Aflevering 35

Gepubliceerd op 30 augustus 2012

NTFR 2012/2056 - De btw-tariefwijzigingen van Rutte; daadkracht en visie?

Aflevering 35, gepubliceerd op 30-08-2012 geschreven door prof. mr. dr. R.A. Wolf
Men kan het inmiddels demissionaire kabinet-Rutte veel verwijten, maar niet dat het onvoldoende daadkracht heeft getoond als het gaat om het wijzigen van btw-tarieven. Met maar liefst drie – al dan niet kortstondige – tariefwijzigingen op zijn naam heeft het kabinet zijn sporen in het zand achtergelaten. In deze Opinie behandel ik in vogelvlucht de wijzigingen en ga ik op zoek naar btw-complicaties.

NTFR 2012/2057 - Brief over fraudebestrijding toeslagen

Aflevering 35, gepubliceerd op 30-08-2012
De staatssecretaris stuurt, mede namens de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Sociale Zaken en Werkgelegenheid, een brief aan de Tweede Kamer over fraudebestrijding bij de Belastingdienst/Toeslagen.

NTFR 2012/2058 - Waarde in het economisch verkeer van kapitaalverzekeringen bij een eigen bv

ECLI:NL:PHR:2012:BX4024, datum uitspraak 21-12-2012, publicatiedatum 21-12-2012
Aflevering 35, gepubliceerd op 30-08-2012 met annotatie van mr. M.E. Kastelein
Belanghebbende houdt (middellijk) aanmerkelijke belangen in twee bv’s. Met beide heeft hij diverse kapitaalverzekeringen afgesloten. Hij heeft vóór 1 januari 2001 premies betaald, waarin een kostenopslag ad 5% was begrepen. Bij de invoering van de Wet IB 2001 per 1 januari 2001 heeft de belanghebbende de polissen op de openingsbalans van zijn werkzaamheidsvermogen opgenomen voor de totale reservewaarde plus het totaalbedrag van de opslagen. Op 15 januari 2001 heeft hij twee kapitaalverzekeringen doen afkopen voor 98% van hun reservewaarde. In zijn aangifte IB 2001 heeft de belanghebbende de geactiveerde opslagen en de 2%-punten verschil tussen reservewaarde en de afkoopwaarde ten laste van zijn belastbaar inkomen uit werk en woning gebracht. De inspecteur heeft deze kostenposten geschrapt.

NTFR 2012/2059 - Ongevallenuitkeringen aan hoofdagent ten dele belast

ECLI:NL:GHARN:2012:BX4777, datum uitspraak 10-07-2012, publicatiedatum 15-08-2012
Aflevering 35, gepubliceerd op 30-08-2012 met annotatie van mr. J.D. Schouten
Belanghebbende, een hoofdagent, heeft in het kader van zijn dienstbetrekking meegedaan aan rijoefeningen op de motor. Hierbij heeft hij een ongeval gekregen met ernstige verwondingen. In 2009 heeft belanghebbende van zijn werkgever twee uitkeringen ontvangen. Een uitkering van € 39.711 op grond van een door zijn werkgever afgesloten collectieve dienstongevallenverzekering en een uitkering van € 8.848. Deze tweede uitkering is door de verzekeraar van een collectieve privéongevallenverzekering uitbetaald aan de werkgever die het bedrag vervolgens heeft doorbetaald aan belanghebbende. In geschil is of de uitkeringen zijn belast. Voor de eerste uitkering beantwoordt het hof die vraag bevestigend. De uitkering die haar grond vindt in art. 54a Besluit algemene rechtspositie politie vloeit namelijk voort uit de dienstbetrekking (de aanspraak was vrijgesteld). De tweede uitkering van € 8.848 is volgens het hof niet belast. Er bestond voor belanghebbende namelijk geen (vrijgestelde) aanspraak op de uitkering en de uitkering vindt niet haar grond in de dienstbetrekking.

NTFR 2012/2061 - Navorderingsaanslag met betrekking tot gerichte lijfrenteverzekering in strijd met zorgvuldigheidsbeginsel

