Aflevering 24

Gepubliceerd op 14 juni 2007

NTFR 2007/1012 - Boetegrondslag is niet gelijk aan heffingsgrondslag

Aflevering 24, gepubliceerd op 14-06-2007 geschreven door prof. mr. G.J.M.E. de Bont
In het recht tot 1998 was de verhoging, zoals de boete toen nog werd genoemd, een onderdeel van de belastingaanslag. Eerst vanaf dat jaar is in de wet bepaald dat de boete bij (afzonderlijke) beschikking wordt opgelegd. In de praktijk heeft dat nog niet zoveel gevolgen gehad. In par. 6 BBBB 1998 is voorgeschreven dat de vaststelling van een belastingaanslag en de vaststelling van een daarmee samenhangende boetebeschikking in beginsel gelijktijdig plaatsvinden. Dit voorschrift heeft ertoe geleid dat de inspecteur de boete eenvoudigweg vermeldt op het aanslagbiljet, waardoor niet tot uiting komt dat sprake is van een afzonderlijke boetebeschikking. De oude wetgeving en de huidige praktische afwikkeling zijn er mede debet aan dat de boeteprocedure accessoir is gebleven aan de procedure in verband met de aanslag en niet tot wasdom is gekomen.

NTFR 2007/1014 - Voortgang Fiscale onderhoudswet 2007

Aflevering 24, gepubliceerd op 14-06-2007 geschreven door mr. E. Thomas
De staatssecretaris van Financiën heeft de nota naar aanleiding van het verslag en een nota van wijziging inzake de Wijziging van belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale onderhoudswet 2007) naar de Tweede Kamer gezonden.

NTFR 2007/1023 - Bij brutering rekening houden met wettelijke verschuldigde loonbelasting

Aflevering 24, gepubliceerd op 14-06-2007
Belanghebbende exploiteert een sauna. Vanwege het betalen van zwarte lonen heeft het UWV correctienota’s aan belanghebbende opgelegd. De Belastingdienst heeft aan belanghebbende allerlei naheffingsaanslagen opgelegd van in totaal ruim f 6 mln. Op basis van een compromis met de Belastingdienst behoefde evenwel slechts een bedrag van f 260.000 te worden betaald. De CRvB heeft geoordeeld dat sprake was van zwarte loonbetalingen en dat het UWV terecht heeft gebruteerd. Belanghebbende betoogt in cassatie dat de CRvB bij de berekening van het gebruteerde loon rekening had moeten houden met de verlaging bij compromis van het te betalen bedrag aan loonbelasting. Is het door de werknemer genoten voordeel als gevolg van het achterwege blijven van verhaal te stellen op het uit de wet voortvloeiende bedrag aan loonheffing dan wel op het (uiteindelijk) door de Belastingdienst vastgestelde bedrag aan loonheffing? In de conclusie van A-G Van Ballegooijen wordt betoogd dat het door de werknemer genoten voordeel bij directe brutering, zoals in het onderhavige geval, waarbij brutering reeds plaatsvindt op het tijdstip van de loonbetaling, moet worden gesteld op het bedrag aan loonheffing dat wettelijk is verschuldigd over de desbetreffende loonbestanddelen. Het met de Belastingdienst gesloten compromis heeft dan geen invloed op de hoogte van de na te heffen premies. De conclusie strekt tot ongegrondverklaring van het cassatieberoep.

NTFR 2007/1025 - Tegemoetkoming van Europese organisatie vergelijkbaar met kinderbijslag

