Aflevering 46

Gepubliceerd op 15 november 2012

NTFR 2012/2577 - Positieve dopingtest Rubik-overeenkomsten

Aflevering 46, gepubliceerd op 15-11-2012 geschreven door prof. dr. P.H.J. Essers
Het recente rapport van het Amerikaanse antidopingbureau Usada over dopinggebruik door Lance Armstrong en de ploegen waarvan hij deel heeft uitgemaakt, heeft veel commotie in de wielerwereld en ver daarbuiten veroorzaakt. Het schokkende van dit rapport is niet zo zeer het individuele dopinggebruik door wielrenners – dat is een fenomeen dat al zo oud is als de wielersport zelf – maar veel meer het feit dat door gerenommeerde bedrijven gesponsorde wielerploegen dopinggebruik stelselmatig en structureel hebben bevorderd en dit zelfs hebben afgedwongen bij de renners die bij hen onder contract stonden. Ook internationale wielerorganisaties worden ervan beschuldigd dat zij op de hoogte waren van het stelselmatige dopinggebruik en dat zij hebben meegewerkt aan het maskeren ervan. Armstrong schijnt zelfs geld te hebben overgemaakt ter verbetering van de dopingcontrole. Hoe hypocriet kan men zijn? Met dit gedrag werd willens en wetens de gezondheid van jonge ambitieuze topsporters in de waagschaal gesteld. Van een eerlijk koersverloop was geen sprake, of het moest zijn dat er een wedloop gaande was tussen farmaceutische bedrijven en medische wetenschappers om de prijs te behalen voor diegene die het beste prestatiebevorderende middel op de markt kon zetten dat bovendien niet vatbaar was voor enige effectieve controle. Vele miljoenen wielerliefhebbers werden zo jarenlang bedrogen. Er is helaas weinig hoop dat dit spoedig zal veranderen.

NTFR 2012/2578 - De verdragsrechtelijke positie van de fiscale eenheid

Aflevering 46, gepubliceerd op 15-11-2012 geschreven door dr. mr. M van Dun
Onder het oude regime fiscale eenheid, dat van toepassing was tot 1 januari 2003, is een aantal malen de kwestie aan de orde gekomen inzake de verdragsrechtelijke positie van de (grensoverschrijdende) fiscale eenheid, haar moedermaatschappij en haar dochtermaatschappij(en). Deze kwestie valt uiteen in drie deelvragen:

NTFR 2012/2579 - Voortgang Belastingpakket 2013

Aflevering 46, gepubliceerd op 15-11-2012
De Tweede Kamer heeft de nota naar aanleiding van het nader verslag inzake het Belastingpakket 2013 ontvangen. Het Belastingpakket 2013 omvat de wetsvoorstellen ‘Belastingplan 2013’, ‘Overige fiscale maatregelen 2013’, ‘Herziening fiscale behandeling woon-werkverkeer’, ‘Elektronische registratie notariële akten’, ‘Herziening fiscale behandeling eigen woning’ en ‘Verhuurderheffing’.

NTFR 2012/2580 - Nota n.a.v. nader verslag wetsvoorstel 'Wet Verhuurderheffing'

Aflevering 46, gepubliceerd op 15-11-2012
De staatssecretaris van Financiën en de minister voor Wonen en Rijksdienst hebben de nota naar aanleiding van het nader verslag inzake de verhuurderheffing naar de Tweede Kamer gestuurd. Het kabinet vermeldt dat, gezien het regeerakkoord, de primaire verantwoordelijkheid voor het wetvoorstel ‘Wet herziening fiscale behandeling eigen woning’ en van het wetsvoorstel ‘Wet verhuurderheffing’ vanaf heden overgaat op de minister voor Wonen en Rijksdienst. Desalniettemin blijft de staatssecretaris van Financiën verantwoordelijk voor het fiscale stelsel als geheel, voor de systematiek van de fiscale wetgeving en voor de uitvoeringsaspecten van deze wetsvoorstellen. De staatssecretaris blijft daarom betrokken bij de behandeling van deze twee wetsvoorstellen. Gezien deze situatie is deze nota naar aanleiding van het nader verslag mede ondertekend door de minister voor Wonen en Rijksdienst. De bewindslieden merken over de verhuurderheffing onder meer op:

NTFR 2012/2581 - Beantwoording Kamervragen over Geefwet en anbi-register

Aflevering 46, gepubliceerd op 15-11-2012
De staatssecretaris van Financiën stuurt in de nota naar aanleiding van het nader verslag op het Belastingplan 2013 ook zijn reactie aan de Tweede Kamer op vragen en opmerkingen van enkele fracties over de publicatie van de Uitvoeringsregeling Geefwet, alsmede over de uitvoering van de motie van de leden Omtzigt en Van Vliet over een anbi-register. De staatssecretaris merkt onder meer het volgende op.