ECLI:NL:GHLEE:2012:BW9715, datum uitspraak 26-06-2012, publicatiedatum 28-06-2012
Aflevering 35, gepubliceerd op 30-08-2012 met annotatie van mr. M.E. Kastelein
Belanghebbende heeft in 1997 een gerichte lijfrenteverzekering afgesloten. In 2003 is de verzekering premievrij gemaakt. In 2007 heeft belanghebbende van de verzekeraar bericht ontvangen dat de lijfrenteverzekering expireert per 1 juni 2007. Belanghebbende heeft in 2007 het kapitaal niet aangegeven als negatieve uitgave voor inkomensvoorzieningen. De aanslag is conform de aangifte opgelegd. In april 2009 schrijft belanghebbende aan de inspecteur dat hij door een misverstand de lijfrente in 2007 niet heeft verlengd en hij verzoekt alsnog de fiscaal vriendelijke regeling op de polis toe te passen. De inspecteur stelt dat de verzekering is afgekocht en legt een navorderingsaanslag op. In geschil is of de navorderingsaanslag terecht is opgelegd. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende niet te kwader trouw is. Verder staat vast dat de verzekeraar in 2007 aan belanghebbende geen bedrag heeft uitbetaald en niet gesteld of gebleken is dat de verzekeraar in 2007 het kapitaal aan belanghebbende zou hebben uitbetaald als hij daarom zou hebben verzocht. De inspecteur verwijst naar HR 16 september 1981, nr. 20.729, LJN: AW9259 en stelt dat in casu sprake is van een met afkoop van de polis gelijk te stellen situatie. Het hof overweegt dat sprake is van een gerichte lijfrente en dat het lijfrentekapitaal op de einddatum slechts een rekengrootheid is en dat dit kapitaal niet in contanten kan worden uitgekeerd, maar dat de aanspraak slechts kan worden uitgekeerd in de vorm van een oudedagslijfrente en dat de aanspraak niet kon worden afgekocht. Het niet tijdig verzoeken om verlenging van de lijfrenteverzekering door belanghebbende kan niet worden gelijkgesteld met de uitkering van enig kapitaal. De opgelegde navorderingsaanslag wordt vernietigd.

NTFR 2012/2063 - Analyses CPB en DNB van de hervorming woningmarkt op grond van het Begrotingsakkoord 2013

Aflevering 35, gepubliceerd op 30-08-2012
De minister van Financiën stuurt een brief aan de Tweede Kamer over de analyses van het Centraal Planbureau en De Nederlandse Bank van de hervorming van de woningmarkt die is opgenomen in het Begrotingsakkoord 2013. Onderdelen van deze hervorming zijn de verlaging van de overdrachtsbelasting, de beperking van eigenwoningrenteaftrek tot leningen waarop in maximaal 30 jaar ten minste annuïtair wordt afgelost en de verhuurdersbelasting.

NTFR 2012/2064 - Fiscus in beroep tegen uitspraak erfbelasting

Aflevering 35, gepubliceerd op 30-08-2012
De fiscus gaat in beroep tegen de uitspraak van Rechtbank Breda die de vrijstelling voor ondernemingsvermogen ook wil laten gelden voor privévermogen. ‘De bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet is wat de wetgever betreft expliciet bedoeld voor ondernemers: de bedoeling is immers om bedrijfsopvolgingen fiscaal zo soepel mogelijk te laten verlopen. Vooral familiebedrijven maken gebruik van deze regeling waarmee de heffing van erf- en schenkbelasting wordt beperkt’, aldus staatssecretaris Frans Weekers van Financiën. Volgens Rechtbank Breda zou de vrijstelling voor ondernemingsvermogen ook moeten gelden voor privévermogen. Andere rechters waaronder de Hoge Raad stelden de Belastingdienst eerder in het gelijk. Zo oordeelde Hof Arnhem dat de vrijstelling voor ondernemers niet kon worden toegepast in andere situaties en wees de claim van onaanvaardbare discriminatie af. De Hoge Raad bevestigde deze uitspraak van het gerechtshof.

NTFR 2012/2065 - Beantwoording Kamervragen over bedrijfsopvolgingsregeling SW 1956

Aflevering 35, gepubliceerd op 30-08-2012 geschreven door mr. F.A.M. Schoenmaker
In de uitspraak van 13 juli 2012 oordeelde Rechtbank Breda de vrijstelling voor ondernemingsvermogen in de SW 1956 in strijd met het gelijkheidsbeginsel. In zijn antwoorden op vragen over deze uitspraak van Kamerlid Omtzigt verwijst de staatssecretaris naar HR 9 december 2011, nr. 11/02099, NTFR 2011/2811. De Hoge Raad heeft in die zaak impliciet beslist – namelijk door bevestiging van de oordelen van rechtbank en hof – dat de faciliteit van de bedrijfsopvolgingsregeling in de SW 1956 niet in strijd is met het discriminatieverbod zoals neergelegd in art.14 EVRM en art. 26 BUPO. Hij vindt dat de Hoge Raad daarmee voldoende duidelijkheid heeft gecreëerd. Het valt binnen de ruime beoordelingsvrijheid (‘wide margin of appreciation’) die de wetgever nu eenmaal heeft. De intentie van de wetgever is geweest bedrijfsopvolgingen zo min mogelijk te laten belemmeren door een heffing van schenk- en erfbelasting.

