Aflevering 42

Gepubliceerd op 15 oktober 2024

NTFR 2024/1636 - Doelmatige rechtsgang onder druk: benut tools uit de gereedschapskist!

Aflevering 42, gepubliceerd op 15-10-2024 geschreven door dr. R.M.P.G. Niessen-Cobben
Er worden steeds meer rechtsmiddelen ingesteld. De oorzaken daarvan zijn divers: een grotere assertiviteit bij belanghebbenden en de complexiteit van wetgeving waardoor telkens en meer vragen rijzen over het toepassingsbereik. Een derde categorie wordt gevormd door de rechtsmiddelen waarbij de nevenvorderingen het motief voor het indienen ervan lijken te zijn. Bij bijvoorbeeld de WOZ en de BPM wordt voor een grote groep belastingplichtigen of voor dezelfde belastingplichtige binnen een kort tijdsbestek een groot aantal rechtsmiddelen ingesteld. Ook het ieder jaar bij herhaling indienen van rechtsmiddelen over (ongeveer) hetzelfde geschilpunt komt voor. Het inhoudelijke geschil lijkt daarbij ondergeschikt aan de nevenvorderingen; nevenvorderingen zoals een verzoek om proceskostenvergoeding, immateriëleschadevergoeding bij de overschrijding van de redelijke behandeltermijn en dwangsommen wegens niet-tijdig beslissen. Met het toekennen van de nevenvorderingen en het op basis van no cure, no pay aanbieden van rechtsbijstand voorzien sommige professionals in hun levensonderhoud.

NTFR 2024/1639 - Kamerbrief afgeronde invoeringstoetsen

Aflevering 42, gepubliceerd op 15-10-2024
Staatssecretaris Idsinga informeert de Tweede Kamer over drie afgeronde invoeringstoetsen ‘Historisch tarief BPM’, ‘Uitzondering fiscaal partnerbegrip voor de toepassing inkomensafhankelijke combinatiekorting’ en ‘Algemeen tarief overdrachtsbelasting naar 10,4%’. Deze toetsen zijn opgenomen bij deze Kamerbrief met de bijbehorende externe onderzoeksrapporten.

NTFR 2024/1641 - Kennisgroepstandpunt verbeurdverklaring en art. 3.14 Wet IB 2001

Aflevering 42, gepubliceerd op 15-10-2024
De Kennisgroep winstbepaling heeft een standpunt gepubliceerd over de fiscaalrechtelijke gevolgen van een verbeurdverklaring, indien deze is opgelegd als een bijkomende straf. Daarbij zijn ook standpunten ingenomen over zowel de omstandigheid dat de verbeurdverklaring wordt ervaren als een ontnemingsmaatregel, als over de vraag of een verbeurdverklaring ruimte biedt voor de vorming van een voorziening.

NTFR 2024/1646 - A-G Wattel belicht begrip ‘normale bedrijfsuitoefening’ in uitzonderingsartikel 15ai lid 3 Wet Vpb 1969

ECLI:NL:PHR:2024:857, datum uitspraak 30-08-2024, publicatiedatum 13-09-2024
Aflevering 42, gepubliceerd op 15-10-2024 met annotatie van mr. H. Lohuis
Belanghebbende houdt zich met haar in een fiscale eenheid gevoegde (klein)dochters bezig met performance testing en het geautomatiseerd functioneel testen van IT-systemen. Eind 2015 heeft haar kleindochter [E] bv overgenomen, die zich bezighield met security testing, development en hosting. Na de overname zijn de security testing en development overgedragen aan gevoegde vennootschappen. De hosting is achtergebleven in [E] bv. [E] bv is twee maanden na haar overname, op 1 januari 2016, gevoegd in de fiscale eenheid. In augustus 2016 zijn de aandelen [E] bv – met daarin alleen nog de hosting – verkocht aan een derde, waardoor [E] bv werd ontvoegd.

NTFR 2024/1648 - Voor kavelruilvrijstelling overdrachtsbelasting is inschrijving in openbare registers vereist