NTFR 2012/2582 - Nota n.a.v. het nader verslag wetsvoorstel 'Wet electronische registraite notariële akten'

Aflevering 46, gepubliceerd op 15-11-2012
In de Nota naar aanleiding van het nader verslag bij het Belastingplan 2013 (33 402) geeft de staatssecretaris ook zijn reactie aan de Tweede Kamer op vragen en opmerkingen van enkele fracties over het wetsvoorstel Wet elektronische registratie notariële akten (33 406). De staatssecretaris merkt daarin onder meer op dat de Belastingdienst met de banken onderzoekt hoe ook pandakten elektronisch kunnen worden geregistreerd. Daarbij wordt ook gesproken over de vergoeding van de kosten van elektronische registratie. Het ligt niet voor de hand dat de banken zelf een systeem voor de registratie van pandakten opzetten. De registratie moet worden beheerd door een onafhankelijke instantie. Verder wordt herhaald dat onderhandse akten niet meer worden geregistreerd.

NTFR 2012/2584 - Onttrekking aan de bv doordat de dga/verhuurder afziet van de door bv/huurder gedane verbouwingsinvesteringen I

ECLI:NL:GHAMS:2012:BX8798, datum uitspraak 19-07-2012, publicatiedatum 03-10-2012
Aflevering 46, gepubliceerd op 15-11-2012 met annotatie van mr. J.S. van Daal
De enig aandeelhouder van belanghebbende heeft een aantal panden verhuurd aan belanghebbende. Belanghebbende heeft in 1981 en in de jaren 1985 t/m 1988 voor ruim € 900.000 investeringen gedaan aan de panden. In 2002 zijn de huurovereenkomsten beëindigd. De aandeelhouder heeft de verbouwingsinvesteringen uit 1981 aan belanghebbende vergoed. Voor de verbouwinginvesteringen die zijn uitgevoerd in de jaren 1985 t/m 1988 is geen vergoeding betaald; deze zijn door belanghebbende in het boekjaar 1 oktober 2001 t/m 30 september 2002 dan ook afgewaardeerd van € 445.345 tot nihil. De inspecteur heeft deze afwaardering geweigerd. In de huurovereenkomst was overeengekomen dat verhuurder de door huurder aangebrachte verbeteringen en nieuwbouw aan de huurder dient te vergoeden bij het beëindigen van de huurovereenkomst en naar de waarde welke in het economische verkeer op dat tijdstip aan de verbeteringen c.q. nieuwbouw kan worden toegekend. Het hof volgt het standpunt van belanghebbende dat de waarde van de door de huurder gedane investeringen bij het beëindigen van de huurovereenkomst nihil was, niet. Er is sprake geweest van een onttrekking aan belanghebbende. Het beroep op het vertrouwensbeginsel wordt afgewezen.

NTFR 2012/2586 - Afroommethode voor gebruikelijk loon van toepassing als relatie bestaat tussen arbeid en aandeel in resultaat samenwerkingsverband

