Aflevering 28

Gepubliceerd op 11 juli 2013

NTFR 2013/1371 - Btw en het risico van dubbele bindingen

Aflevering 28, gepubliceerd op 11-07-2013 geschreven door prof. mr. dr. R.A. Wolf
Een ‘dubbele binding’ is een in de antropologie ontwikkeld leerstuk.De term ‘dubbele binding’ werd voor het eerst gebruikt in een publicatie uit 1956 van de Amerikaanse antropoloog Gregory Bateson en een aantal van zijn collega's. Van een dubbele binding is sprake als iemand twee instructies ontvangt die elkaar uitsluiten. Het opvolgen van de ene instructie betekent dat de andere instructie geweld wordt aangedaan. Wat hij ook doet, de ontvanger van de instructies doet het altijd verkeerd. Opgroeien met onophoudelijke dubbele bindingen in de gezinssituatie zou kunnen leiden tot verwarde denk- en communicatiepatronen. Dubbele bindingen kunnen dus maar beter vermeden worden.

NTFR 2013/1372 - Aanpassing enkele uitvoeringsbesluiten

Aflevering 28, gepubliceerd op 11-07-2013
Diverse fiscale uitvoeringsbesluiten zijn gewijzigd bij het Besluit tot wijziging van enige uitvoeringsbesluiten. De wijzigingen bestaan uit een aanpassing van de btw-vrijstelling voor het beroepsonderwijs en een aanpassing van de vrijstelling bij interne reorganisaties van overdrachtsbelasting. Daarnaast zijn technische en redactionele wijzigingen aangebracht, onder meer in verband met het inwerking treden van het Verdrag van Lissabon.

NTFR 2013/1373 - Wijziging Uitv.reg. WA (invoering tijdelijke willekeurige afschrijving)

Aflevering 28, gepubliceerd op 11-07-2013
De staatssecretaris heeft de Uitvoeringsregeling willekeurige afschrijving (Uitv.reg. WA) gewijzigd. De reden is de invoering van de tijdelijke willekeurige afschrijving voor investeringen in de periode 1 juli 2013 tot en met 31 december 2013. In 2013 mag eenmalig 50% van het afschrijvingsbedrag willekeurig worden afgeschreven. De wijziging treedt in werking op 3 juli 2013 en werkt terug tot en met 1 juli 2013.

NTFR 2013/1374 - Stand van zaken wetsvoorstel 'Versobering pensioenopbouw'

Aflevering 28, gepubliceerd op 11-07-2013
De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft, mede namens de staatssecretaris van Financiën, een brief aan de Tweede Kamer gestuurd over het overleg met de sociale partners. Dit overleg heeft plaatsgevonden vanwege de wens van enkele Tweede Kamerleden om te komen tot verlaging van de pensioenpremies. De sociale partners houden vast aan het Sociaal Akkoord en zien de vaststelling van de pensioenpremies als zaak van de pensioenfondsen. Wel hebben zij begrip voor de wens en zullen hun leden daarop wijzen.

NTFR 2013/1375 - Verzekeringsplicht van Rijnvarende

ECLI:NL:PHR:2013:CA0827, datum uitspraak 19-04-2013, publicatiedatum 24-05-2013
Aflevering 28, gepubliceerd op 11-07-2013 met annotatie van mr. J.C.L.M. Fijen
Belanghebbende woonde in Nederland en was in dienst bij een in Luxemburg gevestigd bedrijf dat personeel ter beschikking stelt aan de binnenscheepvaart. Hij werkte op een schip van een in Nederland gevestigd bedrijf. Voor dat schip is een Rijnvaartverklaring afgegeven. Het voer mede op de Rijn. De Luxemburgse autoriteiten hebben aan de belanghebbende op zijn verzoek een E 101-verklaring afgegeven inzake sociale verzekering in Luxemburg. Hij heeft in Luxemburg ook premies betaald en vraagt nu in Nederland vrijstelling. De inspecteur heeft die geweigerd omdat zijns inziens het Rijnvarendenverdrag (RV) met voorrang boven Vo. (EEG) 1408/71 Nederland aanwees als verzekeringsstaat.

