NTFR 2005/41 - Creditering in rekening-courant vormt verkapt dividend
ECLI:NL:HR:2004:AR8576, datum uitspraak 24-12-2004, publicatiedatum 04-04-2013
Aflevering 2, gepubliceerd op 13-01-2005 A heeft vorderingen van in totaal nominaal f 3,8 miljoen op B bv en C bv (zustervennootschappen). Ter finale kwijting heeft A betaling van f 2,5 miljoen bedongen. In geschil is of dit bedrag is betaald door de vennootschappen dan wel dat belanghebbende – 100%-aandeelhouder van de bv‘s – de vorderingen van A voor dit bedrag in privé heeft overgenomen. De inspecteur heeft het standpunt ingenomen dat de vennootschappen hun schuld aan A hebben afgelost en aldus een belast voordeel hebben behaald van f 1,3 miljoen (welk voordeel vervolgens is uitgedeeld aan belanghebbende). Het hof deelt de visie van de inspecteur. Gelet op de notariële akten en de feitelijke gang van zaken met betrekking tot de financiering, de zekerstellingen en de geldstroom is volgens het hof namelijk geen andere conclusie mogelijk dan dat de bv‘s hun schulden aan A door betaling van f 2,5 miljoen hebben afgelost. Dit betekent dat zij hierdoor een voordeel van f 1,3 miljoen hebben behaald. Subsidiair betoogt belanghebbende dat het zou gaan om vrijgestelde kwijtscheldingswinst. Dit betoog wordt door het hof eveneens verworpen. Gelet op de financiële positie van de vennootschappen, gaat het in dezen om volwaardige vorderingen. A, die ten tijde van het gedeeltelijk prijsgeven van de vorderingen nog middellijk aandeelhouder was van B bv en C bv, moet daarvan op de hoogte zijn geweest. In onderhavige zaak speelt de vraag of het bedrag van f 1,3 miljoen als een verkapte uitdeling aan belanghebbende moet worden aangemerkt. Evenals de inspecteur, beantwoordt het hof die vraag bevestigend. Ter zitting heeft de gemachtigde erkend dat de bv‘s de rekening-courant van belanghebbende hebben gecrediteerd voor f 1,3 miljoen. Zulks is naar het oordeel van het hof zonder enige zakelijke grond geschied. Gelet op de omvang van de creditering alsook de aard van de transactie, moet volgens het hof worden aangenomen dat belanghebbende en de bv‘s zich ervan bewust zijn geweest dat belanghebbende door de gang van zaken (in zijn hoedanigheid van aandeelhouder) werd bevoordeeld door de vennootschappen voor f. 1,3 miljoen. Hof Arnhem verklaart het beroep ongegrond (NTFR 2003/264). De Hoge Raad verklaart belanghebbendes beroep in cassatie ongegrond onder verwijzing naar art. 81 Wet RO.