ECLI:NL:HR:2007:BA6528, datum uitspraak 08-06-2007, publicatiedatum 08-06-2007
Aflevering 24, gepubliceerd op 14-06-2007 met annotatie van dr. A.H.H. Bollen-Vandenboorn
Belanghebbende is, evenals zijn echtgenote, werkzaam bij een organisatie van de EG. De inkomsten die hij daaruit geniet zijn op grond van een protocol vrijgesteld van de heffing van Nederlandse inkomstenbelasting. Verder is hij ook niet verzekerd voor de Nederlandse volksverzekeringen. Belanghebbende en zijn echtgenote hebben geen recht op kinderbijslag. Vanwege zijn dienstbetrekking heeft belanghebbende in 2001 voor zijn twee kinderen een zogeheten dependants allowance ontvangen. In geschil is of belanghebbende recht heeft op heffingskorting voor de volksverzekeringen en op aftrek van kosten voor levensonderhoud van zijn kinderen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat belanghebbende geen recht heeft op de heffingskorting, omdat hij niet verzekerd is voor de volksverzekeringen. Ook heeft belanghebbende geen recht op aftrek van kosten voor levensonderhoud. De dependants allowance is een met de Nederlandse kinderbijslag vergelijkbare regeling, zodat op grond van art. 6.14, lid 1, onderdeel a, Wet IB 2001 de uitgaven voor levensonderhoud niet in aftrek komen.

NTFR 2007/1026 - Tegemoetkoming van volkenrechtelijke organisatie is een buitenlandse regeling

ECLI:NL:HR:2007:BA6550, datum uitspraak 08-06-2007, publicatiedatum 08-06-2007
Aflevering 24, gepubliceerd op 14-06-2007 met annotatie van dr. A.H.H. Bollen-Vandenboorn
Belanghebbende is werkzaam bij een organisatie van de EG. De inkomsten die hij daaruit geniet zijn op grond van een overeenkomst tussen Nederland en het Europees Ruimte-agentschap vrijgesteld van de heffing van Nederlandse inkomstenbelasting. Verder is hij ook niet verzekerd voor de Nederlandse volksverzekeringen. Belanghebbende heeft geen recht op kinderbijslag. Vanwege zijn dienstbetrekking heeft belanghebbende in 2001 voor zijn twee kinderen een zogeheten dependant allowanceontvangen. De echtgenote van belanghebbende kan aanspraak maken op kinderbijslag, maar omdat de dependant allowance hoger is dan de kinderbijslag, kan zij deze aanspraak niet geldend maken. In geschil is of belanghebbende recht heeft op aftrek van kosten voor levensonderhoud van zijn kinderen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat belanghebbende geen recht heeft op aftrek van kosten voor levensonderhoud. De dependant allowance is een met de Nederlandse kinderbijslag vergelijkbare buitenlandse regeling, zodat op grond van art. 6.14, lid 1, onderdeel a, Wet IB 2001 de uitgaven voor levensonderhoud niet in aftrek komen. Dat de tegemoetkoming is verstrekt door een volkenrechtelijke organisatie maakt dit niet anders.

NTFR 2007/1028 - Uitgaven voor niet op voorschrift arts verstrekte cannabis niet aftrekbaar

Aflevering 24, gepubliceerd op 14-06-2007
Belanghebbende heeft in 1990 chemotherapie ondergaan in verband met non-Hodgkin lymfomen. Deze behandeling is nadien herhaald in verband met recidive van de klachten. Hij gebruikt cannabis sativa als medicijn tegen hoofdpijn, stress, stotteren en als anti-emeticum en eetlustopwekker. Het hof heeft geoordeeld dat nu de voorgeschreven middelen aan belanghebbende niet zijn verstrekt op recept van een arts, maar hij deze via een zelf gekozen verkoopkanaal en met gebruikmaking van door coffeeshops afgegeven pasjes heeft verkregen, er geen sprake is van een 'op voorschrift van een arts verstrekt' geneesmiddel. Aangezien belanghebbende de cannabis niet bij een apotheek heeft verkregen en hij evenmin over betalingsbewijzen beschikt, is de door hem geclaimde aftrek op basis van het besluit van 10 februari 2004, nr. CPP2003/2833M, NTFR 2004/273, evenmin mogelijk.