NTFR 2013/1377 - Geen bewijs voor de geclaimde aftrek kosten eigen woning

ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ7227, datum uitspraak 11-04-2013, publicatiedatum 17-04-2013
Aflevering 28, gepubliceerd op 11-07-2013 met annotatie van mr. H.A. Elbert
Belanghebbende en mevrouw X hebben in 2004 een woning gekocht en hiervoor een hypothecaire lening afgesloten ten bedrage van € 353.000. In zijn aangifte IB/PVV heeft belanghebbende een bedrag van € 23.606 aan hypotheekrente in aftrek gebracht. Uit de op verzoek van de inspecteur overgelegde betalingsbewijzen kan een rentebedrag van € 12.450 worden afgeleid. In hoger beroep overlegt belanghebbende een jaaroverzicht van de SNS Bank waarop een hypotheekrente van € 12.486,42 is aangegeven. Het hof is dan ook van oordeel dat belanghebbende de in aftrek gebrachte hypotheekrente van € 23.606 niet heeft bewezen. Het hof wijst het verzoek van de inspecteur op interne compensatie toe. Belanghebbende had slechts recht op aftrek van de helft van het bedrag van € 12.486,42 omdat deze rente is betaald voor een hypothecaire lening die door zowel belanghebbende als mevrouw X, die geen fiscaal partner is van belanghebbende, is aangegaan voor een woning die door hen beiden tezamen is gekocht.

NTFR 2013/1378 - Afwaardering vordering dga op bv wordt slechts beperkt toegestaan

ECLI:NL:GHAMS:2012:BX8796, datum uitspraak 20-09-2012, publicatiedatum 03-10-2012
Aflevering 28, gepubliceerd op 11-07-2013 met annotatie van mr. R.H.J. Aelen
Belanghebbende bezit 30% van de aandelen en zijn echtgenote 70% van de aandelen in een bv. Belanghebbende is daarnaast in dienst bij de bv. Belanghebbende en zijn echtgenote hebben een vordering in rekening-courant op de bv waartoe belanghebbende voor de helft gerechtigd is. Naast de vordering op de bv heeft belanghebbende een schuld in rekening-courant aan de bv. De vordering is in de aangifte van belanghebbende IB/PVV voor het jaar 2007 opgenomen als row (box 1). De schuld is opgenomen in box 3. In 2007 heeft belanghebbende (en zijn echtgenote) de aandelen verkocht. In zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2007 heeft belanghebbende zijn vordering op de bv ad € 220.191 afgewaardeerd tot nihil, ten laste van het row, waarna een negatief belastbaar inkomen in box 1 resteert. In box 2 heeft belanghebbende een verlies uit aanmerkelijk belang vermeld van € 18.199. Het aangegeven belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2) bedraagt nihil. Verder heeft belanghebbende in deze aangifte zijn schuld aan de bv per ultimo 2007 in box 3 opgenomen voor nihil. Het aangegeven belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (box 3) bedraagt (eveneens) nihil. De inspecteur heeft het inkomen in box 1 gecorrigeerd. Zowel Rechtbank Haarlem als het hof begrijpen de overeenkomst tot verkoop van de aandelen zo dat voorafgaand aan de verkoop en levering van de aandelen op ‘closing’ de vordering van belanghebbende op de bv en zijn schuld aan de bv met elkaar zijn verrekend waarna de per saldo resterende vordering op de bv voor één euro is verkocht aan de koper van de aandelen. Alsdan is vóór closing de vordering van belanghebbende op de bv voor een bedrag van € 184.455 voldaan door verrekening, waarna het resterende saldo ad € 35.736 op closing is verkocht aan een derde voor (de facto) nihil zodat belanghebbende op zijn vordering (per saldo) een verlies lijdt van € 35.736. Door verrekening zijn de vordering en de schuld van belanghebbende tot hun gemeenschappelijke beloop tenietgegaan en bleef een vordering van belanghebbende over tot een nominaal bedrag van € 35.736. Van afwaardering van deze vordering tot meer dan het beloop van het nominale bedrag van € 35.736 kan geen sprake zijn.