NTFR 2012/2067 - Navordering bij kenbare fout van art. 16, lid 2c, AWR geldt niet voor belastingaanslag die is vastgesteld voor 1 januari 2010

ECLI:NL:GHLEE:2012:BX2697, datum uitspraak 10-07-2012, publicatiedatum 25-07-2012
Aflevering 35, gepubliceerd op 30-08-2012 met annotatie van mr. V.M. Maat
Op 25 november 2009 wordt aan belanghebbende een navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2004 opgelegd. In de (hoger)beroepsfase wordt abusievelijk deze navorderingsaanslag op nihil gesteld. De inspecteur legt opnieuw een navorderingsaanslag op naar dezelfde bedragen. De datum daarvan is 24 juni 2011. Daarvoor past hij art. 16, lid 2c, AWR toe. Daarin is vanaf 1 januari 2010 bepaald dat navordering mede kan plaatsvinden in alle gevallen waarin te weinig belasting is geheven omdat ten gevolge van een fout een aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld, hetgeen de belastingplichtige redelijkerwijs kenbaar was. Hof Leeuwarden is van oordeel dat dit artikel de inspecteur in het onderhavige geval niet kan helpen. De nieuwe navorderingsaanslag dient tot herstel van een foutieve vermindering van de oorspronkelijke navorderingsaanslag van 24 juni 2009. Volgens het overgangsrecht vindt art. 16, lid 2c, AWR geen toepassing ten aanzien van belastingaanslagen die zijn vastgesteld voor 1 januari 2010.

NTFR 2012/2069 - Gemeente weigert ten onrechte proceskostenvergoeding voor taxatiekosten

ECLI:NL:RBARN:2012:BW8750, datum uitspraak 24-05-2012, publicatiedatum 19-06-2012
Aflevering 35, gepubliceerd op 30-08-2012 met annotatie van mr. P.A. Caljé
Belanghebbende heeft met behulp van een gemachtigde bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking van zijn woning. Naar aanleiding van dit bezwaar heeft de heffingsambtenaar aangekondigd voornemens te zijn de waarde te verlagen van € 473.000 naar € 455.000. Vervolgens heeft de gemachtigde een taxateur ingeschakeld om het voorstel van de heffingsambtenaar te toetsen. De taxateur heeft zijn bevindingen neergelegd in een taxatiekaart. Voor deze werkzaamheden heeft de taxateur € 142,80 (1,5 uur x € 80 + btw) in rekening gebracht. Naar aanleiding van het taxatieadvies accepteert belanghebbende de voorgenomen vermindering van de waarde. In geschil is of belanghebbende recht heeft op een proceskostenvergoeding voor de taxatiekosten.

NTFR 2012/2075 - Belanghebbenden moeten als inwoners van Nederland worden aangemerkt

ECLI:NL:RBSGR:2011:BV0630, datum uitspraak 23-12-2011, publicatiedatum 17-02-2012
Aflevering 35, gepubliceerd op 30-08-2012 met annotatie van drs. R.P. Bitter
Belanghebbenden hebben zowel in Nederland als in België een duurzaam woonhuis tot hun beschikking. Naar het oordeel van de rechtbank zijn hun persoonlijke en economische betrekkingen het nauwst met Nederland, zodat zij zowel voor de toepassing van de Nederlandse wetgeving als voor de toepassing van het belastingverdrag met België als inwoners van Nederland moeten worden aangemerkt. Daarom zijn zij terecht in de belastingheffing betrokken als binnenlandse belastingplichtigen. De afkoop van een oudedagslijfrente, een stamrecht alsmede de liquidatie-uitkeringen van hun bv’s zijn dus terecht in de Nederlandse belastingheffing betrokken. Met betrekking tot de opgelegde vergrijpboetes oordeelt de rechtbank dat verweerder niet slaagt in de op hem rustende bewijslast dat aan de zijde van eisers sprake is van (voorwaardelijke) opzet. De boetes worden daarom vernietigd.