NTFR 2007/1032 - Antwoorden op Kamervragen inzake SAR-regelingen

Aflevering 24, gepubliceerd op 14-06-2007 geschreven door mr. M.H.C. Ruijschop
De staatssecretaris van Financiën heeft de Kamervragen beantwoord van het Tweede Kamerlid Tang (PvdA) over het omzetten van aandelenoptieregelingen in SAR-regelingen (stock appreciation rights). Anders dan bij een aandelenoptieregeling ontvangt de werknemer bij een SAR-regeling een beloning in geld. Het voor invoering van het aftrekverbod ter zake van aandelenoptieregelingen (bij Wet werken aan winst) gebezigde argument dat de vennootschap door de uitreiking van opties niet verarmt, gaat bij SAR's niet op. De staatssecretaris verwacht dat ondernemingen bewuster zullen omgaan met het verstrekken van SAR-regelingen en aandeelhouders dergelijke regelingen kritischer zullen benaderen. Er is echter geen sprake van een soortgelijke beloningsvorm die fiscaal op gelijke wijze als een aandelenoptieregeling moet worden behandeld. Indien er sprake is van een beloningsvorm waarbij een aftrekbare beloning in geld verplicht moet worden omgezet in aandelen, zal de aftrek worden bestreden.

NTFR 2007/1034 - Kosten gemaakt voor afstemmen met fiscalist komen voor vergoeding in aanmerking

ECLI:NL:GHAMS:2007:BA2328, datum uitspraak 12-03-2007, publicatiedatum 11-04-2007
Aflevering 24, gepubliceerd op 14-06-2007 met annotatie van mr. T.A.D. van Wordragen
Belanghebbende komt in hoger beroep tevergeefs op tegen de waardevaststelling. De rechtbank heeft het beroep op proceskosten afgewezen omdat niet zou zijn gebleken van beroepsmatig verleende rechtsbijstand. In hoger beroep klaagt belanghebbende erover dat zij weliswaar de rechtbankprocedure zelf gevoerd heeft, maar dat zij wel kosten heeft gemaakt voor afstemming met een fiscalist. Zij claimt een integrale vergoeding.

NTFR 2007/1037 - Correcte werkwijze inspecteur; geen recht op proceskostenvergoeding

ECLI:NL:GHLEE:2007:4617, datum uitspraak 25-05-2007, publicatiedatum 26-04-2013
Aflevering 24, gepubliceerd op 14-06-2007
Belanghebbende heeft in zijn aangifte inkomstenbelasting 2003 betaalde premies voor een lijfrenteverzekering in aftrek gebracht. In het kader van de aanslagregeling verzoekt de inspecteur ter zake om informatie. Op grond van de overgelegde bescheiden is de inspecteur van mening dat sprake is van een kapitaalverzekering waarvan de premies niet meer aftrekbaar zijn. Eerst voor de rechtbank verstrekt de gemachtigde van belanghebbende een polisblad waaruit blijkt dat de verzekering aan de nieuwe voorwaarden voor aftrek voldoet.

NTFR 2007/1039 - Geen vermindering heffingsrente bij voorlopige teruggaaf volgens aangifte

ECLI:NL:RBHAA:2007:BA5875, datum uitspraak 25-05-2007, publicatiedatum 29-05-2007
Aflevering 24, gepubliceerd op 14-06-2007
X heeft in maart 2003 aangifte gedaan. In februari 2005 is aan hem de aanslag opgelegd. Hij heeft bezwaar tegen de heffingsrente. De rechtbank bepaalt dat niet is gesteld of gebleken dat X een duidelijk en volledig verzoek om snelle vaststelling van een voorlopige aanslag heeft gedaan. Sterker nog, op basis van de aangifte is voorafgaand aan de aanslag een voorlopige aanslag vastgesteld, waarbij aan X in overeenstemming met zijn aangifte een voorlopige teruggave is verleend. Er is dan geen grond voor matiging van de heffingsrente. Op een aantal andere (ondergeschikte) punten krijgt belanghebbende wel gelijk.

