Aflevering 38

Onlangs vond een brute overval plaats op een geldtransportbedrijf in Amsterdam Zuidoost. De overvallers wisten met vluchtauto’s via de A2 te ontkomen en zijn nog niet gevangen. Omdat de A2 verbreed is naar 10 banen, konden de vluchtauto’s met volle snelheid wegkomen en niet achterhaald worden. Daarom moet de A2 weer versmald worden, naar 4 rijbanen.

De 30%-bewijsregel (30%-regeling) voor ingekomen werknemersRedactie: de auteur van deze opinie is tevens auteur van het boek 'De 30%-regeling voor ingekomen werknemers' Sdu Uitgevers, Amersfoort, 2009. Daarnaast wil hij graag mr. E.W. Jansen, mw.mr. L.S. Mannoe, mr. A.A. Gude en mw.mr. C.Y. Pietersz danken! vindt zijn oorsprong in de naweeën van de Tweede Wereldoorlog. Op basis van de huidige regeling kunnen werkgever en werknemer afspreken dat maximaal 30/70e van het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking belastingvrij kan worden uitbetaald in de vorm van een (vaste) vergoeding voor extraterritoriale kosten.Art. 31a, lid 2, sub e, Wet LB 1965. Extraterritoriale kosten zijn de (extra) kosten die werknemers maken voor tewerkstelling buiten het land van herkomst.

Het Register van Belastingadviseurs (hierna: RB) heeft zich in een persbericht uitgesproken tegen de verschuiving van het Wwft toezicht (Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme) op belastingadviseurs, accountants en administratiekantoren van het Bureau Financieel Toezicht (BFT) naar de Belastingdienst Hollands-Midden. Het persbericht betreft een reactie op de zogenoemde internetconsultatie van de Wijzigingswet Wwft.

De Miljoenennota 2012 is dit jaar wel heel vroeg bekend. Op de site prinsjesdag2011.nl was de Miljoenennota al donderdagavond te downloaden. Dat is nog eerder dan aangekondigd. Dit jaar zouden de Prinsjesdagstukken vrijdag 16 september, om 14:00 uur worden vrijgegeven.

Na het uitlekken van de Miljoenennota heeft het kabinet besloten om ook het Belastingplan 2012 voortijdig openbaar te maken.

De minister stuurt het halfjaarlijkse overzicht op het terrein van het Ministerie van Financiën naar de Eerste Kamer en vermeldt daarbij per toezegging de stand van zaken.

stakingswinst

vermogensbestanddelen

De staatssecretaris beantwoordt vragen over muziekverenigingen die hun status van algemeen nut beogende instelling (anbi) verliezen. Dit houdt mede verband met de wetgeving voor anbi’s die per 1 januari 2010 is gewijzigd.

De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (hierna: ‘de Orde’ heeft commentaar gegeven op het wetsvoorstel Tussenregeling valutaresultaten op deelnemingen (hierna: ‘de Tussenregeling’). De Orde is van mening dat de Tussenregeling op een twaalftal punten verduidelijkt dan wel aangepast dient te worden. De belangrijkste bezwaren van de Orde zijn de volgende:

Belanghebbende organiseert jaarlijks een tweedaags muziekfestival om rhythm and blues meer bekendheid te geven. In 1996 tot en met 2010 heeft zij financieel wisselende resultaten behaald; in totaal over die 15 jaar een positief saldo ad € 4.508. In geschil is of de belanghebbende in beginsel belastingplichtig is voor de vennootschapsbelasting en zo ja, of zij subjectief vrijgesteld is ex art. 6 Wet VPB 1969 wegens behartiging van algemeen belang. Hof Den Bosch 3 december 2010, nr. 09/00488, (NTFR 2010/2610) heeft geoordeeld dat belanghebbende belastingplichtig is op grond van art. 4(a) Wet VPB 1969, omdat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat zij (potentieel) in concurrentie treedt met naar de winst belaste organisatoren van andere festivals en muziekevenementen. Voor vrijstelling ex art. 6 Wet VPB 1969 komt de belanghebbende niet in aanmerking omdat de behartiging van een algemeen maatschappelijk of sociaal belang niet voorop staat; de belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt a. dat bij haar een ander belang op de voorgrond staat dan het in Z organiseren van muziekfestivals met bijbehorend kader, noch b. dat de belanghebbende gericht is op verbreiding van de rhythm and blues.