NTFR 2012/2076 - Beoordeling juistheid naheffingsaanslag OB hangt niet af van IB-verrekening of OB-verrekening ander tijdvak

ECLI:NL:HR:2012:BW7075, datum uitspraak 01-06-2012, publicatiedatum 01-06-2012
Aflevering 35, gepubliceerd op 30-08-2012 met annotatie van mr. P.F. Zijlstra
Aan belanghebbende is over 2003 een naheffingsaanslag OB met een verzuimboete opgelegd. Hof Den Bosch heeft de naheffingsaanslag en boetebeschikking gehandhaafd. Daarbij heeft het hof overwogen dat belanghebbende in hoger beroep geen nieuwe argumenten heeft aangevoerd. Volgens de Hoge Raad is dat niet juist. Voorts heeft het hof een stelling van belanghebbende over de invloed van de aanslag IB/PVV 2003 niet behandeld. Tot cassatie kan dit echter niet leiden, omdat voor de beantwoording van de vraag of de onderhavige naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd niet van belang is of het bedrag aan omzetbelasting kan worden verrekend met een teruggaaf van IB/PVV of met een teruggaaf van omzetbelasting over een ander tijdvak. Anders dan belanghebbende stelt, heeft het hof zich wel over de verzuimboete uitgelaten. Dat oordeel is cassatieproof.

NTFR 2012/2077 - Servicecertificaat vormt een bijkomende prestatie die het fiscale lot van de hoofdprestatie (levering apparaat) deelt

ECLI:NL:HR:2012:BT2197, datum uitspraak 10-08-2012, publicatiedatum 10-08-2012
Aflevering 35, gepubliceerd op 30-08-2012 met annotatie van mr. P.F. Zijlstra
Belanghebbende verkoopt huishoudelijke apparaten. Bij aankoop van een apparaat kan de klant tegen extra betaling tevens een servicecertificaat aanschaffen. Volgens belanghebbende vormt het tegen vergoeding verschaffen van het servicecertificaat een afzonderlijke vrijgestelde dienst. De Hoge Raad zet uiteen dat, anders dan Hof Den Bosch (2 juni 2010, nr. 08/00719, NTFR 2010/2579) heeft geoordeeld, objectief gezien hier geen sprake is van één ondeelbare economische prestatie. Niettemin is de door het servicecertificaat belichaamde prestatie, evenals de levering van apparaat, belast. Dit omdat de levering van het apparaat een hoofdprestatie vormt en de door het servicecertificaat belichaamde prestatie een bijkomende. Alsdan delen beide prestaties fiscaal hetzelfde lot.

NTFR 2012/2078 - Btw-vriendelijke structuur met schoolgebouw en sporthal vormt geen misbruik van recht

Aflevering 35, gepubliceerd op 30-08-2012 met annotatie van mr. A. Vroon
Belanghebbende, een gemeente, heeft een schoolgebouw en een sporthal laten bouwen. De daarop drukkende omzetbelasting heeft zij in aftrek gebracht. Het schoolgebouw was bestemd voor gebruik door drie basisscholen. De sporthal was bestemd te worden gebruikt door de drie basisscholen en door sportverenigingen. Na gereedkoming zijn de gebouwen overgedragen aan een stichting voor een prijs van ongeveer 15% van de stichtingskosten. De financiële middelen voor de aanschaf heeft de stichting geput uit een door belanghebbende verstrekte lening. Volgens Hof Den Haag heeft de inspecteur terecht de in aftrek gebrachte omzetbelasting nageheven. Er is volgens het hof weliswaar sprake van een levering, maar ‘misbruik van recht’ verhindert de aftrek volgens het hof. De Hoge Raad deelt de visie dat sprake is van ‘een levering’, maar niet dat de door belanghebbende verrichte rechtshandelingen ‘misbruik van recht’ opleveren. Dit gelet op de taken en bevoegdheden van de gemeente in het kader van de Wet op het primair basisonderwijs. De Hoge Raad benadrukt nog wel dat de inspecteur niet heeft gesteld dat de overeengekomen vergoeding kunstmatig is, in die zin dat belanghebbende, alle omstandigheden in aanmerking genomen, in wezen geen of slechts een symbolische vergoeding van de stichting heeft bedongen en ontvangen. In dat geval zou belanghebbende met betrekking tot het schoolgebouw namelijk geen economische activiteit hebben verricht en ter zake van het schoolgebouw geen recht op aftrek hebben gehad.