NTFR 2007/1041 - EC opent formeel onderzoek naar Italiaanse belastingmaatregel

Aflevering 24, gepubliceerd op 14-06-2007
In het kader van de Wet op de privatisering van het Italiaanse bankwezen heeft in de jaren ’90 een belangrijke reorganisatie plaatsgevonden van voorheen genationaliseerde banken. De Italiaanse belastingwetgeving uit 2004 bepaalt dat de bij deze privatiseringen ontstane stille reserves, die tot dan toe als kapitaalreserves bevroren waren gebleven, vrij kunnen vallen. Dit onder de voorwaarde dat 9% vervangende belasting over deze stille reserves wordt betaald, in plaats van de gewone bedrijfsbelasting van 37,25%. De regeling stelt bepaalde Italiaanse banken in staat om hun belastingverplichtingen in verband met de stille reserves te elimineren tegen een tarief dat veel lager is dan het gewone belastingtarief. Dit heeft hen economisch bevoordeeld, met name doordat hun aantrekkelijkheid en hun economische waarde is toegenomen. De Commissie meent dat zo’n voordeel mogelijk als staatssteun kan worden beschouwd en dat die steun mogelijk in strijd is met de Interne Markt. Ook is de Commissie bezorgd dat het vrijvallen van de stille reserves het lopende consolidatieproces van bankconglomeraten in de EU te veel zal beïnvloeden, zonder dat het in enige significante mate bijdraagt tot economische ontwikkeling.

NTFR 2007/1046 - Antidumpingsrechten niet in mindering op douanewaarde

ECLI:NL:HR:2007:AU8190, datum uitspraak 04-05-2007, publicatiedatum 04-05-2007
Aflevering 24, gepubliceerd op 14-06-2007 met annotatie van Eeltink
Belanghebbende heeft in de hoedanigheid van douane-expediteur in 1995 in opdracht van A aangiften voor het vrije verkeer gedaan voor geheugenmodules voor computers. Tijdens een onderzoek van de FIOD is gebleken dat te lage douanewaardes zijn gehanteerd. Aan belanghebbende is een uitnodiging tot betaling van douanerechten opgelegd. Volgens belanghebbende is de gehanteerde douanewaarde te hoog en moet daarop een bedrag aan antidumpingsrechten in mindering worden gebracht. Het hof stelt belanghebbende in het ongelijk. Volgens het hof zijn in de aangiften en de facturen de antidumpingsrechten niet apart vermeld zodat niet is gebleken dat deze deel uitmaken van de transactieprijs. Volgens de Hoge Raad behoeft dit evenwel niet uit de aangiften of de facturen te blijken, maar kan ook uit andere (handels)bescheiden blijken dat de rechten deel uitmaken van de transactieprijs. Tot cassatie leidt dit oordeel echter niet, omdat de stukken van het geding geen andere conclusie toelaten dan dat voor onderhavige goederen geen antidumpingsrechten zijn geheven. De gehanteerde douanewaarde is derhalve juist. Het cassatieberoep is ongegrond.

NTFR 2007/1048 - Feitelijk niet bestaande inkoopcommissie niet aftrekbaar voor douanewaarde

ECLI:NL:HR:2007:AU8199, datum uitspraak 11-05-2007, publicatiedatum 11-05-2007
Aflevering 24, gepubliceerd op 14-06-2007 met annotatie van mr. W.J. Benning
Belanghebbende heeft in opdracht van Overland, een in het Verenigd Koninkrijk gevestigde groothandelaar in schoeisel, 3.000 paar uit Hong Kong afkomstige herenschoenen voor het vrije verkeer aangegeven. De aan Overland gerichte factuurprijs bedraagt $ 50.958. Op de aangifte is als douanewaarde vermeld f 105.617. De hiermee samenhangende douanerechten bedragen f 8.449,40. Belanghebbende heeft de inspecteur vervolgens verzocht hiervan f 335,10 terug te betalen. Dit omdat volgens belanghebbende bij de vaststelling van de douanewaarde ten onrechte geen rekening is gehouden met een vermindering van vier procent ter zake van een betaling van een inkoopcommissie. De werkelijke factuurwaarde bedraagt volgens belanghebbende $ 49.919,68.