NTFR 2007/924 - Omgaan met 'omgaan'
Aflevering 21, gepubliceerd op 24-05-2007 geschreven door mr. R. den OudenHet rechtszekerheidsbeginsel beoogt onder meer burgers duidelijkheid te verschaffen over de vraag waar zij rechtens aan toe zijn. Bij het vervullen van hun taken dienen de drie staatsmachten – de wetgevende, de uitvoerende en de rechtsprekende macht – dit rechtsbeginsel in acht te nemen. Voor de rechtsprekende macht – meer in het bijzonder de cassatierechter – ligt dit ten dele besloten in art. 81 Wet RO: de Hoge Raad dient de rechtseenheid te bevorderen. Zwalkend beleid van de cassatierechter is in het licht van het rechtszekerheidsbeginsel uit den boze. De Hoge Raad heeft echter ook als taak de rechtsontwikkeling te bevorderen. Het recht is door (onder meer) maatschappelijke ontwikkelingen voortdurend in beweging. Dit betekent dat de cassatierechter niet steeds kan blijven vasthouden aan de eerder in de jurisprudentie uitgezette lijnen. Soms zal hij moeten ‘omgaan’. Dit ‘omgaan’ door de Hoge Raad geschiedt in de praktijk op verschillende manieren. De cassatierechter kan bewust ‘omgaan’ en dit ook nadrukkelijk zeggen en motiveren. Hij kan ook bewust ‘omgaan’ en zulks weliswaar expliciet aangeven maar niet onderbouwen. Soms moet – uit een reeks van beslissingen – worden afgeleid dat de cassatierechter bewust is ‘omgegaan’, maar dat dit nimmer door hem is geëxpliciteerd. Denkbaar is ook dat de Hoge Raad onbewust ‘omgaat’ doordat hij een eerdere beslissing over het hoofd heeft gezien. Hieronder zal ik de aanpak van de Hoge Raad op dit terrein aan de hand van (recente) jurisprudentie nader belichten.