Aflevering 37

het nieuwe erfrecht is niet echt nieuw meer. Al verscheidene malen leek het ingevoerd te worden, maar iedere keer kwam daar toch weer iets tussen. Er werden inmiddels talloze seminars aan gewijd en dikke boeken over geschreven. Nu gaat het dan toch echt gebeuren. Vanaf 1 januari 2003 zal het tot geldend recht worden verheven. Wet van 3 juni 1999 tot invoering van Boek 4 en Titel 3 van Boek 7 van het Nieuwe Burgerlijk Wetboek, eerste gedeelte, Stb. 1999/300, Wet van 18 april 2002 tot vaststelling van de Invoeringswet Boek 4 en Titel 3 van Boek 7 van het Nieuwe Burgerlijk Wetboek (hierna aan te duiden als BW), tweede gedeelte (nadere wijziging van Boek 4), Stb. 2002/228 en Wet van 18 april 2002, houdende vaststelling van de Invoeringswet Boek 4 en Titel 3 van Boek 7 van het Nieuwe Burgerlijk Wetboek, vierde gedeelte (aanpassing van de wetgeving aan het nieuwe erfrecht en schenkingsrecht), Stb. 2002/230. Over de civielrechtelijke aspecten van het nieuwe erfrecht is lang en zorgvuldig nagedacht. Sinds een paar jaar wordt ook aandacht besteed aan de fiscale gevolgen van het nieuwe erfrecht. De redactie van NTFR heeft het nuttig geacht om hier een overzichtsartikel aan te wijden met hier en daar opiniërende elementen.

Naar aanleiding van een verslag van de commissie voor de verzoekschriften uit de Tweede Kamer stuurt de staatssecretaris van Financiën een brief aan de Tweede Kamer waarin hij ingaat op de verzoeken die de commissie hem gedaan heeft. Het verslag publiceerden wij in NTFR 2002/418 en gaat over een logeerproject waarbij belanghebbende een gehandicapt kind in het gezin heeft opgenomen. De vergoeding die zij ontving was hoger dan de reguliere pleegoudervergoeding. Haar verzoek om toepassing van de hardheidsclausule had de staatssecretaris afgewezen.

De staatssecretaris geeft aan wanneer zekerheid vooraf wordt gegeven over de toepassing van de deelnemingsvrijstelling bij tophoudsters en tussenhoudsters in internationaal verband. De hoofdlijn is dat zowel tophoudsters als tussenhoudsters in aanmerking komen voor zekerheid vooraf in de vorm van een ATR (Advance Tax Ruling) indien de houdster een 'wezenlijke functie' of 'schakelfunctie' vervult binnen het concern. Belangrijke boodschap daarbij is dat een dergelijke bevestiging vooraf niet verplicht gepaard hoeft te gaan met een afspraak over de verrekenprijsaspecten.

De Minister van Financiën geeft met dit besluit nadere uitvoering aan de per 1 september 2001 in werking getreden Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). De regeling Wbp is van toepassing op alle verwerkingen van persoonsgegevens waarop de Wet bescherming persoonsgegevens van toepassing is, die onder de directe verantwoordelijkheid van de minister vallen. De Wbp vervangt de Wet persoonsregistraties (Wpr). De Wpr was van toepassing op persoonsregistraties. De Wbp daarentegen heeft een grotere reikweidte en is van toepassing op elke verwerking van persoonsgegevens. Nagenoeg elke handeling die met persoonsgegevens geschiedt, is een verwerking van persoonsgegevens in de zin van de Wbp. Voor de verwerking van persoonsgegevens is een in de wet genoemd gerechtvaardigd doel vereist. In principe moet elke verwerking gemeld worden bij het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) of bij een aangestelde privacyfunctionaris. De betrokkene, zijnde de persoon van wie persoonsgegevens worden verwerkt, heeft recht op inzage en correctie en in voorkomende gevallen recht op verwijdering of afscherming. Tevens kan hij op grond van de Awb bezwaar en beroep aantekenen indien genoemde rechten (deels) niet worden nageleefd. De Minister van Financiën heeft intern een privacyfunctionaris aangesteld. Die functionaris handelt wat betreft de uitvoering van de Wbp onafhankelijk als het verlengstuk van het College voor Bescherming van Persoonsgegevens (CBP, v/h Registratiekamer).

De nieuwe Uitvoeringsregeling Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 (Uitv.reg. Dubb.bel. 2001) is, met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2001, in werking getreden. De Uitv.reg. Dubb.bel. 2001 vervangt de Uitv.reg. Dubb.bel. 1989. De Uitv.reg. Dubb.bel. 2001 bevat als eerste de lijst met ontwikkelingslanden die van belang is voor de verrekening van buitenlandse bronbelasting onder het besl. voork. dubb. bel. 2001. De inhoud van deze lijst is reeds bij besluit van 16 januari 2002, nr. IFZ2001/1151M, bekendgemaakt (zie ook NTFR 2002/182 en het daar opgenomen commentaar).

De staatssecretaris van Financiën heeft een wijziging voorgesteld van de goedkeuringswet voor het nieuwe belastingverdrag met België. Indien de normale procedure voor de Referendumwet zou worden gevolgd, zou inwerkingtreding per 1 januari 2003 waarschijnlijk niet haalbaar zijn en pas een jaar later kunnen plaatsvinden. Daarom wordt door de staatssecretaris een spoedprocedure als bedoeld in art. 16 Tijdelijke Referendumwet voorgesteld. Hierdoor is er meer tijd voor de parlementaire behandeling. De staatssecretaris heeft de Tweede Kamer gevraagd of plenaire behandeling van het wetsvoorstel in één van de eerstkomende weken zou kunnen plaatsvinden. Dit om nog een redelijke termijn voor de behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer over te houden.

De nieuwe inkomstenbelastingwetgeving kent nieuwe regels rond het privé-gebruik auto van ondernemers-natuurlijke personen en werknemers die ook consequenties hebben voor de jaarlijkse correctie privé-gebruik auto in de BTW. De staatssecretaris gaat in het hieronder vermelde besluit in op de Europese rechtsgeldigheid van de BTW-correctie in art. 15 Uitv.besch. OB 1968, nu de IB-wijzigingen de BTW-aftrek verder beperken voor ondernemers-natuurlijke personen, en op de consequenties voor ondernemers die hun werknemers een auto van de zaak verstrekken die mede voor privé-doeleinden kan worden gebruikt.

De staatssecretaris van Financiën maakt een concept-wijziging van de Uitv.reg. IW 1990 bekend. Een aantal kwijtscheldingsfaciliteiten wordt aangepast naar aanleiding van een advies van de Werkgroep Inkomensbeleid/Kwijtscheldingsbeleid (WIK). Voorgesteld wordt onder meer om de voor ondernemers geldende eis te laten vervallen dat bij kwijtschelding integrale betaling plaatsvindt van de ingevolge art. 29, lid 2, Wet OB 1968 verschuldigde omzetbelasting. Voor personen die een uitkering genieten ingevolge de Wet inkomensvoorziening kunstenaars (Wik) zal niet langer het kwijtscheldingsbeleid voor ondernemers gelden, maar gaat het beleid voor particulieren gelden. Indien de staatssecretaris voor 4 oktober 2002 niet van de voorzitter van de vaste commissie voor financiën vernomen heeft dat de commissie met hem over de voorgehangen wijziging van de Uitv.reg. IW 1990 van gedachten wil wisselen, gaat hij ervan uit dat de commissie met deze wijziging instemt.