NTFR 2012/2080 - Voor aan aandeelhouder verkochte Ferrari moet subjectieve waarde worden gehanteerd

ECLI:NL:GHARN:2012:BX0556, datum uitspraak 26-06-2012, publicatiedatum 06-07-2012
Aflevering 35, gepubliceerd op 30-08-2012 met annotatie van mr. I.R.J. Thijssen
Belanghebbende, een bv, heeft in 2003 een Ferrari gekocht van een in Zwitserland wonend persoon. De koopsom bedroeg € 92.000. Belanghebbende heeft de auto voor € 100.000 – de koopsom vermeerderd met de gemaakte transportkosten – doorverkocht aan haar enig aandeelhouder. Volgens de inspecteur had de Ferrari in 2003 (ten minste) een waarde van € 1.500.000. Voor de vennootschapsbelasting heeft hij een verkapte uitdeling van € 1.400.000 in aanmerking genomen. Voor de omzetbelasting is de inspecteur ervan uitgegaan dat belanghebbende over € 1.500.000 omzetbelasting is verschuldigd. Daarom heeft hij de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd. Het hof vernietigt die aanslag. Als maatstaf van heffing voor de omzetbelasting moet namelijk de subjectieve – tussen partijen overeengekomen – waarde worden genomen. Dat de tegenprestatie lager of hoger is dan de waarde in het economische verkeer van de levering doet niet ter zake.

NTFR 2012/2081 - Na verwijzing: ingevoerde Bentley vormt een 'nieuw voertuig'

ECLI:NL:GHARN:2012:BX4775, datum uitspraak 10-07-2012, publicatiedatum 15-08-2012
Aflevering 35, gepubliceerd op 30-08-2012 met annotatie van mr. J. Rolleman
Belanghebbende heeft aangifte gedaan ter zake van de registratie van een personenauto (een Bentley) die vanuit Duitsland is overgebracht. Belanghebbende heeft € 56.124 aan BPM voldaan. Volgens de inspecteur diende belanghebbende € 69.544 te voldoen. Hof Den Bosch (2 december 2010, nr. 09/00088, NTFR 2011/699) gelastte de inspecteur een teruggaaf van € 13.420 te verlenen. De Hoge Raad (16 september 2011, nr. 11/00092, NTFR 2011/2263) heeft deze uitspraak gecasseerd, omdat het hof had verzuimd een klacht van belanghebbende te behandelen. De Hoge Raad verwees de zaak naar Hof Arnhem. In de verwijzingsprocedure strijden partijen erover of de auto als een nieuw voertuig moet worden aangemerkt. Het hof beantwoordt die vraag (in het kader van het gemeenschapsrecht) bevestigend. Het hof hecht daarbij belang aan het feit dat de Nederlandse koper de eerste gebruiker is, deze bereid was meer te betalen dan de catalogusprijs en dat met de auto slechts een gering aantal kilometers was gereden. Dat de auto in Duitsland was geregistreerd en zeer licht beschadigd was, doet aan de conclusie ‘nieuw voertuig’ niet af. Dit geldt ook voor de omstandigheid dat de Leidraad BPM een reeds in een andere lidstaat geregistreerde auto als ‘gebruikt’ aanmerkt. Deze laatste omstandigheid brengt ook niet mee dat bij het berekenen van de verschuldigde BPM moet worden uitgegaan van de inkoopwaarde.

NTFR 2012/2082 - Terechte naheffingsaanslagen en boetes voor transportondernemer die niet tijdig BZM op aangifte voldoet

ECLI:NL:RBARN:2012:BX0176, datum uitspraak 26-06-2012, publicatiedatum 03-07-2012
Aflevering 35, gepubliceerd op 30-08-2012 met annotatie van mr. M.H. Schoonhoven
Belanghebbende, een transportondernemer, heeft in de periode van 12 maart 2011 tot en met 30 maart 2011 met verschillende vrachtauto’s, waarvan belanghebbende op dat moment volgens de kentekenregistratie houder was, in Nederland gebruikgemaakt van de autosnelweg en wel over een lengte van ongeveer één kilometer. Belanghebbende heeft niet vóór de aanvang van het gebruik van de autosnelweg de belasting zware motorrijtuigen (BZM) op aangifte voldaan. In verband daarmee zijn aan belanghebbende verschillende naheffingsaanslagen en boetes opgelegd.

NTFR 2012/2083 - Gemeente heeft onvoldoende kenbaar gemaakt dat parkeerbelasting was verschuldigd op extra koopavond

ECLI:NL:RBARN:2012:BX1000, datum uitspraak 12-07-2012, publicatiedatum 12-07-2012
Aflevering 35, gepubliceerd op 30-08-2012 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
Belanghebbende heeft zijn auto op vrijdagavond 2 december 2011 op een parkeerplaats geparkeerd in de gemeente Nijmegen. Deze vrijdagavond was een extra koopavond in verband met Sinterklaas. Omdat belanghebbende geen parkeerbelasting heeft voldaan, is aan hem een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. In geschil is of dat terecht is. Belanghebbende stelt dat het voor hem niet voldoende kenbaar was dat er een extra koopavond was en dat daarom parkeerbelasting was verschuldigd.