NTFR 2013/1379 - Betaalde optiepremies van door tijdsverloop vervallen putopties vallen niet onder ab-regime

ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ9394, datum uitspraak 28-03-2013, publicatiedatum 08-05-2013
Aflevering 28, gepubliceerd op 11-07-2013 met annotatie van drs. R.P. Bitter
Belanghebbende houdt een pakket aandelen in een vennootschap. Dit pakket vormt een fictief aanmerkelijk belang. In de jaren 2001 en 2002 heeft belanghebbende putopties verworven op zijn aandelen in de vennootschap tegen betaling van een premie. Deze optierechten zijn vervallen door het verstrijken van de looptijd. In 2004 heeft belanghebbende een deel van zijn aandelenpakket in de vennootschap vervreemd. Het hof verwerpt de stelling van belanghebbende dat hij een deel van de door hem betaalde premies voor geëxpireerde putopties in mindering mag brengen op het in 2004 door hem genoten belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang. Met het brengen van koopopties onder de reikwijdte van de ab-regeling – welke wijziging mede is bedoeld als anti-ontgaansmaatregel – heeft de wetgever weliswaar beoogd om ook de waardeontwikkelingen die door middel van dergelijke koopopties tot uitdrukking komen onder het ab-regime te brengen, maar uit de wettekst noch de parlementaire geschiedenis kan worden afgeleid dat de wetgever de door belanghebbende gestelde, verder strekkende hoofdregel heeft willen invoeren om alle optierechten, ook putopties die reeds door tijdsverloop zijn vervallen, onder de werking van het ab-regime te brengen.

NTFR 2013/1382 - Geen overdracht heffingsvrij vermogen door bij NAVO werkzame echtgenote

ECLI:NL:PHR:2013:CA0313, datum uitspraak 09-04-2013, publicatiedatum 16-05-2013
Aflevering 28, gepubliceerd op 11-07-2013 met annotatie van mr. A.A. Fase
Belanghebbende, zijn echtgenote en hun drie minderjarige kinderen wonen in Nederland. Belanghebbende is Nederlander en werkt in loondienst in Nederland. Zijn echtgenote is Britse en werkt bij een onderdeel van de NAVO, te weten bij de NAPMA. Het NAPMA-inkomen is vrijgesteld. Belanghebbende en zijn echtgenote bezitten samen een tweede woning in Nederland die zij belanghebbende hebben toegedeeld. Het overige box 3 vermogen is aan de echtgenote toegedeeld.

NTFR 2013/1383 - Bekendmaking procedures massaal bezwaar schenk- en erfbelasting

Aflevering 28, gepubliceerd op 11-07-2013
De staatssecretaris van Financiën maakt in een kennisgeving de rolnummers bekend van de zaken die zijn geselecteerd in het kader van het massaal bezwaar als bedoeld in art. 25a AWR tegen aanslagen erf- en schenkbelasting waarbij voor niet-ondernemingsvermogen geen bedrijfsopvolgingsfaciliteit wordt verleend. Hij voldoet daarmee aan de aankondiging in zijn brief van 25 oktober 2012 aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2012-2013, 33 457, nr. 1).

NTFR 2013/1384 - Nota van wijziging Mediawet. Vrijstelling overdrachtsbelasting bij samengaan omroepen

Aflevering 28, gepubliceerd op 11-07-2013
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een nota van wijziging naar de Tweede Kamer gestuurd bij het wetsvoorstel Wijziging van de Mediawet 2008 teneinde het stelsel van de landelijke publieke omroep te moderniseren (33 541). De overdracht van onroerende zaken vanwege fusie tot een nieuwe omroepvereniging of de oprichting van een samenwerkingsomroep wordt vrijgesteld van overdrachtsbelasting. De vrijstelling geldt voor onroerende zaken die al in bezit zijn van een omroepvereniging of een opvolgende rechtspersoon. Onroerende zaken die buiten beide varianten voor de vorming van een omroeporganisatie om worden verkregen door de omroeporganisatie, zijn niet vrijgesteld van overdrachtsbelasting. Verder geldt deze vrijstelling uitsluitend tot 1 juli 2015. Dit is de (beoogde) laatst mogelijke datum waarop de omroeporganisaties kunnen worden erkend, en waarna redelijkerwijs geen fusie of oprichting van een samenwerkingsomroep meer het geval kan zijn voor de periode 2016-2021.

