NTFR 2003/1599 - Nieuw besluit factoorsovereenkomsten door HvJ EG MKG-arrest
Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2003 De staatssecretaris heeft in het MKG-arrest (HvJ EG 26 juni 2003, zaak C-305/01) en de uitspraak van Hof Den Haag 31 juli 1996, nr. 95/1799 (V-N 1996/61.25) aanleiding gevonden zijn besluit van 2 augustus 1983, nr. 283-3376, in te trekken en een nieuw besluit uit te vaardigen. Conform het MKG-arrest besluit hij dat een factoorsovereenkomst werkzaamheden omvat die duidelijk meer zijn dat het enkel verlenen van krediet, waardoor deze werkzaamheden niet zijn vrijgesteld op grond van art. 11, lid 1, onderdeel j, Wet OB 1968. Bij een incidentele overname is er overigens geen sprake van een factoorsovereenkomst. Vervolgens geeft de staatssecretaris een uitgebreide beschouwing van de werking van art. 29 Wet OB 1968, de teruggaafmogelijkheid en verschuldigdheid bij een niet-betaling van facturen. In geval een factoorsovereenkomst is gesloten en de schuldenaar uiteindelijk niet betaalt, wordt goedgekeurd dat de teruggaaf op grond van art. 29, lid 1, van de wet door de factoor – namens de crediteur en door hem gemachtigd – wordt ingetrokken. De factoor beschikt immers over de nodige informatie omde oninbaarheid aan te tonen. Voorts wordt een moeilijke verrekening tussen de factoor en de crediteur hiermee voorkomen. Bovenstaande toepassing van art. 29, lid 1, van de wet ten aanzien van de factoor laat onverlet de eventuele toepasselijkheid van het tweede lid van dat artikel bij de afnemer. Anders dan het geval was in de uitspraak van Hof Den Haag 31 juli 1996, waarbij een inkoopcombinatie de schuldvordering aan de crediteur geheel voldeed en dus de situatie van art. 29, lid 2, van de wet, zich niet kon voordoen, wordt bij de overdracht van een schuldvordering aan een factoor die vordering als zodanig nog niet voldaan. Dit houdt in, dat wanneer op een bepaald tijdstip na de overdracht van de schuldvordering aan de factoor komt vast te staan dat de afnemer de schuldvordering geheel of gedeeltelijk niet zal voldoen, de afnemer alsdan de ter zake van die schuldvordering in aftrek gebrachte omzetbelasting verschuldigd wordt op grond van art. 29, lid 2, van de wet.