Aflevering 39

Gepubliceerd op 29 september 2011

NTFR 2011/2112 - Wetsvoorstel Belastingplan 2012

Aflevering 39, gepubliceerd op 29-09-2011
Naast de begrotingsstukken ontvangt de Staten-Generaal ieder jaar ook een fiscaal pakket met wetsvoorstellen. Het pakket bevat een deel van de voorstellen uit de Fiscale agenda. In de Fiscale agenda is de fiscale beleidsvisie van het kabinet gepresenteerd, gericht op een eenvoudiger, meer solide en meer fraudebestendig belastingstelsel. Daarnaast bevat het pakket diverse fiscale maatregelen die voortvloeien uit het Regeer- en Gedoogakkoord. Voor 2012 bestaat het Fiscaal pakket uit vijf wetsvoorstellen:

NTFR 2011/2115 - Wetsvoorstel Geefwet ingediend

Aflevering 39, gepubliceerd op 29-09-2011
Op Prinsjesdag heeft de staatssecretaris het wetsvoorstel de Geefwet ingediend. Via dit wetsvoorstel stelt hij een aantal fiscale maatregelen voor op het terrein van vrijgevigheid, vrijwilligers, algemeen nut beogende instellingen (anbi) en sociaal belang behartigende instellingen (sbbi).

NTFR 2011/2117 - Subsidie in kader van Stimuleringsregeling bosuitbreiding op landbouwgronden niet geheel vrijgesteld

ECLI:NL:HR:2011:BR7014, datum uitspraak 09-09-2011, publicatiedatum 09-09-2011
Aflevering 39, gepubliceerd op 29-09-2011 met annotatie van mr. A.A. Fase
Belanghebbende dreef in 2002 een akkerbouw/bosbouwbedrijf in de vorm van een eenmanszaak. In 2002 ontving hij een subsidie van € 26.000 op grond van de Stimuleringsregeling bosuitbreiding op landbouwgronden. Deze subsidie ziet geheel op compensatie van inkomensverlies als gevolg van de aanleg van bos op landbouwgrond. Belanghebbende ontving deze bijdrage als landbouwbedrijfshoofd en voor blijvend bos. De inspecteur heeft op grond van een beleidsregel 20% van de subsidie (€ 5.200) belast als winst uit landbouwbedrijf en 80% onder de bosbouwvrijstelling laten vallen. De vraag of de onderhavige subsidie op grond van art. 3.11 Wet IB 2001 in haar geheel vrijgesteld dient te worden, is door Hof Leeuwarden (NTFR 2010/2241) ontkennend beantwoord. De Hoge Raad acht die beslissing juist. Aangezien een bijdrage op grond van de SBL-regeling ter compensatie van inkomensverlies voor een landbouwbedrijfshoofd hoger is dan voor andere natuurlijke personen of privaatrechtelijke rechtspersonen, bestaat er volgens de cassatierechter voor een deel van de bijdrage die een landbouwbedrijfshoofd ontvangt een zodanige samenhang met de uitoefening van een landbouwbedrijf dat het met de subsidie genoten voordeel in zoverre moet worden aangemerkt als te zijn opgekomen in de uitoefening van dat landbouwbedrijf.

NTFR 2011/2118 - Handel in opties is speculatief en dus geen bron van inkomen

ECLI:NL:HR:2011:BQ2071, datum uitspraak 09-09-2011, publicatiedatum 09-09-2011
Aflevering 39, gepubliceerd op 29-09-2011 met annotatie van mr. E. Alink
Belanghebbende was van 1985 tot begin 2003 in loondienst werkzaam als beleggingsadviseur. Nadien heeft belanghebbende deze werkzaamheden voortgezet voor dezelfde klanten en met dezelfde contactpersonen. Als onderdeel van die werkzaamheden heeft belanghebbende ook voor eigen risico gehandeld in (kortlopende) opties. De werkzaamheden beslaan op een doordeweekse dag ongeveer tien tot twaalf uur. De handel in opties heeft in 2003 geleid tot een negatief resultaat van € 70.423. Hof Den Bosch heeft geoordeeld dat de handel in opties voor belanghebbende geen bron van inkomen vormt. Volgens het hof heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat hij met de handel in opties een meer dan louter speculatief uitzicht op het behalen van voordeel had. Dit zou anders zijn als belanghebbende met zijn deskundigheid, ervaring en relaties het koersverloop van de opties kan beïnvloeden.