NTFR 2013/1385 - KB-Lux: Bewijsvermoeden dat te weinig belasting is geheven, geldt niet voor jaren vóór 1993

ECLI:NL:HR:2013:63, datum uitspraak 28-06-2013, publicatiedatum 05-07-2013
Aflevering 28, gepubliceerd op 11-07-2013 met annotatie van mr. P.G.M. Jansen
In geschil is of de inspecteur voor de boetes het bewijs heeft geleverd dat te weinig IB en VB is geheven. Volgens de Hoge Raad kan de inspecteur met een bewijsvermoeden voldoen aan deze bewijslast. In KB-Luxzaken dienen daarbij vier perioden te worden onderscheiden:

NTFR 2013/1386 - Nieuwe geschilpunten ter zitting blijven buiten behandeling

ECLI:NL:HR:2013:CA3937, datum uitspraak 21-06-2013, publicatiedatum 21-06-2013
Aflevering 28, gepubliceerd op 11-07-2013 met annotatie van mr. R. den Ouden
Belanghebbende heeft voor het eerst ter zitting van het hof als stellingen aangevoerd dat een nieuw feit voor de navorderingsaanslag ontbreekt en dat de inspecteur art. 67 AWR heeft geschonden. Hof Amsterdam (18 oktober 2012, nr. 09/00738 t/m 09/00742, NTFR 2013/75) heeft deze stellingen als tardief buiten beschouwing gelaten. Het hof heeft daarbij in aanmerking genomen dat het nieuwe geschilpunten betreft, dat de inspecteur bij de behandeling ervan in zijn procespositie zou zijn geschaad en dat belanghebbende de stellingen ook eerder had kunnen betrekken. De Hoge Raad onderschrijft het oordeel van het hof. Dat nadien nog tweemaal een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden, doet daaraan niet af, aldus de Hoge Raad.

NTFR 2013/1387 - Stelselmatig niet voldoen aan aangifteverplichtingen: aanslag redelijkerwijs geschat

ECLI:NL:GHAMS:2013:CA0173, datum uitspraak 28-03-2013, publicatiedatum 15-05-2013
Aflevering 28, gepubliceerd op 11-07-2013 met annotatie van mr. P.A. Caljé
De inspecteur heeft de aanslag VPB over 2009 ambtshalve vastgesteld naar een belastbare winst van € 1.000. Omdat belanghebbende verzuimd heeft aangifte te doen is de aanslag met omkering en verzwaring van de bewijslast vastgesteld. Aan belanghebbende is tevens een verzuimboete opgelegd. Anders dan Rechtbank Haarlem is het hof van oordeel dat de aanslag op een redelijke schatting door de inspecteur berust. Doordat belanghebbende stelselmatig niet aan haar aangifteverplichting heeft voldaan, heeft zij de inspecteur in de positie gebracht dat hij aan zijn schatting geen concretere uitgangspunten ten grondslag heeft kunnen leggen dan de verklaring van belanghebbende dat zij zich met ingang van 1999 heeft beziggehouden met de handel in en de reparatie van transportvoertuigen en dat zij in 2009 nog in het bezit was van ongeveer tien voertuigen. De inspecteur heeft ervan uit mogen gaan dat belanghebbende daarmee winst heeft gegenereerd. De inspecteur heeft de daaruit resulterende belastbare winst in redelijkheid mogen schatten op een afgerond bedrag van € 1.000, aangezien aanknopingspunten voor een nauwkeuriger schatting ontbreken. Het hof acht de boete passend en geboden.

