Aflevering 19

Gepubliceerd op 8 mei 2003

NTFR 2003/780 - Modernisering van de fiscale beleggingsinstelling

Aflevering 19, gepubliceerd op 08-05-2003 geschreven door prof. mr. H.M.N. Schonis
de wet op de vennootschapsbelasting 1969 introduceerde een fenomeen dat destijds –voorzover mij bekend – internationaal geen gelijke had: de fiscale beleggingsinstelling. Het regime was opgezet als reactie op de tot dan toe in het fiscale regime voor beleggingsmaatschappijen bestaande mogelijkheid tot belastingvrije vermogensaccumulatie. Om die reden werd een regime ontworpen dat feitelijk geen belastingdruk kent, vanwege het nultarief, mits gedurende het jaar en een periode daarna aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Een van de belangrijkste voorwaarden is dat de uitkering van de fiscale jaarwinst binnen acht maanden na afloop van het boekjaar plaatsvindt. Door de combinatie van nultarief en uitdelingsverplichting werd bereikt dat voor dividenden van fiscale beleggingsinstellingen meervoudige heffing in de sfeer van de vennootschapsbelasting werd voorkomen, mits de ontvanger inkomsten– of vennootschapsbelasting verschuldigd was. In de sfeer van de vennootschapsbelasting kon dit volgens de wetgever nog tot onevenwichtigheden leiden. Zo was de fiscale concernbeleggingsinstelling voor met name banken en verzekeraars toegestaan, maar later in de meeste gevallen voor ontoelaatbaar verklaard naar aanleiding van de constatering dat dergelijke instellingen daarin na eerdere afwaardering ten laste van de fiscale winst beleggingen met een potentiële koerswinst onderbrachten. Later werden nog meer beperkingen aangebracht; onder andere voor fiscale beleggingsinstellingen met aanmerkelijkbelanghouders werd het regime ontzegd. Zie voor de kwaliteitseisen voor de aandeelhouders art. 28, lid 2, sub c tot en met sub h, Wet VPB 1969. Met name de ratio van de ontzegging van het fbi–regime voor een beleggingsmaatschappij met aanmerkelijk belanghouders is niet goed te plaatsen, nu een dergelijk regime wel kan bestaan voor aanmerkelijk belanghouders in een dergelijke buitenlandse instelling, die al dan niet in de vennootschapsbelasting is betrokken dan wel naar een laag tarief belast wordt in het land van vestiging. Dergelijke aanmerkelijk belanghouders worden in box 2 belast naar een forfaitaire opbrengst van vier procent en een belastingtarief van 25 procent, zonder de mogelijkheid van tegenbewijs tot verlaging van de opbrengst bij een geringer resultaat. Ook voor binnenlandse beleggingsmaatschappijen zou de introductie van een dergelijk regime wenselijk zijn, mits alle aandeelhouders de fiscale positie van de aanmerkelijkbelanghouders bezitten. Dit laatste omdat ik er dan van uit ga dat in een dergelijk geval alle aanmerkelijk belanghouders een forfaitair rendement aangerekend zouden krijgen en aldus discussie over de uitdelingsplicht met niet–aanmerkelijkbelanghouders voorkomen zou worden. De reden van een dergelijk voorstel is dat aanmerkelijkbelanghouders, evenals kleine aandeelhouders voor wie collectieve beleggingsfondsen volgens de wetgever bij uitstek bedoeld zouden zijn, onder omstandigheden ook behoefte kunnen hebben aan een collectieve vorm van belegging, zonder dat dit per se een beursgenoteerd beleggingsfonds hoeft te zijn resp. de beleggingsvennootschap niet beschikt over een vergunning op grond van de Wet toezicht beleggingsinstellingen; zie art. 28, lid 2, letter f, Wet VPB 1969 zoals dat luidt vanaf 1 januari 2002.