Aflevering 46, gepubliceerd op 15-11-2012 met annotatie van mr. J. de Haan
Belanghebbende neemt via zijn bv deel in een advocatenmaatschap. De inspecteur heeft een correctie toegepast op grond van de gebruikelijkloonregeling. Hof Leeuwarden (NTFR 2011/1756) heeft geoordeeld dat de opbrengst van de bv nagenoeg geheel voortvloeit uit de arbeid die door belanghebbende is verricht. Daarom kan het gebruikelijke loon worden berekend met toepassing van de afroommethode. Daarbij wordt het gebruikelijke loon berekend op basis van de opbrengst van de bv, verminderd met de aan die opbrengst toe te rekenen kosten, lasten en afschrijvingen. De Hoge Raad casseert de hofuitspraak. Indien de arbeid van de directeur wordt verricht in een samenwerkingsverband en de opbrengst van de bv bestaat uit een aandeel in het resultaat van dat samenwerkingsverband, is van een ‘(nagenoeg) geheel voortvloeien uit de door de directeur verrichte arbeid’ slechts dan sprake indien de omvang van het aandeel van de bv in het resultaat van dat samenwerkingsverband (nagenoeg) uitsluitend wordt bepaald door de arbeid die de directeur in het samenwerkingsverband verricht. Bestaat het aandeel van de bv in het resultaat van het samenwerkingsverband uit een percentage van het resultaat van dat samenwerkingsverband, dan ontbreekt die relatie. Dan kan de afroommethode niet worden toegepast.

NTFR 2012/2589 - Geen verzekeringsplicht voor werknemersverzekeringen voor koeriers met VAR-wuo

Aflevering 46, gepubliceerd op 15-11-2012 met annotatie van mr. J.D. Schouten
Belanghebbende exploiteert een koeriersbedrijf. Zij maakt gebruik van de diensten van een aantal koeriers. Twee van hen, A en B, waren voorheen in dienstbetrekking werkzaam voor belanghebbende. Sinds 2008 werken zij op basis van een ‘freelance-overeenkomst’ voor belanghebbende. A en B beschikken over een VAR-wuo. Bij een op aanvraag van belanghebbende genomen beschikking van 1 april 2010 heeft de inspecteur onder meer bepaald dat belanghebbende ten aanzien van A en B verzekeringsplichtig is voor de werknemersverzekeringen. Het hof is met de rechtbank echter van oordeel dat dit niet het geval is. De inspecteur dient namelijk uit te gaan van de aan A en B afgegeven VAR-wuo, tenzij de feiten en omstandigheden gewijzigd zijn. Nu dat niet het geval is, mocht de inspecteur niet in afwijking van zijn eerder afgegeven VAR-wuo beslissen tot verzekeringsplicht voor de werknemersverzekeringen voor A en B.

NTFR 2012/2590 - 'Medisch voorschrift' inzake aanpassing woning dient vooraf te worden gegeven maar kan ook mondeling

ECLI:NL:GHARN:2012:BX6763, datum uitspraak 28-08-2012, publicatiedatum 07-09-2012
Aflevering 46, gepubliceerd op 15-11-2012 met annotatie van mr. P.T. van Arnhem
Belanghebbende is chronisch ziek. Hij lijdt aan fibromyalgie. In zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2007 heeft belanghebbende onder meer aanspraak gemaakt op aftrek van ziektekosten ter zake van het aanpassen van het looppad in zijn tuin. Daarbij is achteraf – in 2011 – een verklaring van de huisarts overgelegd. De inspecteur heeft de aftrek niet toegestaan. Volgens het hof is dat terecht. Het hof stelt voorop dat aanpassingen van een woning slechts op medisch voorschrift hebben plaatsgevonden indien dat medisch voorschrift is gegeven voordat de aanpassingen zijn uitgevoerd. Het medisch voorschrift kan ook mondeling worden gegeven. Belanghebbende maakt volgens het hof – ondanks de medische verklaring – echter niet aannemelijk dat de bestrating van het looppad op medisch voorschrift is geschied.

NTFR 2012/2591 - Buitengewone uitgaven; achteraf opgestelde medische verklaring volstaat gelet op de context

ECLI:NL:GHLEE:2012:BX6622, datum uitspraak 04-09-2012, publicatiedatum 06-09-2012
Aflevering 46, gepubliceerd op 15-11-2012 met annotatie van mr. P.T. van Arnhem
Belanghebbende is rolstoelafhankelijk en zij heeft kosten gemaakt voor het rolstoeltoegankelijk maken van haar woning. In geschil is of belanghebbende de aanpassingskosten van afgerond € 25.000 in 2004 als buitengewone uitgaven in aftrek kan brengen. De inspecteur heeft de aftrek niet geaccepteerd. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende gehonoreerd.