NTFR 2011/2119 - Belgische radiologe is geen 'ingekomen werknemer': 30%-regeling terecht geweigerd

ECLI:NL:HR:2011:BT1538, datum uitspraak 16-09-2011, publicatiedatum 16-09-2011
Aflevering 39, gepubliceerd op 29-09-2011 met annotatie van mr. J. van de Merwe
Belanghebbende woont in België en is radiologe. In 2002 is zij toegetreden tot een Nederlandse maatschap van radiologen. In dat kader was zij als ondernemer werkzaam in Nederland. Eind 2006 heeft belanghebbende een bv opgericht, waarin zij per 1 januari 2007 haar maatschapsaandeel heeft ingebracht. Op diezelfde datum is zij als directeur in dienst getreden van de bv. Sindsdien verricht belanghebbende haar werkzaamheden als radiologe in Nederland in dienstbetrekking bij de bv. Het verzoek om toepassing van de 30%-regeling is door Hof Den Bosch (NTFR 2010/1596) afgewezen, omdat belanghebbende niet kan worden aangemerkt als een ‘ingekomen werknemer’. De Hoge Raad deelt deze opvatting. Belanghebbende was namelijk op het moment waarop de arbeidsovereenkomst met de bv tot stand kwam reeds in Nederland werkzaam. Dat dit geschiedde als ondernemer en niet als werknemer, is in dit verband niet van belang.

NTFR 2011/2120 - Borgstelling is pas werkzaamheid als borg uit hoofde hiervan betaalt

ECLI:NL:HR:2012:BR6345, datum uitspraak 09-03-2012, publicatiedatum 09-03-2012
Aflevering 39, gepubliceerd op 29-09-2011 met annotatie van prof. dr. J.P. Boer
Belanghebbende is voor 50% middellijk aandeelhouder van C bv. Hij is buiten gemeenschap van goederen gehuwd. Bij overeenkomst van 14 november 2004 heeft belanghebbende zich jegens Fortis Bank tot een bedrag van € 500.000 borg gesteld voor de schulden van C. C heeft haar activiteiten eind 2005 gestaakt. In 2006 is belanghebbende door Fortis Bank op grond van de borgtocht aangesproken voor een bedrag van € 500.000. Naast het in zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2005 opgegeven inkomen uit werk en woning, heeft belanghebbende een resultaat uit werkzaamheid van € 500.000 negatief geclaimd. Het verlies bestaat uit de afwaardering van de voorwaardelijke regresvordering die belanghebbende uit hoofde van de borgtocht jegens Fortis Bank stelt te hebben op C.

NTFR 2011/2121 - 'Goudenhanddrukfonds' is geen open fonds voor gemene rekening: ontslagvergoeding belast

ECLI:NL:GHARN:2011:BT1707, datum uitspraak 06-09-2011, publicatiedatum 16-09-2011
Aflevering 39, gepubliceerd op 29-09-2011 met annotatie van mr. J.D. Schouten
Een advieskantoor heeft medio 2002 een product met de naam ‘Goudenhanddrukfonds’ in de markt gezet. Twee personen, die ontslagvergoedingen hebben ontvangen, hebben gebruikgemaakt van dit product. Zij hebben ieder een ‘open fonds voor gemene rekening’ opgericht. Vervolgens hebben dit fonds, als verzekeraar, en de voormalige werknemer als verzekeringsnemer een stamrechtovereenkomst gesloten. In de onderhavige (proef)procedure stelt de inspecteur dat de ontslagvergoedingen belast zijn, omdat geen sprake is van een open fonds voor gemene rekening, zodat geen sprake is van een wettelijk toegelaten verzekeraar. Rechtbank Arnhem heeft de inspecteur in het gelijk gesteld. Kort gezegd heeft de rechtbank geoordeeld dat geen sprake is van het voor gemene rekening beleggen of anderszins aanwenden van gelden. Het hof sluit zich hierbij aan.

NTFR 2011/2122 - Aanspraken uit stamrechtovereenkomst belast door ontbinding bv

ECLI:NL:RBARN:2010:BR5314, datum uitspraak 28-12-2010, publicatiedatum 18-08-2011
Aflevering 39, gepubliceerd op 29-09-2011 met annotatie van mr. D. Westerman
Belanghebbende was directeur-grootaandeelhouder van C bv, welke vennootschap op 9 december 2003 wegens gebrek aan baten is ontbonden. Belanghebbende had bij C bv aanspraken uit een stamrechtovereenkomst als bedoeld in art. 11, lid 1, letter g, Wet LB 1964. De inspecteur heeft de waarde van deze aanspraken tot het belastbaar inkomen uit werk en woning van 2003 gerekend. In geschil is of dat terecht is.

