NTFR 2024/1046 - Misbruik
Aflevering 25, gepubliceerd op 19-06-2024 geschreven door prof. dr. O.C.R. MarresSinds een aantal jaren worden we overspoeld door algemene antimisbruikbepalingen en dito leerstukken: de principal purpose(s) test (‘PPT’), antimisbruikbepalingen in Europese fiscale richtlijnen, het Unierechtelijke antimisbruikbeginsel en de proliferatie van fraus legis. Daarnaast kennen veel wettelijke bepalingen zakelijkmotieftoetsen waar steeds meer over wordt geprocedeerd. Die ontwikkeling is verklaarbaar gelet op de maatschappelijke roep om belastingontwijking een halt toe te roepen. Op het eerste gezicht zijn deze subjectieve antimisbruiktoetsen nuttig en nodig: ze zijn gericht op de bestrijding van alle misbruik en niet meer dan dat. Het probleem is evenwel de gebrekkige voorspelbaarheid en de daardoor veroorzaakte rechtsonzekerheid. Met name in gevallen waarin het doel van de regeling niet evident is, en al helemaal als het gaat om het doel van ‘de wet als geheel’ knelt die gebrekkige rechtszekerheid. In deze gevallen wordt – zoals ik hierna uiteenzet – de antimisbruiknorm een arbitraire kunstmatigheidstoets. Ik vind dat ongewenst en geef er de voorkeur aan dat de fiscale wetgeving duidelijker en robuuster wordt, en dat de toepassing van antimisbruiknormen tot evidente gevallen wordt beperkt.