NTFR 2012/2592 - Geen compartimentering van deelnemingsvoordelen bij regimewijziging door verandering van wetgeving

ECLI:NL:PHR:2012:BY1244, datum uitspraak 12-10-2012, publicatiedatum 14-06-2013
Aflevering 46, gepubliceerd op 15-11-2012 met annotatie van mr. dr. J. Gooijer
Belanghebbende hield in 2007 49% in twee in de Verenigde Arabische Emiraten gevestigde vennootschappen. Eind 2007 hebben beide dochters dividend uitgekeerd waarvan een deel toerekenbaar is aan de winst in 2006. In 2006 was de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing, vanaf 2007 wel. De inspecteur heeft de dividenden tot de belastbare winst gerekend.

NTFR 2012/2593 - Verlies op valutatransacties aftrekbaar

ECLI:NL:RBARN:2012:BX8896, datum uitspraak 04-10-2012, publicatiedatum 04-10-2012
Aflevering 46, gepubliceerd op 15-11-2012 met annotatie van mr. drs. A.J. van den Bos
Belanghebbende, X nv, heeft met het oog op de verwerving van een kunstgrasfabriek een dochtervennootschap opgericht. Begin 2007 heeft belanghebbende valutaforwardcontracten afgesloten voor $ 179 mln. Vervolgens heeft belanghebbende meerdere valutaswapcontracten afgesloten. De dochtervennootschap heeft de kunstgrasfabriek op 30 maart 2007 voor een bedrag van $ 178 mln. verworven. Dit is deels gefinancierd door middel van door belanghebbende in de dochter gestort kapitaal. In haar aangifte claimt belanghebbende een verlies op de valutatransacties. Volgens de inspecteur is dat ten onrechte omdat het verlies als kostprijs van de deelneming moet worden geactiveerd en onder de deelnemingsvrijstelling moet worden gebracht.

NTFR 2012/2594 - Geen vrijstelling overdrachtsbelasting voor onderwijsinstelling

Aflevering 46, gepubliceerd op 15-11-2012
Een onderwijsinstelling die geen publiekrechtelijke overheidsinstelling is, heeft geen recht op een vrijstelling van overdrachtsbelasting. De onderwijsvrijstelling geldt alleen voor bepaalde in art. 15, lid 1, onderdeel k, Wet BRV genoemde verkrijgingen. De Commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven van de Tweede Kamer is van oordeel dat de staatssecretaris van Financiën hier terecht geen toepassing heeft gegeven aan de hardheidsclausule, omdat er geen sprake is van een door de wetgever niet bedoeld of onvoorzien gevolg.

NTFR 2012/2595 - Niet-ontvankelijkverklaring cassatieberoep met toepassing van art. 80a Wet RO

ECLI:NL:HR:2012:BY2669, datum uitspraak 09-11-2012, publicatiedatum 09-11-2012
Aflevering 46, gepubliceerd op 15-11-2012 met annotatie van mr. P.J. van Amersfoort
Op 1 juli 2012 is art. 80a Wet RO in werking getreden. Art. 80a Wet RO houdt in dat de Hoge Raad het beroep in cassatie, gehoord de procureur-generaal, niet-ontvankelijk kan verklaren wanneer de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, omdat de partij die het cassatieberoep instelt klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep of omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is het eerste arrest waarin de belastingkamer van de Hoge Raad een cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaart met toepassing van art. 80a Wet RO.

NTFR 2012/2596 - Vastlegging en vaststelling van hetgeen ter zitting is voorgevallen behoren tot het domein van de feitenrechter

ECLI:NL:HR:2012:BY1238, datum uitspraak 26-10-2012, publicatiedatum 26-10-2012
Aflevering 46, gepubliceerd op 15-11-2012 met annotatie van mr. A.A. Fase
Belanghebbende klaagt in cassatie erover dat zijn verklaringen ter zitting van het hof niet juist zijn weergegeven in het proces-verbaal van de zitting. Het hof heeft volgens belanghebbende ten onrechte zijn verzoek tot het aanpassen van het proces-verbaal niet ingewilligd. De Hoge Raad verwerpt de klachten van belanghebbende. De vastlegging en vaststelling van hetgeen ter zitting is voorgevallen zijn namelijk aan het hof voorbehouden. De uitspraak en het proces-verbaal van het hof zijn niet onbegrijpelijk. Daarom kan in cassatie ook niet met vrucht worden geklaagd over de beslissing van het hof om het proces-verbaal niet aan te passen. Inhoudelijk doet de Hoge Raad de zaak af met een verwijzing naar art. 81 Wet RO.