NTFR 2013/1388 - Zwitsers pensioenfonds heeft geen recht op teruggaaf ingehouden dividendbelasting

ECLI:NL:PHR:2013:BZ7867, datum uitspraak 14-03-2013, publicatiedatum 19-04-2013
Aflevering 28, gepubliceerd op 11-07-2013 met annotatie van dr. mr. D.S. Smit
In 2005 t/m 2007 heeft belanghebbende beleggingsdividenden ontvangen van in Nederland gevestigde beursvennootschappen. Daarop is te haren laste dividendbelasting ingehouden van 25% (2005 en 2006), respectievelijk 15% (2007). Voor 2005 en 2006 heeft belanghebbende ex art. 9, lid 2, onderdeel a, onder ii, Verdrag Nederland-Zwitserland teruggaaf gevraagd en verkregen voor zover de dividendbelasting hoger dan 15% was. Met een beroep op art. 10, lid 1, Wet DB 1965 jo. art. 56 EG-Verdrag (thans art. 63 VWEU; vrijheid van kapitaalverkeer) vraagt belanghebbende ook teruggaaf van de resterende dividendbelasting over 2005 t/m 2007, nu binnenlandse vrijgestelde lichamen recht op teruggaaf hebben.

NTFR 2013/1390 - Danslessen zijn geen actieve sportbeoefening zodat het verlaagde tarief niet van toepassing is

ECLI:NL:GHAMS:2011:CA0838, datum uitspraak 15-12-2011, publicatiedatum 29-05-2013
Aflevering 28, gepubliceerd op 11-07-2013 met annotatie van mr. A.J. Blank
Belanghebbende exploiteert een dansschool en heeft haar omzet aangegeven naar het verlaagde tarief voor de omzetbelasting. In 2008 heeft belanghebbende een nieuw pand betrokken. Zij heeft de voorbelasting op de verbouwingskosten geheel in aftrek gebracht. De inspecteur stelt dat op de door belanghebbende gegeven danslessen het tarief van 19% van toepassing is. Het hof is van oordeel dat het dansen in beginsel niet als de beoefening van een sport kan worden beschouwd. Bij het volgen van danslessen, het ‘afdansen’ en het zogenoemde ‘vrij dansen’ ontbreken weliswaar niet elementen als fysieke inspanning en training van fysieke vaardigheden, maar staan deze elementen, anders dan bij beoefening van een sport, niet voorop. Bij deze dansvormen zijn andere elementen zoals ‘ontspanning’, ‘gezelligheid’, en ‘een lekker avondje uit’ belangrijker. Danslessen voor ‘streetdance’ en ‘zumba’ zijn qua fysieke inspanning en activiteit vergelijkbaar met actieve sportbeoefening en op deze lessen is dan ook het verlaagde tarief van toepassing. De danslessen die belanghebbende geeft aan personen jonger dan 21 jaar zijn vrijgesteld van omzetbelasting. Belanghebbende heeft dan ook onterecht alle voorbelasting op de verbouwingskosten in aftrek gebracht.

NTFR 2013/1391 - Het leveren van met zonnepanelen opgewekte energie leidt tot ondernemerschap

Aflevering 28, gepubliceerd op 11-07-2013 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
Fuchs, woonachtig te Oostenrijk, heeft in 2005 voor ongeveer € 40.000 op het dak van zijn woning een fotovoltaïsche installatie geïnstalleerd, waarvoor een eenmalige subsidie van ongeveer € 19.000 is toegekend. De installatie kan geen elektriciteit opslaan. Ingevolge een overeenkomst met een elektriciteitsmaatschappij wordt alle geproduceerde elektriciteit aan het elektriciteitsnet geleverd. Die leveringen worden tegen de marktprijs vergoed en zijn onderworpen aan de btw. De voor het gezin Fuchs benodigde elektriciteit wordt bij die maatschappij weer ingekocht tegen dezelfde prijs als de leveringsprijs. Van 2005 tot en met 2008 heeft Fuchs voor zijn gezin 44.600 kWh elektriciteit van het net verbruikt. Hij heeft 11.156 kWh duurzaam aan het elektriciteitsnet geleverd en 8.645 kWh direct verbruikt. Derhalve heeft hij de totale met zijn fotovoltaïsche installatie geproduceerde hoeveelheid, te weten 19.801 kWh, in het elektriciteitsnet ingebracht. Direct verbruikte elektriciteit is elektriciteit die direct of kort nadat deze in het elektriciteitsnetwerk is ingebracht, van het openbare elektriciteitsnet is afgenomen. De Oostenrijkse fiscus wijst het teruggaafverzoek van Fuchs af omtrent de voorbelasting op de installatie omdat geen sprake is van een economische activiteit. Op een prejudiciële vraag van de verwijzende rechter in de volgende gerechtelijke procedure verklaart het HvJ voor recht dat art. 4, leden 1 en 2, van de Zesde richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat de exploitatie van een fotovoltaïsche installatie op of nabij een woning, die zodanig is ontworpen dat de hoeveelheid geproduceerde elektriciteit altijd minder bedraagt dan de door de exploitant in totaliteit voor privédoeleinden verbruikte hoeveelheid elektriciteit en aan het elektriciteitsnet wordt geleverd in ruil voor een duurzame opbrengst, onder het begrip ‘economische activiteiten’ in de zin van dat artikel valt.

