Aflevering 36

Gepubliceerd op 6 september 2012

NTFR 2012/2099 - Druk op toekomstvoorzieningen

Aflevering 36, gepubliceerd op 06-09-2012 geschreven door prof. dr. P. Kavelaars
De vergrijzing vormt een van de belangrijkste maatschappelijke thema’s waar we momenteel mee te maken hebben. In deze opinie ga ik in op de maatregelen en ontwikkelingen die zich op dit vlak voltrekken en sluit ik af met de stelling dat een van de getroffen maatregelen – de houdbaarheidsbijdrage of Bosbelasting – in strijd is met het gelijkheidsbeginsel.

NTFR 2012/2100 - Waardedruk wegens zelfbewoning bij overbrenging voormalig bedrijfsgedeelte van stolpboerderij naar privé

ECLI:NL:GHAMS:2012:BX2384, datum uitspraak 12-07-2012, publicatiedatum 25-07-2012
Aflevering 36, gepubliceerd op 06-09-2012 met annotatie van drs. N.M. Ligthart
In april 2008 heeft belanghebbende zijn melkveehouderij gestaakt. Tot het moment van de staking is het woongedeelte van de stolpboerderij privévermogen en bestaat het gedeelte dat tot het bedrijfsvermogen wordt gerekend uit een stal en een hooiberg. Na een verbouwing zijn de koeien gestald in een schuur los van de stal. Sindsdien wordt het bedrijfsgedeelte niet meer gebruikt als stal. Tot 31 december 2005 stond de gehele stolpboerderij als bedrijfsvermogen op de balans van de eenmanszaak. Met toepassing van de zogenoemde werkafspraak is per die datum het woongedeelte naar het privévermogen overgebracht; de boekwinst op de ondergrond van dat woongedeelte is daarbij onder de landbouwvrijstelling gebracht. Het hof stelt voorop dat het gebruik van het bedrijfsgedeelte hoofdzakelijk in het verlengde lag van de woonfunctie en dat het gebruik ervan voor bedrijfsdoeleinden weinig intensief was. Het hof oordeelt dat de stolpboerderij – in haar geheel bezien – (reeds in 2005) in zo overheersende mate voor woondoeleinden werd gebruikt dat deze – inclusief het bedrijfsgedeelte – als woning dient te worden aangemerkt. Nu het bedrijfsgedeelte deel uitmaakt van de stolpboerderij als geheel, en het gebruik ervan niet los kan worden gezien van het gebruik van het woongedeelte, dient naar het oordeel van het hof bij overbrenging naar privé in 2005 een waardedruk wegens duurzame zelfbewoning in aanmerking te worden genomen.

NTFR 2012/2102 - Civielrechtelijk verjaarde vorderingen wegens geldlening en arbeid zijn niet aftrekbaar

ECLI:NL:GHARN:2012:BW8438, datum uitspraak 05-06-2012, publicatiedatum 15-06-2012
Aflevering 36, gepubliceerd op 06-09-2012 met annotatie van drs. M.P. de Lange-Snijders
Belanghebbende is in de jaren tachtig van de vorige eeuw een samenwerking aangegaan met A, die beweerdelijk een onderneming dreef. Belanghebbende heeft geld aan A geleend en arbeid voor hem verricht. Het geleende geld en een vergoeding voor de arbeid is door belanghebbende niet (terug)ontvangen, ook niet na verschillende juridische procedures. In 2006 zijn de civielrechtelijke vorderingen van belanghebbende op A verjaard. Daarom heeft belanghebbende die vorderingen (inclusief wettelijke rente en proceskosten) als negatief resultaat uit overige werkzaamheden in aanmerking genomen. De inspecteur heeft dat volgens het hof terecht niet toegestaan. De verstrekte geldleningen vielen onder de toepassing van de Wet IB 1964 namelijk in de onbelaste vermogenssfeer. Dit betekent dat ook onder de Wet IB 2001 aftrek niet mogelijk is. Ervan uitgaande – zoals belanghebbende stelt – dat de loonvordering in 1986 vorderbaar en inbaar was en aldus door belanghebbende in dat jaar was genoten, is die vordering in dat jaar overgegaan van de belaste sfeer van inkomsten uit arbeid naar de onbelaste vermogenssfeer. Aftrek onder de Wet IB 2001 is dan niet mogelijk.