NTFR 2012/2597 - Wezenlijke belemmering toegang tot rechter in enkelvoudige belastingzaak: hoger beroep ontvankelijk ondanks niet-betalen griffierecht

ECLI:NL:GHARN:2012:BX9647, datum uitspraak 02-10-2012, publicatiedatum 10-10-2012
Aflevering 46, gepubliceerd op 15-11-2012 met annotatie van mr. J. Kastelein
Belanghebbende geniet een maandelijkse bijstandsuitkering van netto € 500 en een zorgtoeslag van € 61. Hij beschikt niet over vermogen. Zijn maandelijkse huur bedraagt € 450. Aan belanghebbende is een aanslag IB voor het jaar 2008 opgelegd ten bedrage van € 1.840. Belanghebbende heeft, vanwege zijn financiële situatie, om vermindering tot nihil verzocht van het voor het hoger beroep verschuldigde en door hem niet betaalde griffierecht van € 112. Het hof laat een niet-ontvankelijkverklaring achterwege. Op grond van art. 1 Eerste Protocol (bij het EVRM) en het rechtszekerheidsbeginsel mag de toegang tot de rechter namelijk niet wezenlijk worden belemmerd. Dat is hier echter wel aan de orde.

NTFR 2012/2598 - Na verwijzing: toekenning immateriële schadevergoeding in legeszaak

ECLI:NL:GHARN:2012:BX7765, datum uitspraak 11-09-2012, publicatiedatum 19-09-2012
Aflevering 46, gepubliceerd op 15-11-2012 met annotatie van mr. V.M. Maat
Deze zaak betreft de verwijzingsprocedure van HR 10 juni 2011, nr. 09/02639, NTFR 2011/1366. In dat arrest heeft de Hoge Raad beslist – kort gezegd – dat in enkelvoudige belastingzaken aanspraak kan bestaan op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De onderhavige zaak, waarin door de gemeente aan belanghebbende leges in rekening zijn gebracht, is door de Hoge Raad verwezen naar Hof Arnhem voor de beantwoording van de vraag of de redelijke termijn is overschreden, en zo ja, op welke schadevergoeding belanghebbende recht heeft.

NTFR 2012/2599 - Omkering en verzwaring bewijslast beperkt tot deel van correctie

ECLI:NL:HR:2012:BY2727, datum uitspraak 09-11-2012, publicatiedatum 01-12-2014
Aflevering 46, gepubliceerd op 15-11-2012
Belanghebbende exploiteert een onderneming in binnentuinbenodigdheden en hennepstekjes. Voor de handel in hennepstekjes is belanghebbende strafrechtelijk veroordeeld. Tijdens een boekenonderzoek zijn gebreken in de administratie ontdekt, waaronder niet-verantwoorde opbrengsten uit illegale activiteiten en zwart uitbetaalde lonen. Hof Amsterdam (NTFR 2012/1090) heeft aannemelijk geacht dat belanghebbende inkomsten heeft genoten uit de handel in hennepstekken. Vaststaat dat belanghebbende van de handel in hennepstekjes geen administratie heeft bijgehouden. Belanghebbende heeft daardoor zijn verplichting een deugdelijke administratie te voeren geschonden. Omkering en verzwaring van de bewijslast is gerechtvaardigd. Ten aanzien van de winstcorrectie op de verkopen van hennepstekjes heeft het hof geoordeeld dat de inspecteur deze redelijk heeft berekend. De in verband met de verkoop van hennepstekjes gemaakte inkoopkosten kunnen niet ten laste van de winst worden gebracht omdat deze verband houden met een misdrijf. Met betrekking tot de correctie verkoopopbrengst huurrecht oordeelt het hof dat de sanctie van omkering en verzwaring van de bewijslast beperkt is tot de vaststelling van de door belanghebbende met de verkoop van hennepstekjes behaalde winst uit onderneming. De inspecteur moet aannemelijk maken dat het huurrecht moet worden geëtiketteerd tot het verplichte (buitenvennootschappelijke) ondernemingsvermogen van belanghebbende. Daarin is de inspecteur niet geslaagd.