ECLI:NL:HR:2024:1424, datum uitspraak 11-10-2024, publicatiedatum 11-10-2024
Aflevering 42, gepubliceerd op 15-10-2024 met annotatie van mr. S. el Oiskhiri
Belanghebbende heeft een koopovereenkomst gesloten ter zake van een agrarisch bedrijf dat onroerende zaken omvat. Volgens de koopovereenkomst wil belanghebbende de levering invoegen in een vrijwillige kavelruil en zullen de andere partijen daaraan meewerken. Een klein halfjaar later hebben de verkopers, de belanghebbende en diens ouders een kavelruilovereenkomst ondertekend die niet in de openbare registers is ingeschreven. Bij die kavelruil zijn onder meer de onroerende zaken ingebracht die betrokken waren in de eerdere koopovereenkomst. Bij de notariële akte van kavelruil zijn enkele onroerende zaken toebedeeld aan belanghebbende, waarbij voor de overdrachtsbelasting een beroep is gedaan op de kavelruilvrijstelling. Volgens de inspecteur is deze vrijstelling niet van toepassing omdat niet is voldaan aan het in art. 85 Wet inrichting landelijk gebied (Wilg) opgenomen vereiste van inschrijving van de kavelruilovereenkomst in de openbare registers. Zowel hof Arnhem-Leeuwarden als de Hoge Raad acht deze opvatting van de inspecteur juist. Dat deze inschrijving geen zelfstandig belang heeft voor de goederenrechtelijke bescherming van de kavelruil als titel van overdracht, doet volgens de Hoge Raad niet af aan de in art. 15 lid 1 onderdeel l WBRV neergelegde keuze van de wetgever om aan te sluiten bij art. 85 Wilg en de daarin opgenomen voorwaarde dat de ruilverkavelingsovereenkomst wordt ingeschreven in de openbare registers.

NTFR 2024/1649 - Prejudiciële vraag over loyaliteitspunten en vouchers (Prej.vr. zaak C-463/24)

Aflevering 42, gepubliceerd op 15-10-2024 met annotatie van prof. mr. dr. J.B.O. Bijl
Lyko Operations AB verkoopt haarverzorgings- en schoonheidsproducten en heeft een loyaliteitsprogramma voor haar klanten ontwikkeld. Klanten ontvangen punten bij elke aankoop van Lyko Operations AB en kunnen die punten later inwisselen voor extra goederen. De belastingautoriteiten en Lyko Operations AB verschillen van mening over de wijze waarop deze punten in de heffing van btw moeten worden betrokken. De verwijzende rechter stelt dat de huidige rechtspraak van het HvJ geen antwoord biedt op deze vragen. De verwijzende rechter wenst te vernemen of een instrument in de vorm van punten als ‘voucher’ kwalificeert in de zin van art. 30bis BTW-richtlijn wanneer die punten worden toegekend op basis van een loyaliteitsprogramma dat zodanig is ingericht dat een klant die goederen koopt, punten verkrijgt op basis van het volume van de aankopen en die punten vervolgens bij een toekomstige aankoop mag gebruiken om andere goederen uit het assortiment te verkrijgen. Als die eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, wenst de verwijzende rechter te vernemen hoe de maatstaf van heffing overeenkomstig art. 73bis BTW-richtlijn dient te worden bepaald wanneer de punten worden gebruikt om goederen van de verkoper te verkrijgen.

NTFR 2024/1654 - Belanghebbende moet terpostbezorging beroepschrift aannemelijk maken

ECLI:NL:HR:2024:1423, datum uitspraak 11-10-2024, publicatiedatum 11-10-2024
Aflevering 42, gepubliceerd op 15-10-2024 met annotatie van mr. R. Zeldenrust
Rechtbank Oost-Brabant heeft het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de beroepstermijn. In de verzetsprocedure stelt belanghebbende dat hij slechts aannemelijk hoeft te maken dat het beroepschrift tijdig ter post is aangeboden. De rechtbank heeft dat standpunt verworpen en heeft daartoe overwogen dat belanghebbende moet bewijzen dat het beroepschrift tijdig is verzonden. Met deze beslissing gaat de rechtbank kennelijk uit van de opvatting dat voor het bewijs van de verzending per post een zwaardere bewijsmaatstaf van toepassing is dan aannemelijk maken, hetgeen de Hoge Raad onjuist acht. De Hoge Raad draagt de rechtbank op de ontvankelijkheid van het beroep opnieuw te beoordelen.

