Aflevering 47

Gepubliceerd op 19 november 2024

NTFR 2024/1849 - Over de fiscaal-ethische generatiekloof en het ‘doodgooien’ van studenten

Aflevering 47, gepubliceerd op 19-11-2024 geschreven door mr. A.F. Gunn MA
Op vrijdag 27 september 2024 – mijn 44e verjaardag – mocht ik spreken op het congres van het Landelijk Overleg Fiscalisten (LOF). Dit jaar ging het over mijn favoriete thema: fiscale ethiek.1 Het geheel kreeg een onverwachte wending toen een van de deelnemers een nogal kritische opmerking maakte die mij – die echt niet tegen kritiek kan – nog weken bezighield.

NTFR 2024/1850 - Derde nota van wijziging Belastingplan 2025

Aflevering 47, gepubliceerd op 19-11-2024 geschreven door mr. D.C. Simonis
De minister van Financiën stuurt de Tweede Kamer de derde nota van wijziging op het wetsvoorstel Belastingplan 2025. In deze nota van wijziging is een wijziging opgenomen van de Wet aanpassing fonds voor gemene rekening en vrijgestelde beleggingsinstelling.

NTFR 2024/1854 - Niet meetellen direct door UWV uitbetaalde WGA-uitkering voor arbeidskorting is discriminatoir; rechtsherstel is aan weggever

ECLI:NL:HR:2024:1657, datum uitspraak 15-11-2024, publicatiedatum 15-11-2024
Aflevering 47, gepubliceerd op 19-11-2024 met annotatie van mr. P.T. van Arnhem
Belanghebbende is gedeeltelijk arbeidsongeschikt. Hij werkt in dienstbetrekking. Hij ontvangt, naast het loon van zijn werkgever, een werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA-uitkering) als bedoeld in de Wet WIA. De werkgever neemt de WGA-uitkering niet in ontvangst op basis van een machtiging ex art. 67 Wet WIA en betaalt die uitkering dus niet tezamen met het loon uit aan belanghebbende. De WGA-uitkering wordt daarom rechtstreeks aan belanghebbende uitbetaald door het UWV. Nu de WGA-uitkering rechtstreeks van het UWV wordt ontvangen, wordt deze niet als loon betrokken in de berekeningsgrondslag voor de arbeidskorting. Dat gebeurt wel bij een WGA-uitkering die via de werkgever wordt betaald, waardoor in dat geval een hogere arbeidskorting wordt genoten. Volgens de Hoge Raad vindt deze ongelijke behandeling haar oorzaak in de wettelijke regeling van de arbeidskorting (hoofdstuk 8 Wet IB 2001) in combinatie met art. 9.4 URLB 2011. Dit onderscheid is, ondanks de ruime beoordelingsvrijheid die de wetgever toekomt, in strijd met de verdragsrechtelijke discriminatieverboden. Gelijke behandeling zou op verschillende manieren kunnen worden bereikt. Het maken van keuzes gaat echter de rechtsvormende taak van de rechter te buiten, zodat het aan de wetgever is om te voorzien in het geconstateerde rechtstekort, aldus de Hoge Raad.

NTFR 2024/1860 - Terechte box 3-heffing over banktegoeden van partieel buitenlandse belastingplichtige die gebruikmaakt van 30%-regeling

ECLI:NL:HR:2024:1658, datum uitspraak 15-11-2024, publicatiedatum 15-11-2024
Aflevering 47, gepubliceerd op 19-11-2024 met annotatie van mr. drs. S. Oosterbaan
Belanghebbende woonde in 2016 in Nederland. Zij heeft t/m 31 maart 2016 gebruikgemaakt van de 30%-regeling en daarbij de keuze gemaakt om gedurende die periode als partieel buitenlandse belastingplichtige te worden aangemerkt. In afwijking van de aangifte heeft de inspecteur de bank- en spaartegoeden van belanghebbende in de aanslag IB/PVV 2016 begrepen, en wel over april t/m december 2016; de periode waarvoor belanghebbende niet langer kon kiezen voor behandeling als partieel buitenlandse belastingplichtige.