NTFR 2013/1392 - Voor een reeds geboekte douaneschuld kan een tweede utb worden uitgereikt

ECLI:NL:GHAMS:2013:CA0461, datum uitspraak 02-05-2013, publicatiedatum 22-05-2013
Aflevering 28, gepubliceerd op 11-07-2013 met annotatie van mr. Stuijt en Van Dam
Belanghebbenden hebben in de jaren 2006, 2007 en 2008 verschillende textielgoederen in het vrije verkeer gebracht met als aangegeven oorsprong Bangladesh en met gebruikmaking van het preferentieel tarief. Uit onderzoek door de antifraudedienst van de Europese Commissie (OLAF) is gebleken dat de daarbij gebruikte formulieren A vals waren. Tijdens de bezwaarprocedure heeft de inspecteur geconstateerd dat de verdedigingsrechten waren geschonden, omdat voorafgaand aan het verzenden van de utb’s geen contact is geweest met belanghebbenden. Op verzoek van belanghebbende heeft de inspecteur de utb’s dan ook vernietigd en aangegeven nieuwe utb’s op te leggen. Naar het oordeel van het hof is het mogelijk om voor een reeds geboekte douaneschuld een tweede mededeling uit te reiken, indien de eerste mededeling op formele gronden is vernietigd. De procedurele gebreken bij het uitreiken van de oorspronkelijke utb’s doen niet af aan de wettelijke verschuldigdheid van de geboekte douanerechten en dus ook niet aan de rechtmatigheid van de boeking van deze douanerechten. Bij het uitreiken van de nieuwe utb’s is het verdedigingsbeginsel niet geschonden omdat de inspecteur zijn voornemens tot het uitreiken van de utb’s vooraf aan belanghebbenden kenbaar heeft gemaakt en belanghebbenden zowel mondeling als schriftelijk hun zienswijzen kenbaar hebben gemaakt. Ten aanzien van de navordering oordeelt het hof dat de inspecteur heeft aangetoond dat de overgelegde certificaten van oorsprong ongeldig zijn. Het hof ziet in al de door belanghebbende aangevoerde omstandigheden geen vergissing van de inspecteur, zodat deze niet behoefde af te zien van navordering.

NTFR 2013/1393 - Teruggaaf BPM voor omgebouwde bestelbus voor vervoer rolstoelgebruikers

ECLI:NL:PHR:2013:CA1529, datum uitspraak 07-05-2013, publicatiedatum 31-05-2013
Aflevering 28, gepubliceerd op 11-07-2013 met annotatie van mr. J. Rolleman
In deze procedure is aan de orde de vraag of aanspraak bestaat op teruggaaf van BPM ter zake van een bestelbus die is omgebouwd om gehandicapte, op een rolstoel aangewezen, leerlingen te vervoeren. De bestelbus kan worden aangepast aan de te vervoeren passagiers, in die zin dat maximaal vier personen in een rolstoel kunnen worden vervoerd, waarbij alle ‘normale’ stoelen zijn opgeklapt. Er zijn in totaal acht ‘gewone’ autostoelen (naast die van de bestuurder); als deze alle acht gebruikt worden is er geen ruimte voor het vervoer van personen in een rolstoel. Daartussenin zijn verschillende combinaties mogelijk van vervoer van personen in een rolstoel en personen op een ‘gewone’ autostoel.