NTFR 2012/2601 - Luxemburgse vermindering van vermogensbelasting in strijd met vrijheid van vestiging

Aflevering 46, gepubliceerd op 15-11-2012 met annotatie van mr. J.C.L.M. Fijen
In Luxemburg zijn ook rechtspersonen aan de vermogensbelasting onderworpen. Er kan echter op verzoek een vermindering van vermogensbelasting worden verleend indien een belastingplichtige, ten laste van de winst van een bepaald inkomstenjaar, een reserve aanlegt die bestemd is om gedurende de vijf daaropvolgende kalenderjaren te worden gehandhaafd. DADV is een naar Luxemburgs recht opgerichte vennootschap. Haar maatschappelijke zetel bevond zich tot op 12 oktober 2006 in Luxemburg. Op die dag heeft zij haar zetel verplaatst naar Italië. Voor het jaar 2004 is aan DADV een vermindering van de vermogensbelasting toegekend in verband met de vorming van een niet-uitkeerbare reserve. In december 2006 is DIVI door overname gefuseerd met DADV. In 2009 heeft de Luxemburgse belastingdienst de vermindering van de vermogensbelasting over 2004 teruggevorderd. De belastingdienst was namelijk van mening dat door de zetelverplaatsing DADV niet had voldaan aan de eis om de volledige vijfjarige periode waarin de reserve werd aangehouden aan de Luxemburgse vermogensbelasting onderworpen te blijven. Het Tribunal administratif dat over de zaak moet beslissen, twijfelt of de regeling in overeenstemming is met EU-recht en heeft het Hof van Justitie een prejudiciële vraag gesteld. Het HvJ komt tot de conclusie dat sprake is van een in beginsel verboden beperking van de vrijheid van vestiging. Immers, een vennootschap naar Luxemburgs recht die haar zetel naar een andere lidstaat verplaatst, wordt ongunstiger behandeld dan een vergelijkbare vennootschap die wel in Luxemburg gevestigd blijft. Dit verschil in behandeling ontmoedigt vennootschappen naar Luxemburgs recht om hun zetel naar een andere lidstaat te verplaatsen en is niet te verklaren door een objectief verschil tussen de situaties. Het HvJ wijst de aangevoerde rechtvaardigingsgronden af (evenwichtige verdeling van de heffingsbevoegdheden tussen lidstaten en de samenhang van het nationale belastingstelsel).

NTFR 2012/2603 - Bij beoordeling verdragsinwonerschap moeder van fiscale eenheid is feitelijke leiding van alleen moeder beslissend

ECLI:NL:HR:2012:BT2199, datum uitspraak 03-02-2012, publicatiedatum 03-02-2012
Aflevering 46, gepubliceerd op 15-11-2012 met annotatie van dr. mr. M van Dun
Belanghebbende is naar Nederlands recht opgericht. A, haar enig aandeelhouder, woont sinds 1993 in België. In 1996 is D door belanghebbende opgericht. Belanghebbende heeft haar onderneming aan D overgedragen. Belanghebbende en D vormen een fiscale eenheid. Eind 1996 is volgens belanghebbende haar werkelijke leiding verplaatst naar België. In geschil is de vestigingsplaats van belanghebbende in 1999. Hof Den Bosch heeft geoordeeld dat belanghebbende voor de toepassing van het Verdrag Nederland-België feitelijk in België is gevestigd. In cassatie betoogt de staatssecretaris dat voor de toepassing van het verdrag beoordeeld moet worden waar de feitelijke leiding van belanghebbende met inbegrip van de met haar gevoegde dochtermaatschappijen berust. De Hoge Raad zet uiteen dat dit betoog niet juist is. Voor de beantwoording van de vraag of een moedermaatschappij van een fiscale eenheid inwoner is van Nederland in de zin van het verdrag, is de plaats van de feitelijke leiding van alleen de moedermaatschappij beslissend. Het oordeel van het hof dat deze in België is gelegen is cassatieproof. Het stond het hof vrij tot zijn oordeel te komen op basis van waardering van door beide partijen ingebrachte bewijsmiddelen.