Tot de nalatenschap van de moeder van belanghebbende behoort een vordering op de nog in leven zijnde grootmoeder van belanghebbende. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de waarde van de vordering nihil is, omdat grootmoeder is begonnen haar vermogen weg te geven aan een oom van belanghebbende. De inspecteur heeft de vordering voor de heffing van successierecht gewaardeerd op een bedrag van € 248.214. De rechtbank oordeelt dat hetgeen wordt verkregen in aanmerking moet worden genomen naar de waarde ten tijde van het overlijden van de erflater. De stelling van belanghebbende dat rekening moet worden gehouden met feiten en omstandigheden die zich na het overlijden hebben voorgedaan, geldt slechts met betrekking tot feiten en omstandigheden die een deskundige al had kunnen voorzien als van betekenis voor de waardevaststelling op het moment van verkrijging. De rechtbank acht niet aannemelijk dat daarvan in dit geval sprake is, omdat de omstandigheden die belanghebbende heeft aangevoerd zich grotendeels na de verkrijging hebben voorgedaan en het vermogen van grootmoeder op dat moment ruim voldoende was om de schuldvordering geheel te kunnen voldoen.

overdrachtsbelasting, vermindering

achterwaartse verliesverrekening

Belanghebbende heeft de Amerikaanse nationaliteit en woont sinds december 2005 in Canada. In 2007 heeft hij enkele maanden in Nederland voor een universiteit gewerkt. Vanaf april 2007 ontvangt belanghebbende een AOW-uitkering en pensioen, waarvoor hij in zijn aangifte IB/PVV over het jaar 2007 om voorkoming van dubbele belasting heeft verzocht in de zin van volledige vrijstelling van het inkomen. De inspecteur heeft echter het pensioen en de AOW-uitkering in de belastingheffing betrokken en op grond van Verdrag Nederland-Canada de heffing beperkt tot 15% van de brutobedragen.

Op het verzoek van de Cie verklaart het HvJ EU voor recht, dat Hongarije door belastingplichtigen uit wier belastingaangifte voor een bepaald belastingtijdvak een ‘overschot’ in de zin van art. 183 Btw-richtlijn blijkt, te verplichten dat overschot geheel of gedeeltelijk naar het volgende belastingtijdvak over te brengen indien zij aan hun leverancier niet het volledige bedrag van de desbetreffende aankoop hebben betaald, en doordat bepaalde belastingplichtigen uit wier belastingaangifte regelmatig een ‘overschot’ blijkt, zich als gevolg van deze verplichting genoodzaakt zien dat overschot meermaals naar het volgende belastingtijdvak over te brengen, niet de op haar rustende verplichtingen is nagekomen.

In de onderhavige zaak staat een lever-en-huur-terug-structuur van een schoolgebouw centraal. In essentie is die structuur als volgt vormgegeven. Belanghebbende – bevoegd gezag voor een scholengemeenschap – heeft een nieuw schoolgebouw doen bouwen. Na gereedkoming daarvan heeft zij de juridische eigendom overgedragen aan een stichting voor een prijs ter hoogte van ca. 15% van de stichtingskosten. Belanghebbende heeft over de aan de stichting berekende prijs omzetbelasting op aangifte voldaan en heeft de aan de bouw van de school toerekenbare voorbelasting in aftrek gebracht. Ter zake van de verkrijging door de stichting is over de kostprijs van het schoolgebouw op grond van art. 15, lid 4, Wet BRV overdrachtsbelasting voldaan. De stichting heeft het schoolgebouw vervolgens vrijgesteld van omzetbelasting (terug)verhuurd aan belanghebbende. De financiële middelen voor de aanschaf van de school heeft de stichting geput uit een (rentedragende) lening die haar door belanghebbende werd verstrekt. De stichting heeft de haar door belanghebbende in rekening gebrachte belasting niet in aftrek gebracht.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Vragen beantwoordt Kamervragen van de heer Van der Ham over het 19%-tarief op podiumkunsten. Tot 1 januari 2011 was het verlenen van toegang tot muziekuitvoeringen en toneeluitvoeringen belast met 6%. Vanaf die datum is deze dienst belast met 19%. Goedgekeurd is dat het 6%-tarief mag worden toegepast op podiumkunsten die na 31 december 2010 maar vóór 1 juli 2011 plaatsvinden. Podiumkunsten die op of na 1 juli 2011 plaatsvinden, zijn belast met 19%. Alleen indien de vergoedingen voor podiumkunsten die op of na 1 juli 2011 plaatsvinden vóór 1 januari 2011 worden ontvangen, geldt het 6%-tarief. Desgevraagd antwoordt de staatssecretaris dat het kabinet geen aanleiding ziet om de besluitvorming terug te draaien. Deze diensten blijven dus ook in de (nabije) toekomst belast met 19%.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap beantwoordt Kamervragen van mevrouw Peters over het 19%-tarief op podiumkunsten. In de antwoorden zegt de staatssecretaris onder meer dat dit beleid niet voor iedereen leuk is, soms zelfs pijnlijk, maar wel nodig om ervoor te zorgen dat de culturele sector minder afhankelijk wordt van subsidie. Daarnaast zegt hij dat het verhogen van het tarief hem niet heeft geholpen bij het vinden van draagvlak voor de bezuinigingen op de kunsten.

