NTFR 2007/1087 - Uitlenen docent is geen onderwijs, maar wellicht daarmee samenhangend
Aflevering 25, gepubliceerd op 21-06-2007 met annotatie van mr. dr. J.Th. SandersHet Horizon College, een onderwijsinstelling, heeft leraren ter beschikking gesteld van andere onderwijsinstellingen, waar die leraren werkzaam waren onder verantwoordelijkheid van de inlenende instelling. Voor elke terbeschikkingstelling werd een overeenkomst gesloten tussen Horizon College, de betrokken leraar en de inlenende instelling. De inlenende instelling bepaalde daarbij de taken van de betrokken leraar, rekening houdend met de duur van de terbeschikkingstelling en de functie waarin de leraar bij Horizon College was benoemd. De inlenende instelling was bovendien verantwoordelijk voor de betaling van de WA-verzekering gedurende de periode van inlening. Het salaris van de leraar werd doorbetaald door Horizon College. De inlenende instelling diende dit salaris zonder opslag te vergoeden aan Horizon College, die geen btw in rekening heeft gebracht. De inspecteur heeft Horizon College een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd. Op de vervolgens in de gerechtelijke procedure door de Hoge Raad gestelde prejudiciële vragen verklaart HvJ EG voor recht dat art. 13, A, lid 1, sub i, Zesde Richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat de bewoordingen 'onderwijs aan kinderen of jongeren, school- of universitair onderwijs, beroepsopleiding of -herscholing' geen betrekking hebben op het tegen vergoeding ter beschikking stellen van een leraar aan een onderwijsinstelling in de zin van deze bepaling, waar die leraar onder verantwoordelijkheid van die onderwijsinstelling op tijdelijke basis onderwijs verzorgt, zelfs al is de ter beschikking stellende instelling zelf een publiekrechtelijk lichaam met een educatief doel of een andere organisatie die door de betrokken lidstaat als lichaam met soortgelijke doeleinden wordt erkend. Art. 13, A, lid 1, sub i, jo. lid 2, Zesde Richtlijn moet verder aldus worden uitgelegd dat het tegen vergoeding ter beschikking stellen van een leraar aan een onderwijsinstelling waar die leraar onder verantwoordelijkheid van die instelling op tijdelijke basis onderwijs verzorgt, een van btw vrijgestelde handeling kan vormen, voor zover het diensten betreft die 'nauw samenhangen' met het onderwijs in de zin van deze bepaling, indien die terbeschikkingstelling een middel is om het als hoofdprestatie aangemerkte onderwijs onder optimale omstandigheden te laten verlopen, evenwel op voorwaarde dat, hetgeen de nationale rechter moet nagaan: zowel die hoofdprestatie als de daarmee nauw samenhangende terbeschikkingstelling worden verricht door de in art. 13, A, lid 1, sub i, Zesde Richtlijn bedoelde lichamen, in voorkomend geval rekening houdend met de voorwaarden die de betrokken lidstaat krachtens art.13, A, lid 2, sub a, Zesde Richtlijn eventueel heeft gesteld, die terbeschikkingstelling van zodanige aard of kwaliteit is dat zonder die dienst niet de gelijkwaardigheid kan worden verzekerd van het door de inlenende instelling verzorgde en dus aan haar studenten verstrekte onderwijs, en die terbeschikkingstelling niet in hoofdzaak ertoe strekt, extra opbrengsten te verschaffen door de uitvoering van een handeling die verricht wordt in rechtstreekse mededinging met commerciële ondernemingen die aan de btw zijn onderworpen.