NTFR 2012/2103 - Inkomen directeur woningstichting terecht gecorrigeerd

ECLI:NL:RBARN:2012:BX1120, datum uitspraak 12-07-2012, publicatiedatum 12-07-2012
Aflevering 36, gepubliceerd op 06-09-2012 met annotatie van prof. dr. J.P. Boer
Belanghebbende is directeur van woningstichting E. Naar aanleiding van een forensisch accountantsonderzoek is belanghebbende in januari 2009 op staande voet ontslagen. E heeft in maart 2009 aangifte gedaan vanwege het vermoeden van valsheid in geschrifte, verduistering in dienstbetrekking, bedrog in de jaarstukken en medewerking aan een verboden transactie door belanghebbende. Uit onderzoek is gebleken dat belanghebbende in 2002 een koop-/aannemingsovereenkomst heeft gesloten met M voor de bouw van een dubbelappartement. Door M zijn vervolgens diverse betalingen gedaan aan belanghebbende. Deze betalingen zijn door de inspecteur aangemerkt als belaste inkomsten van belanghebbende. Belanghebbende stelt dat de betalingen moeten worden aangemerkt als een lening.

NTFR 2012/2105 - Toerekening van standaardheffingskorting niet van invloed op arbeidskorting van 65-plusser

Aflevering 36, gepubliceerd op 06-09-2012 met annotatie van mr. P.T. van Arnhem
Belanghebbende heeft in 2010, naast een AOW-uitkering, loon van B bv genoten tot een bedrag van € 9.450. De verrekende arbeidskorting bedraagt € 168. Belanghebbende heeft deze arbeidskorting vermeld in haar aangifte IB/PVV. In de aanslag IB/PVV 2010 is een arbeidskorting van € 111 in aanmerking genomen. In geschil is of dat terecht is.

NTFR 2012/2106 - Oprentingslast nabetalingsverplichting is niet aftrekbaar omdat sprake is van een earn-outregeling

ECLI:NL:GHARN:2012:BW9470, datum uitspraak 19-06-2012, publicatiedatum 27-06-2012
Aflevering 36, gepubliceerd op 06-09-2012 met annotatie van mr. S. Wolvers
Belanghebbende heeft op 31 mei 2006 alle aandelen in een vennootschap gekocht. Partijen zijn daarbij een koopprijs overeengekomen die bestaat uit een basisdeel en een resultaatafhankelijk deel. Belanghebbende heeft de deelneming in 2006 geactiveerd voor de som van het basisdeel en de contante waarde van de toekomstige nabetalingen. Die contante waarde heeft zij ook als nabetalingsverplichting op haar balans opgenomen. Ultimo 2006 heeft belanghebbende haar nabetalingsverplichting verhoogd met een oprentingslast van € 54.367. Deze oprentingslast is door de inspecteur niet in aftrek toegelaten. Volgens het hof is dat terecht. Het gaat hier namelijk om een earn-outregeling als bedoeld in art. 13, lid 1, tweede volzin, Wet VPB 1969.