NTFR 2003/782 - Verdrag met België 2001 en de extraterritoriale (ingekomen) werknemer

Aflevering 19, gepubliceerd op 08-05-2003
Voor Belgische grensarbeiders bij wie de belastingheffing over hun salaris op grond van het nieuwe belastingverdrag met België met ingang van 1 januari 2003 is overgegaan van België naar Nederland, wordt de termijn voor het indienen van een verzoek voor de zogenoemde 30%-regeling verlengd tot 1 juli 2003. Dit heeft de staatssecretaris van Financiën goedgekeurd in een besluit van 24 april jl.

NTFR 2003/788 - Wetsvoorstel werkgeversbijdrage oudere werknemers naar Tweede Kamer

Aflevering 19, gepubliceerd op 08-05-2003
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft bekendgemaakt dat werkgevers die een werknemer van 57,5 jaar of ouder ontslaan, een eigen bijdrage aan de werkloosheidslasten gaan betalen. Dat staat in het Wetsvoorstel werkgeversbijdrage oudere werknemers dat bij de Tweede Kamer is ingediend. De bijdragen van de werkgevers die oudere werknemers ontslaan, vloeien naar de WW-fondsen. Dit leidt weer tot een verlaging van de algemene WW-premie voor werkgevers. Voor de werkgevers als geheel betekent de werkgeversbijdrage werkloosheidslasten oudere werknemers dus geen lastenverzwaring. Tegelijk met deze maatregel zullen uitkeringsgerechtigden van 57,5 jaar en ouder met reële kansen op de arbeidsmarkt weer verplicht worden te solliciteren.

NTFR 2003/796 - Deelnemingsvrijstelling en aanpassingen van prijs; vervreemding vóór 2002

Aflevering 19, gepubliceerd op 08-05-2003
Sinds 1 januari 2002 is de deelnemingsvrijstelling gewijzigd zowel voor vervreemdingen van deelnemingen tegen zogenoemde 'earn-outregelingen' als bij latere aanpassingen van de prijs waarvoor een deelneming wordt vervreemd. Vanaf die datum is op al die nabetalingen en latere ontvangsten de deelnemingsvrijstelling van toepassing. Uit dit besluit volgt dat die nieuwe regeling op verzoek ook kan worden toegepast op nabetalingen en ontvangsten in verband met vervreemdingen van deelnemingen die hebben plaatsgevonden vóór 1 januari 2002. In tegenstelling tot eerder genoemde termijnen wordt elk verzoek dat wordt ingediend voor 1 september 2003 door de inspecteur in behandeling genomen. De fiscale behandeling overeenkomstig de nieuwe wettelijke regeling moet worden vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst tussen inspecteur en koper en verkoper.

NTFR 2003/797 - Belastbaar bedrag in functionele valuta – tweede serie vragen en antwoorden

Aflevering 19, gepubliceerd op 08-05-2003
De staatssecretaris publiceert een tweede serie vragen over de 'Regeling functionele valuta'. Het besluit bevat slechts vier vragen. Uit de vragen volgt dat in beginsel alle vennootschapsbelastingplichtigen op verzoek de functionele valuta kunnen toepassen bij het bepalen van het belastbare bedrag. Dat geldt dus ook voor open commanditaire vennootschappen en fondsen voor gemene rekening. Verder is aangegeven hoe de gemiddelde omrekenkoers naar euro's moet worden bepaald in een liquidatiejaar. De resterende twee vragen hebben betrekking op situaties waarin sprake is van een vaste inrichting buiten Nederland.

NTFR 2003/806 - Toepassing belastingverdragen op (tijdelijke) opslag van containers

Aflevering 19, gepubliceerd op 08-05-2003
In dit besluit wordt door de staatssecretaris van Financiën ingegaan op de vraag wanneer de (tijdelijke) opslag van containers in Nederland door buitelandse vervoersondernemingen onder het zee- en luchtvaarartikel van de verdragen valt. Het gaat om de situatie waarin de containers als onderdeel van de internationale vervoersprestatie, na per schip of vliegtuig te zijn gearriveerd, tijdelijk op de kade of op het vliegveld worden opgeslagen in afwachting van het natransport over land of per binnenschip naar de klant. De vraag is dan in hoeverre nog sprake is van de 'exploitatie van schepen of luchtvaartuigen' indien de containers langer dan gebruikelijk in Nederland worden opgeslagen.