NTFR 2008/1104 - Italiaanse 'fiscale eenheid' getoetst
Aflevering 23, gepubliceerd op 05-06-2008 met annotatie van mr. dr. J.Th. SandersAmpliscientifica en Amplifin zijn vennootschappen naar Italiaans recht die zijn opgericht binnen de groep Amplifon, die actief is in het onderzoek en de ontwikkeling van nieuwe wetenschappelijke instrumenten. Ampliscientifica, opgericht in februari 1989, was voor meer dan 50% in handen van Amplaid, die op haar beurt voor 99% in handen was van Amplifin. Ampliscientifica heeft haar activiteiten in de loop van 1993 gestaakt. Voor 1990 heeft Amplifin bij de Italiaanse fiscus aangifte gedaan, na in haar boekhouding een btw-schuld te hebben opgenomen die daarvóór ten laste van Ampliscientifica was. Voor 1991 heeft zij hetzelfde gedaan met een andere van haar dochterondernemingen, actief in de onroerendgoedsector, Ampliare, opgericht in november 1990, hetgeen de overdracht van een aanzienlijk btw-krediet in haar voordeel heeft meegebracht. De fiscus stelde zich op het standpunt dat Amplifin de aangiften niet mocht indienen, aangezien art. 2 van het decreet van 1979 met betrekking tot het bestaan van banden dat de toepassing van de regeling van vereenvoudigde betaling van de btw mogelijk maakt, bepaalt dat de band tussen het controlerende orgaan of de moedermaatschappij en de dochterondernemingen moet bestaan ‘vanaf het begin van het (…) kalenderjaar' dat het aangiftejaar voorafgaat. Naheffingsaanslagen zijn opgelegd voor 1990 (voor de btw-schuld van Ampliscientifica) en voor 1991 (voor het btw-krediet van Ampliare Srl). Het Hof van Justitie EG verklaart voor recht op vragen van de Italiaanse rechter dat art. 4, lid 4, tweede alinea, Zesde Richtlijn een regel is waarvan de toepassing door een lidstaat vooronderstelt dat deze laatste vooraf het Raadgevend Comité voor de btw raadpleegt en een nationale regeling vaststelt op grond waarvan personen, met name vennootschappen die in het binnenland gevestigd zijn en die juridisch gezien wel zelfstandig zijn, doch financieel, economisch en organisatorisch nauw met elkaar verbonden zijn, voor de btw niet langer als afzonderlijke belastingplichtigen, maar als een enkele belastingplichtige kunnen worden aangemerkt, met een enkel individueel identificatienummer voor deze belasting en dus met de bevoegdheid om als enige btw aangiften in te dienen. Het staat aan de nationale rechter te verifiëren of een nationale regeling als die in het hoofdgeding, aan deze criteria voldoet, waarbij zij aangetekend dat bij gebreke van voorafgaande raadpleging van het Raadgevend Comité voor de btw, een nationale regeling die aan voornoemde criteria voldoet, een uitvoeringsmaatregel vormt die is genomen zonder naleving van het procedurele vereiste van art. 4, lid 4, tweede alinea, Zesde Richtlijn. Het beginsel van fiscale neutraliteit verzet zich niet tegen een nationale regeling die louter in een verschillende behandeling voorziet van belastingplichtigen die in aanmerking wensen te komen voor een regeling van vereenvoudigde aangifte en betaling van de btw, naargelang het controlerende orgaan of de moedermaatschappij meer dan 50% in handen heeft van de aandelen of de deelbewijzen van de afhankelijke personen uiterlijk vanaf het begin van het kalenderjaar dat het aangiftejaar voorafgaat, dan wel pas ná deze datum die voorwaarden vervult. Het staat aan de nationale rechter om te verifiëren of een nationale regeling als die in het hoofdgeding, een dergelijke regeling vormt. Voorts verzet noch het verbod van misbruik van recht, noch het evenredigheidsbeginsel zich tegen een dergelijke regeling.