NTFR 2012/2107 - Herinvesteringsvoornemen moet op concernniveau worden beoordeeld

ECLI:NL:RBARN:2012:BX0446, datum uitspraak 03-07-2012, publicatiedatum 05-07-2012
Aflevering 36, gepubliceerd op 06-09-2012 met annotatie van mr. F. van Horzen
Belanghebbende heeft in de jaren 2005 en 2007 onroerende zaken verkocht. Voor de daarbij behaalde boekwinsten heeft belanghebbende herinvesteringsreserves gevormd. De inspecteur heeft de herinvesteringsreserves aan de winst toegevoegd op de grond dat geen sprake is van een herinvesteringsvoornemen. In geschil is of dat terecht is. Belanghebbende heeft ter onderbouwing van haar standpunt dat zij in de desbetreffende jaren een herinvesteringsvoornemen had, gewezen op het feit dat dit volgt uit de doelstelling en haar feitelijke werkzaamheden, bestaande uit het beleggen in verhuurd onroerend goed. Ook heeft belanghebbende erop gewezen dat zij onderdeel uitmaakt van een concern waarbinnen steeds onroerende zaken worden verworven, geëxploiteerd en verkocht.

NTFR 2012/2108 - Beantwoording Kamervragen over de erfbelasting over een niet-verkochte woning

Aflevering 36, gepubliceerd op 06-09-2012 geschreven door mr. F.A.M. Schoenmaker
In antwoord op Kamervragen laat de staatssecretaris weten dat sinds 1 januari 2012 528 verzoeken zijn gedaan om uitstel van betaling voor de erfbelasting bij een onverkocht huis. Daarvan zijn er nog 87 in behandeling. In 441 gevallen is uitstel van betaling verleend, waaronder 48 uitstellen die door hypothecaire zekerheid op de verworven onroerende zaak zijn afgedekt vanwege het feit dat het openstaande bedrag € 50.000 te boven gaat. Ongeveer 200 mensen hebben extra uitstel gevraagd om de erfbelasting te betalen, omdat zij ook twee jaar na het overlijden de woning niet kunnen verkopen. De ontvangers verlengen bij een niet-verkochte woning het reguliere uitstel van betaling van erfbelasting van één jaar in bijna alle gevallen. Het is derhalve niet nodig, aldus de staatssecretaris, om nadere maatregelen te treffen en het mogelijk te maken, zoals de vragenstellers voorstellen, om maximaal twee jaar uitstel bovenop het standaard jaar voor te schrijven. Verder is de staatssecretaris niet bereid de bijzondere uitstelfaciliteit voor het erven van de blote eigendom van een woning uit te breiden tot de volle eigendom van woningen. Erfgenamen die vóór 2012 een huis geërfd hebben en hun huis tegen een lagere prijs verkocht hebben dan de WOZ-waarde, moeten de WOZ-waarde aangeven.

NTFR 2012/2109 - VAR-wuo wekt vertrouwen dat inkomsten uit interim-werkzaamheden winst uit onderneming vormen

ECLI:NL:GHARN:2012:BX7771, datum uitspraak 11-09-2012, publicatiedatum 19-09-2012
Aflevering 36, gepubliceerd op 06-09-2012 met annotatie van dr. D. Molenaar
Belanghebbende verricht sinds 2003 op onregelmatige basis interim-managementwerkzaamheden in de gezondheidszorg. Voor 2007 en de daaropvolgende jaren heeft de inspecteur belanghebbende een VAR-wuo gegeven. Bij het vaststellen van de aanslag IB/PVV 2007 is de inspecteur ervan uitgegaan dat belanghebbende met de interim-werkzaamheden geen winst uit onderneming (met de daarbij behorende ondernemersfaciliteiten) geniet. Het hof deelt dat standpunt van de inspecteur, omdat belanghebbende met zijn interim-werkzaamheden geen ondernemingsrisico heeft gelopen. Niettemin krijgt belanghebbende de ondernemersfaciliteiten. Belanghebbende mocht volgens het hof namelijk vertrouwen ontlenen aan de afgegeven VAR-wuo.