Belanghebbende is als exploitant van een afvalverbrandingsinrichting met stortplaats belastingplichtige voor de afvalstoffenbelasting. In de inrichting worden onder meer afvalstoffen gestort als vervanging van primaire bouwmaterialen. Belanghebbende neemt voorts niet-recyclebare glasresten aan voor zover deze kunnen worden gebruikt ter vervanging van grint in gasdrainageleidingen. Belanghebbende heeft op de voet van art. 18b, lid 3 en 4, Wbm verzocht om met toepassing van een zogenoemd verhoudingsgetal de hoeveelheid voor verwijdering afgegeven afvalstoffen te mogen herleiden uit de totale hoeveelheid afvalstoffen. De inspecteur heeft haar een zodanige vergunning verstrekt, doch niet voor de afvalstoffen die (volgens belanghebbende) in de inrichting nuttig worden toegepast. Centraal in deze procedure staat de vraag of de inspecteur voor deze categorie stoffen terecht de vergunning heeft geweigerd. Het hof heeft die vraag bevestigend beantwoord.

metallurgische processen

Belanghebbende maakt deel uit van een uitzendorganisatie voor overwegend Poolse uitzendkrachten, werkzaam in de tuinbouw. In dat kader biedt belanghebbende de uitzendkrachten huisvesting aan in een accommodatie gelegen in de omgeving van de betrokken tuinbouwbedrijven. De accommodatie bestaat uit enkele bij elkaar behorende gebouwen, vroeger in gebruik als kazerne, naderhand benut voor de opvang van asielzoekers. De voorzieningen in de accommodatie zijn sober te noemen. De uitzendkrachten verblijven voor de duur van hun arbeid voor kortere of langere tijd in een eenvoudig gemeubileerde kamer. Er is een gemeenschappelijke keuken. Belanghebbende verstrekt geen spijs of drank; er is geen restaurant of cafetaria of iets dergelijks. De uitzendkrachten voorzien zelf in hun maaltijden. Tevens zorgen zij zelf voor linnengoed en het wassen daarvan. De accommodatie kent een gemeenschappelijke ruimte.

Belanghebbende is gebruiker van een winkelpand gelegen in het centrum van Doetinchem. Zij is aangeslagen in de reclamebelasting 2008. In deze conclusie gaat het om de vraag of de onderhavige tot het centrumgebied van de gemeente beperkte heffing van reclamebelasting aanvaardbaar is.

Belanghebbende beheert onder, op of boven de grond van de gemeente Leiden aanwezige gas- en elektriciteitsleidingen. De leidingen zijn in het verleden gelegd door of vanwege de gemeente. In de Verordening precariobelasting is een vrijstelling opgenomen ter zake van voorwerpen of werken, die door of vanwege de gemeente, noodzakelijk voor de uitoefening van haar publiekrechtelijke taak zijn aangebracht of geplaatst. Voor Hof Den Haag ( NTFR 2010/1837) heeft belanghebbende zich vergeefs op deze vrijstelling beroepen. Ook in cassatie krijgt zij nul op het rekest.

