belastingheffing in deze landen van buitenlandse pensioenfondsen. Het verzoek om informatie is een eerste stap richting een infractieprocedure voor het Hof van Justitie EG op grond van art. 226 EG. De hogere belastingheffing van buitenlandse pensioenfondsen heeft betrekking op de bronheffing die wordt ingehouden op uitbetaalde dividenden en interest. De meeste lidstaten stellen nationale pensioenfondsen daarentegen volledig vrij van vennootschapsbelasting en van bronheffingen. Volgens de EC is een dergelijke discriminatie in strijd met het vrije verkeer van kapitaal van art. 56 EG en art. 40 EER. Volgens de EC is in het arrest van 14 december 2006, Denkavit, (NTFR 2007/126) door het Hof van Justitie EG uitgemaakt dat een hogere bronbelasting op uitgaande dividenden en interest in strijd is met het Europese recht. Uit het persbericht van 22 januari 2007 bleek dat de EC al een infractieprocedure is gestart tegen o.a. Nederland vanwege de (hogere) bronheffing op uitgaande dividenden betaald aan buitenlandse vennootschappen; in geval van Nederland gaat het in dit laatste geval om vennootschappen in Liechtenstein, IJsland en Noorwegen (NTFR 2007/182).

NTFR 2007/913 - Voortgang Europese harmonisatie vennootschapsbelasting

Aflevering 20, gepubliceerd op 18-05-2007
De Europese Commissie heeft voortgang geboekt inzake de invoering van een gemeenschappelijke grondslag voor de winstbelastingen in Europa (CCCTB). Dit blijkt uit een mededeling van de EC (zie NTFR 2007/859). De EC is van plan om in 2008 met een richtlijn te komen. Het Ministerie van Financiën ondersteunt dit initiatief in principe, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan, waaronder brede steun onder de overige lidstaten. Voor de vraag of aan de Nederlandse voorwaarden is voldaan, moet de richtlijn worden afgewacht.

NTFR 2007/914 - Heffingsrente compensatieregeling grensarbeiders; lopend onderzoek

Aflevering 20, gepubliceerd op 18-05-2007
De staatssecretaris van Financiën heeft geantwooord op een verzoek van de Tweede Kamer naar het resultaat van het onderzoek dat in de brief van 26 januari 2007 (NTFR 2007/307) is toegezegd. Dat betreft een onderzoek naar situaties waarin er aanleiding bestaat om voor de jaren 2003 en 2004 af te zien van heffingsrente bij Nederlandse grensarbeiders die in België werkzaam zijn. De staatssecretaris meldt dat het onderzoek nog niet naar de Kamer is gestuurd omdat wordt gewacht op gegevens van de Stichting Grensarbeid. Zodra de resultaten zijn overgelegd, zal de staatssecretaris de Tweede Kamer zo spoedig mogelijk informeren.

NTFR 2007/916 - Griekse accijns op motorvoertuigen: HvJ EG (Gregerios Alevizos)

Aflevering 20, gepubliceerd op 18-05-2007 met annotatie van Schippers
Alevizos, officier bij de Griekse luchtmacht, is van 12 juli 1995 tot 8 augustus 1997 tewerkgesteld geweest in het hoofdkwartier van de Gezamenlijke Strijdkrachten Zuid-Europa te Napels (Italië). Bij zijn terugkeer in Griekenland heeft Alevizos bij het douanekantoor aangifte gedaan van de overbrenging van zijn voertuig. Dit kantoor heeft Alevizos een aanslag in de accijnzen en een aanslag in de bijzondere registratiebelasting opgelegd. Na betaling heeft Alevizos tegen de aanslag beroep ingesteld. Omdat het Symvoulio tis Epikrateias twijfelde over de juiste uitlegging van het begrip 'gewone verblijfplaats' in de zin van art. 6, lid 1, Richtlijn 83/183, heeft het de behandeling van de zaak geschorst en het Hof van Justitie EG een prejudiciële vraag gesteld. Het Hof van Justitie EG verklaart voor recht: De belastingvrijstelling van art. 1, lid 1, Richtlijn 83/183/EEG van de Raad van 28 maart 1983 betreffende de belastingvrijstellingen bij definitieve invoer uit een lidstaat van persoonlijke goederen door particulieren, zoals gewijzigd bij Richtlijn 89/604/EEG van de Raad van 23 november 1989, is van toepassing op accijnzen als in het hoofdgeding wanneer blijkt – hetgeen de verwijzende rechter dient na te gaan – dat zij normaliter worden geheven bij definitieve invoer door een particulier van een voertuig voor persoonlijk gebruik uit een andere lidstaat. Ook op een eenmalige aanvullende bijzondere registratiebelasting als in het hoofdgeding is dit art. 1, lid 1 van toepassing wanneer blijkt – hetgeen de verwijzende rechter dient na te gaan – dat zij verband houdt met de invoer van het voertuig als zodanig. Art. 6, lid 1, Richtlijn 83/183 moet aldus worden uitgelegd dat een lid van het personeel van een overheidsdienst, van de nationale strijdkrachten, van de politie of van de havenpolitie van een lidstaat dat ten minste 185 dagen per jaar met zijn gezinsleden in een andere lidstaat verblijft teneinde in deze lidstaat een dienstopdracht voor een bepaalde duur te vervullen, voor de duur van deze opdracht zijn gewone verblijfplaats in de zin van art. 6, lid 1, in deze andere lidstaat heeft. Indien na het onderzoek door de verwijzende rechter blijkt dat de belastingvrijstelling van art. 1, lid 1, Richtlijn 83/183 niet van toepassing is op de belastingen in het hoofdgeding, dient deze rechterlijke instantie, gelet op de vereisten van art. 39 EG, na te gaan of de nationale bepalingen betreffende deze belastingen kunnen waarborgen dat wie naar aanleiding van de overbrenging van zijn verblijfplaats een voertuig invoert in de lidstaat van herkomst, ter zake van deze belastingen niet minder gunstig wordt behandeld dan degene die permanent in deze lidstaat heeft verbleven, en, in voorkomend geval, of een dergelijk verschil in behandeling wordt gerechtvaardigd door objectieve overwegingen die losstaan van de verblijfplaats van de betrokken personen en evenredig zijn aan de rechtmatige doelstellingen van het nationale recht.