NTFR 2012/2110 - Navordering en vergrijpboete voor verzwijgen resultaten gevoegde dochters zijn terecht

ECLI:NL:GHARN:2012:BW3433, datum uitspraak 11-04-2012, publicatiedatum 20-04-2012
Aflevering 36, gepubliceerd op 06-09-2012 met annotatie van mr. J.M. van der Vegt
Belanghebbende vormt met twee dochtervennootschappen een fiscale eenheid en drijft een belastingadviespraktijk. Omdat zij geen aangifte heeft gedaan, heeft de inspecteur ambtshalve een aanslag VPB 2005 opgelegd met een verzuimboete van € 226. In bezwaar heeft belanghebbende alsnog de aangiftegegevens verstrekt, echter zonder afzonderlijke gegevens over de resultaten van de gevoegde dochters te verstrekken. Naar aanleiding van deze aangifte heeft de inspecteur de aanslag verminderd tot nihil en een verliesvaststellingsbeschikking genomen. De verzuimboete is gehandhaafd. In het kader van de bezwaarprocedure over 2006 heeft de inspecteur de beschikking gekregen over nieuwe informatie (gegevens over de dochters) over 2005. Naar aanleiding daarvan heeft hij de onderhavige navorderingsaanslag opgelegd met een vergrijpboete van € 2.162 (25%). Belanghebbende bestrijdt de navorderingsaanslag en boetebeschikking, echter zonder succes. Volgens het hof beschikt de inspecteur over een nieuw feit. Voorts acht het hof de hoogte van de navorderingsaanslag correct, omdat belanghebbende niet slaagt in haar bewijslast met betrekking tot een geclaimde afschrijving op gebouwen. Wat betreft de boete is het hof van oordeel dat geen sprake is van een vrijwillige verbetering door belanghebbende, noch dat het ne-bis-in-idembeginsel is geschonden. De verzuim- en vergrijpboete zien namelijk op het bestraffen van verschillende gedragingen. Door in de bezwaarprocedure over 2005 onjuiste aangiftegegevens te verstrekken door niet de resultaten van de gevoegde dochters te vermelden, is volgens het hof sprake van grove schuld aan de zijde van belanghebbende.

NTFR 2012/2111 - Wegingsfactor 0,5 voor beroepsprocedure die uitsluitend gaat over proceskostenvergoeding in bezwaar

ECLI:NL:RBARN:2012:BX0243, datum uitspraak 28-06-2012, publicatiedatum 04-07-2012
Aflevering 36, gepubliceerd op 06-09-2012 met annotatie van mr. R.B.H. Beune
Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de WOZ-waarde van de woning van belanghebbende verminderd. Daarbij is aan belanghebbende een proceskostenvergoeding toegekend van € 635,23, waarvan een bedrag van € 193,33 (2 uren x € 96,67) ziet op de kosten van het taxatierapport. In geschil is de hoogte van de proceskostenvergoeding voor de taxatiekosten.

NTFR 2012/2112 - Navorderingsaanslagen aan bekenner KB-Luxrekening zijn voortvarend opgelegd

ECLI:NL:RBSGR:2012:BX3416, datum uitspraak 27-06-2012, publicatiedatum 02-08-2012
Aflevering 36, gepubliceerd op 06-09-2012 met annotatie van mr. P.G.M. Jansen
Belanghebbende is op 27 februari 2004 als KB-Luxrekeninghouder geïdentificeerd. Belanghebbende is vervolgens voor het eerst op 22 juni 2004 door de inspecteur aangeschreven om informatie over zijn KB-Luxrekening te verstrekken. Pas in december 2004 erkent belanghebbende rekeninghouder te zijn. Eind december 2004 zijn de eerste navorderingsaanslagen (IB 1992 en VB 1993) aan belanghebbende opgelegd. In december 2005 en december 2006 zijn de overige navorderingsaanslagen opgelegd. In geschil was onder meer of de inspecteur van de verlengde navorderingstermijn gebruik mocht maken. Volgens de rechtbank waren de navorderingsaanslagen, rekening houdend met het in acht te nemen zorgvuldigheidsbeginsel, voortvarend opgelegd. De eerste navorderingsaanslagen waren ter behoud van rechten opgelegd. Gelet op het zorgvuldigheidsbeginsel is het niet onredelijk dat de inspecteur eerst alle benodigde gegevens heeft afgewacht alvorens navorderingsaanslagen op te leggen. Dat de inspecteur medio 2005 een periode van zeven maanden lang niet richting belanghebbende heeft gecommuniceerd, acht de rechtbank in dit verband niet onredelijk lang. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat uit de tussen partijen gevoerde correspondentie en gesprekken valt af te leiden dat partijen de intentie hadden om een compromis te sluiten en dat zij hierover veelvuldig hebben gecorrespondeerd. Daarnaast beschikte de inspecteur niet eerder dan eind augustus 2006 over alle voor de heffing van belang zijnde relevante gegevens, daar belanghebbende toen pas duidelijkheid heeft verschaft over zijn mate van gerechtigdheid tot de KB-Luxrekening. De rechtbank vermindert de verhogingen en vergrijpboetes in verband met overschrijding van de redelijke termijn.