NTFR 2024/1862 - Hoge Raad beantwoordt prejudiciële vraag over heffingskortingen voor persoon die slechts gedurende een deel van het jaar belastingplichtig in Nederland is

ECLI:NL:HR:2024:1660, datum uitspraak 15-11-2024, publicatiedatum 15-11-2024
Aflevering 47, gepubliceerd op 19-11-2024 met annotatie van mr. dr. B.M.M. Didden
Belanghebbende was in 2020 slechts gedurende een gedeelte van dat jaar binnenlandse belastingplichtige. De rest van 2020 is zij in het geheel niet belastingplichtig en premieplichtig geweest in Nederland (zij werkte in loondienst in Brazilië). In de binnenlandse periode werkte belanghebbende in loondienst en was zij verzekerd en premieplichtig voor Nederlandse volksverzekeringen. In geschil is de hoogte van de algemene heffingskorting, de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting (hierna: IACK). Rechtbank Zeeland-West-Brabant (ECLI:NL:RBZWB:2024:467, NTFR 2024/842) heeft in dat verband een prejudiciële vraag aan de Hoge Raad gesteld.

NTFR 2024/1863 - A-G Koopman: ook bij navordering kan nog keuze in de toerekening worden gemaakt

ECLI:NL:PHR:2024:1133, datum uitspraak 25-10-2024, publicatiedatum 08-11-2024
Aflevering 47, gepubliceerd op 19-11-2024 met annotatie van mr. P.T. van Arnhem
A-G Koopman heeft drie conclusies genomen, met een gemeenschappelijke bijlage, in zaken waarin fiscale partners een wijziging willen aanbrengen in de onderlinge verdeling van een gemeenschappelijk inkomensbestanddeel of de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen (box 3). De vraag is of dat nog kan nadat hun primitieve aanslagen onherroepelijk zijn komen vast te staan.

NTFR 2024/1868 - Kennisgroepstandpunt aftrekbaarheid premies arbeidsongeschiktheidsverzekering

Aflevering 47, gepubliceerd op 19-11-2024 geschreven door H. van Toledo
De Kennisgroep verzekeringsproducten en assurantiebelasting heeft de vraag beantwoord of de premie voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering aftrekbaar is bij de belastingplichtige als hij niet de verzekeringnemer en/of de begunstigde van deze verzekering is. Daarbij gaat het om de volgende situatie. Er is een arbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten waarbij de belastingplichtige niet de verzekeringnemer en/of de begunstigde is. De AOV keert periodiek uit als het verzekerde risico zich voordoet. De belastingplichtige betaalt hiervoor premie.

NTFR 2024/1869 - Kennisgroepstandpunt kwalificatie geldverstrekking – profit participation rights (PPR)

Aflevering 47, gepubliceerd op 19-11-2024 geschreven door mr. F. van Horzen
De Kennisgroep bijzondere winstbepaling vpb heeft een standpunt geactualiseerd. Dit standpunt behandelt de vraag of een geldverstrekking door middel van zogenoemde profit participation rights (PPR) fiscaal kwalificeert als kapitaal. De beschouwing bij het antwoord is aangepast vanwege het arrest van de Hoge Raad van 17 mei 2024, ECLI:NL:HR:2024:706. Deze wijzigingen hebben geen gevolgen voor het antwoord op de vraag, dat antwoord blijft ja.

NTFR 2024/1877 - Matiging proceskostenvergoeding omdat belanghebbende gelijk krijgt op ondergeschikt punt

ECLI:NL:HR:2024:1659, datum uitspraak 15-11-2024, publicatiedatum 15-11-2024
Aflevering 47, gepubliceerd op 19-11-2024 met annotatie van mr. I. van Wijk
In een procedure bij hof Den Bosch is een aanslag watersysteemheffing 2020 aan de orde. Het geschil omvat zowel de overschrijding van de opbrengstlimiet als de toekenning van een dwangsom en vergoeding van wettelijke rente. Het hof stelt belanghebbende uitsluitend in het gelijk op het punt van de wettelijke rente. Het hof ziet daarin aanleiding de forfaitaire proceskostenvergoeding van € 1.750 te verminderen tot € 437,50, door toepassing van een factor 0,25 in plaats van 1 voor het gewicht van de zaak. De Hoge Raad laat deze beslissing in stand. Het hof mocht de proceskostenvergoeding met toepassing van art. 2 lid 2 BPB matigen vanwege de omstandigheid dat belanghebbende uitsluitend in het gelijk is gesteld op een punt van ondergeschikt belang.