Belanghebbende heeft een aanvraag ingediend voor het verkrijgen van een rijbewijs en een identiteitskaart. Voor het in behandeling nemen van de aanvraag zijn belanghebbende leges in rekening gebracht. Hof Den Bosch (NTFR 2010/2327) heeft geoordeeld dat met de invoering van de algemene identificatieplicht per 2005 het publieke belang bij het bezit van een identiteitskaart zozeer is gaan overheersen dat het individuele belang bij het bezit daarvan van ondergeschikte betekenis is. Daarom heeft het hof de leges voor de identiteitskaart vernietigd. De Hoge Raad onderschrijft het oordeel van het hof. Daarentegen mag de gemeente wel leges heffen over rijbewijzen en paspoorten. Bij deze documenten overheerst immers het individuele belang.

bestuurdersaansprakelijkheid

bouwvergunning

Belanghebbende is – naast een ander bosperceel ook – eigenaar van een bosperceel ter grootte van 28.755 m2. De WOZ-waarde hiervan is vastgesteld op € 28.000. Volgens belanghebbende is dat niet correct, omdat de zogenoemde cultuurgrondvrijstelling van toepassing is. Anders dan de rechtbank heeft gedaan, stelt het hof belanghebbende in het gelijk. Het hof acht namelijk – gelet op de overgelegde exploitatieoverzichten, facturen en ter zitting afgelegde verklaringen met betrekking tot de verrichte werkzaamheden – aannemelijk dat het bosperceel bedrijfsmatig wordt geëxploiteerd door belanghebbende.

behoorlijke bestuursvoering

Belanghebbende heeft een bouwvergunning aangevraagd voor het veranderen van een verpleeghuis. De bouwkosten bedragen volgens de aanvraag € 2.100.000. Voor het in behandeling nemen van de bouwaanvraag heeft de heffingsambtenaar van de gemeente Haren een aanslag bouwleges opgelegd van ruim € 76.000.

duurzaam verenigd, zelfstandigheid

Belanghebbende is sinds 17 januari 2004 enig directeur en enig aandeelhouder van bv. Vanaf het begin van 2004 weet de ontvanger door een melding van betalingsonmacht dat de bv niet tot betaling van de verschuldigde belastingen in staat is. Sindsdien heeft zij haar betalingsachterstand niet ingelopen. De bv is op 5 april 2006 op verzoek van belanghebbende in staat van faillissement verklaard. Het faillissement is op 30 januari 2008 opgeheven bij gebrek aan baten. Naar aanleiding van een boekenonderzoek is aan de bv op 29 augustus 2006 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd. De ontvanger heeft belanghebbende bij beschikking van 29 juni 2007 in privé hoofdelijk aansprakelijk gesteld in verband met de onbetaald gebleven belastingschulden van de bv, de daarmee verband houdende heffingsrente, invorderingsrente en kosten alsmede de door de bv verschuldigde boeten.

Belanghebbende mengt per schip aan- en afgevoerde minerale oliën, door middel van een tankterminal waarvan zij eigenaar is. De tankterminal bestaat uit acht grote in de open lucht opgestelde olietanks waarin het mengen plaatsvindt, 2,5 km leidingwerk, laad- en losarmen, alsmede een meet- en regelstation. In geschil is of het leidingwerk, de laad- en losarmen en het meet- en regelstation, vallen onder de werktuigenvrijstelling ingevolge de Wet WOZ.

aansprakelijkheid, objectafbakening, zelfstandigheid

Onze redactie heeft deze uitspraak niet samengevat of becommentarieerd, maar wil er wel graag op attenderen.

Onze redactie heeft deze uitspraak niet samengevat of becommentarieerd, maar wil er wel graag op attenderen.

Onze redactie heeft deze uitspraak niet samengevat of becommentarieerd, maar wil er wel graag op attenderen.

Onze redactie heeft deze uitspraak niet samengevat of becommentarieerd, maar wil er wel graag op attenderen.

Onze redactie heeft deze uitspraak niet samengevat of becommentarieerd, maar wil er wel graag op attenderen.

Onze redactie heeft deze uitspraak niet samengevat of becommentarieerd, maar wil er wel graag op attenderen.

Onze redactie heeft deze uitspraak niet samengevat of becommentarieerd, maar wil er wel graag op attenderen.

Onze redactie heeft deze uitspraak niet samengevat of becommentarieerd, maar wil er wel graag op attenderen.

Onze redactie heeft deze uitspraak niet samengevat of becommentarieerd, maar wil er wel graag op attenderen.