NTFR 2012/2113 - Nieuw belastingverdrag met Ethiopië ondertekend

Aflevering 36, gepubliceerd op 06-09-2012
Nederland en Ethiopië hebben op 10 augustus 2012 een nieuw belastingverdrag ondertekend. Dit ziet op belastingen naar het inkomen. Ingevolge het verdrag gaat voor dividenden een bronheffing gelden van 5% bij een aandelenbelang van minimaal 10%. Voor overige dividenden blijven de normale tarieven van de beide landen gelden. Voor interest en royalty’s gaat een tarief gelden van 5%. Over vergoedingen voor technische diensten zal geen bronheffing worden geheven. Bij de uitvoering van werken heeft Ethiopië een heffingsrecht indien deze meer dan zes maanden duren. Voorts voorziet het verdrag in de mogelijkheid van onderling overleg en arbitrage, alsmede in de uitwisseling van fiscale gegevens. De bij het nieuwsbericht gevoegde (Engelstalige) tekst van het verdrag is als brondocument opgenomen. Het verdrag moet nog in beide landen worden geratificeerd.

NTFR 2012/2116 - Bij overgang onderneming dient overnemer herzieningsomzetbelasting geheel te voldoen

ECLI:NL:GHAMS:2012:BX1552, datum uitspraak 05-07-2012, publicatiedatum 18-07-2012
Aflevering 36, gepubliceerd op 06-09-2012 met annotatie van mr. J.P.W.H.T. Becks en drs. J. van der Laan
Belanghebbende (een fiscale eenheid voor de omzetbelasting bestaande uit zes onderdelen) exploiteert en handelt in onroerend goed. Op 12 december 2007 heeft A (onderdeel van de fiscale eenheid ) een pand gekocht van een commanditaire vennootschap (cv). De cv had het gebouw in 2003 gekocht met btw en had deze btw geheel in aftrek gebracht. Vanaf 1 januari 2007 verhuurde de cv een deel van het gebouw met vrijstelling omzetbelasting. Op de levering aan A is art. 37d (destijds 31) Wet OB 1968 van toepassing. A heeft over de periode 12 tot en met 31 december 2007 herzieningsomzetbelasting aangegeven. Met Rechtbank Haarlem is het hof van oordeel dat de herzieningsregels niet voorzien in de mogelijkheid dat herziening deels door de overdrager en deels door de overnemer plaatsvindt. Bij een overgang als bedoeld in art. 37d Wet OB 1968 is bepaald dat de overnemer in de plaats treedt van de overdrager. De overnemer dient dan ook de herzieningsomzetbelasting over het gehele boekjaar te voldoen.

NTFR 2012/2118 - Gevolgen wijziging verhoging btw-tarief

Aflevering 36, gepubliceerd op 06-09-2012 geschreven door E.H. van den Elsen
De regeling bevat wijzigingen van de Uitvoeringsbeschikking OB 1968 die voortvloeien uit de verhoging van het btw-tarief in de Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013 per 1 oktober 2012 van 19% naar 21%.