NTFR 2024/1655 - In de beroepsfase pas wijzen op schending art. 7:4 Awb wordt beschouwd als schending goede procesorde (n-o)

ECLI:NL:HR:2024:1441, datum uitspraak 11-10-2024, publicatiedatum 11-10-2024
Aflevering 42, gepubliceerd op 15-10-2024
In deze WOZ-zaak waren in de bezwaarfase werkafspraken gemaakt tussen het kantoor van de gemachtigde en de heffingsambtenaar ter voorkoming van ‘onnodige’ beroepszaken. Door de heffingsambtenaar is in de bezwaarfase een taxatieverslag verstrekt, maar niet de door de gemachtigde gevraagde KOUDV- en liggingsfactoren van de vergelijkingsobjecten. Hof Den Bosch (8 februari 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:482, NTFR 2023/609) heeft geoordeeld dat als een belanghebbende op de hoorzitting in bezwaar niet opnieuw aanvoert dat hij informatie mist door het niet-toesturen van bepaalde gevraagde stukken, in beginsel mag worden aangenomen dat hij die stukken kennelijk niet (meer) nodig heeft. Het vervolgens (pas) in de beroepsfase wijzen op een schending van art. 7:4 Awb en/of art. 40 Wet WOZ wordt dan beschouwd als een schending van de goede procesorde. Het oordeel dat sprake is van een schending van de goede procesorde door belanghebbende, betekent dat niet wordt toegekomen aan de vraag of art. 7:4 Awb en/of art. 40 Wet WOZ zijn geschonden, en in zoverre is dus geen sprake van een gebrek. De omstandigheid dat de KOUDV- en liggingsfactoren van de vergelijkingsobjecten niet zijn toegestuurd in de bezwaarfase, is dan geen reden voor een gegrond (hoger) beroep en dus ook geen reden voor een proceskostenvergoeding. Inhoudelijk heeft het hof geoordeeld dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld.

NTFR 2024/1659 - Dwanginvordering belastingschulden is verjaard zodat aansprakelijkheidsstelling vervalt

ECLI:NL:PHR:2024:936, datum uitspraak 13-09-2024, publicatiedatum 27-09-2024
Aflevering 42, gepubliceerd op 15-10-2024 met annotatie van mr. H.M. Nijland
Deze zaak gaat over de verjaring van het recht op dwanginvordering van een aansprakelijkstelling. De belastingschuldige zelf bestaat niet meer. De ontvanger meent dat hij de verjaringstermijn jegens de aansprakelijkgestelde heeft verlengd door uitstel van betaling te verlenen voor de onderliggende belastingschuld. De vraag is of dit kan.

NTFR 2024/1661 - Roemeense belastingvrijstelling voor werknemers in de bouwsector niet in strijd met EU-recht

ECLI:EU:C:2024:786, datum uitspraak 26-09-2024,
Aflevering 42, gepubliceerd op 15-10-2024 met annotatie van mr. dr. B.M.M. Didden
vrij verrichten van diensten, bouwsector, detachering van werknemers, vrijstelling van inkomstenbelasting, Nationale regeling die deze voordelen voorbehoudt aan bouwactiviteiten die op nationaal grondgebied worden verricht, vergelijkbaarheid van situaties, dwingende redenen van algemeen belang, evenredigheid

NTFR 2024/1663 - Feitelijke leiding van bv ligt in Nederland, zakelijke rente verlaagd

ECLI:NL:RBZWB:2024:5852, datum uitspraak 22-08-2024, publicatiedatum 06-09-2024
Aflevering 42, gepubliceerd op 15-10-2024 met annotatie van mr. T.A.D. van Wordragen
bekendmaking aanslag, verlengde navorderingstermijn, buitenlandse inkomsten, vestigingsplaats, feitelijke leiding, kernbeslissingen, zakelijke rente, vergrijpboete, overtuigend aantonen, voordeel van de twijfel, verzwaarde bewijslast, vereiste aangifte

NTFR 2024/1665 - Nota naar aanleiding van het verslag Wet aanpassing Wet minimumbelasting 2024

Aflevering 42, gepubliceerd op 15-10-2024 geschreven door prof. mr. dr. M.F. de Wilde
Op 11 oktober 2024 heeft de staatssecretaris van Financiën de nota naar aanleiding van het verslag inzake het wetsvoorstel Wet aanpassing Wet minimumbelasting 2024 aan de Tweede Kamer aangeboden. De nota maakt deel uit van de nota’s naar aanleiding van het verslag pakket Belastingplan 2025. De staatssecretaris beantwoordt de vragen van de diverse fracties (GroenLinks-PvdA, VVD, NSC en CDA) in het verslag van de vaste commissie voor Financiën, vastgesteld op 3 oktober 2024 (Kamerstukken II 2024/25, 36609, nr. 5). Na een korte inleiding behandelt de nota de volgende thema’s: (1) opname van de administratieve richtsnoeren in de Wet minimumbelasting 2024; (2) regeldruk, budgettaire gevolgen en uitvoering; (3) Pijler 2 en andere landen; (4) veiligehavenregels; (5) belastingtegoeden en fiscale regelingen; (6) overig. Ook gaat de nota naar aanleiding van het verslag in op vragen in het NOB-commentaar.