NTFR 2011/2124 - Schepeling zonder schriftelijke arbeidsovereenkomst kan toch verzekeringsplichtig zijn

ECLI:NL:PHR:2011:BR6384, datum uitspraak 09-12-2011, publicatiedatum 09-12-2011
Aflevering 39, gepubliceerd op 29-09-2011 met annotatie van mr. J.C.L.M. Fijen
Belanghebbende heeft van 14 oktober 2001 tot 24 februari 2002 werkzaamheden verricht aan boord van een zeeschip dat onder Nederlandse vlag voer. De eigenaar van het schip is een in Nederland gevestigde bv. Voorafgaande aan de tewerkstelling op het schip hebben belanghebbende en een vertegenwoordiger van de eigenaar van het schip een letter of appointment (hierna: LOA) getekend. Op 24 februari 2002 is belanghebbende als gevolg van een ongeval aan boord van het schip met armklachten afgemonsterd. In 2007 heeft belanghebbende een aanvraag voor ziekengeld bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: UWV) ingediend. Het UWV heeft de aanvraag afgewezen met als reden dat belanghebbende op de dag van het ongeval niet verzekerd was ingevolge de Ziektewet (hierna: ZW) omdat hij geen schriftelijke arbeidsovereenkomst in de zin van art. 398 Wetboek van Koophandel (hierna: WvK) met de eigenaar van het schip had. In geschil is of de afwezigheid van bedoelde schriftelijke arbeidsovereenkomst in de weg staat aan verzekeringsplicht ingevolge de ZW.

NTFR 2011/2125 - Periodieke uitkering die voortvloeit uit testament is niet aftrekbaar als persoonsgebonden aftrek

Aflevering 39, gepubliceerd op 29-09-2011 met annotatie van mr. P.T. van Arnhem
In 1997 is de vader van belanghebbende overleden. In het testament van vader is aan de erven (waaronder belanghebbende) de last opgenomen om een levenslange lijfrente te doen aan zijn partner. In geschil is of belanghebbende deze jaarlijkse uitkering als persoonsgebonden aftrek voor onderhoudsverplichtingen in aanmerking kan nemen.

NTFR 2011/2126 - 52/53-wekenstelsel acceptabel als boekjaar

ECLI:NL:GHSHE:2011:BS1092, datum uitspraak 24-06-2011, publicatiedatum 09-09-2011
Aflevering 39, gepubliceerd op 29-09-2011 met annotatie van mr. dr. D.R. Post
In de statuten van belanghebbende staat met betrekking tot het boekjaar: ‘Het boekjaar van de vennootschap loopt van de eerste maandag van de maand januari tot en met de laatste zondag, voorafgaande aan de eerste maandag van de maand januari’. De inspecteur accepteert deze wijze van boekjaarbepaling niet. Het hof ziet in het onderhavige geval geen redenen om het door belanghebbende gehanteerde 52/53-wekenstelsel af te wijzen. Voor de overwegingen ten aanzien van het geschil verwijst het hof naar zijn overwegingen in de zaak met nr. 10/00118. Voor de volledigheid zijn die overwegingen hieronder opgenomen.

NTFR 2011/2128 - Doorbetalingen sales commission aan aandeelhouders zijn geen zakelijke kosten

ECLI:NL:HR:2011:BT2251, datum uitspraak 23-09-2011, publicatiedatum 23-09-2011
Aflevering 39, gepubliceerd op 29-09-2011
Belanghebbende exploiteert een glashandel. B, D en F zijn via hun persoonlijke holdings aandeelhouder in belanghebbende. Voorts hebben B, D en F in verband met de ontwikkeling van een nieuw procedé voor het aanbrengen van een antireflectiecoating op voor de glastuinbouw bestemd glas een Poolse vennootschap (G) opgericht, waarin zij, naast een aantal andere aandeelhouders, via hun persoonlijke holdings aandeelhouder zijn. G heeft voor de productie van het gecoate glas een coatingmachine van € 15.850.048 van een Duitse onderneming (M) aangeschaft. Daarbij is overeengekomen dat belanghebbende een sales commission van M ontvangt van € 766.938. Nadat belanghebbende deze sales commission heeft ontvangen, betaalt zij hiervan € 630.803 uit aan de aandeelhouders van G. De aandeelhouders van G betalen dit weer door aan G, die dit bedrag als storting op aandelen heeft geboekt. In geschil is of de doorbetaalde sales commission tot de winst van belanghebbende behoort. Rechtbank Den Haag heeft een deel van de doorbetalingen in aftrek toegestaan.

NTFR 2011/2129 - Ambtshalve vernietiging vanwege overschrijding redelijke termijn leidt niet tot gegrondverklaring

ECLI:NL:HR:2011:BP8053, datum uitspraak 16-09-2011, publicatiedatum 16-09-2011
Aflevering 39, gepubliceerd op 29-09-2011 met annotatie van mr. R. den Ouden
Hof Amsterdam (NTFR 2010/1958) heeft de door belanghebbende in hoger beroep aangevoerde klachten verworpen. Wel heeft het hof ambtshalve geconstateerd dat in hoger beroep de redelijke termijn ex art. 6 EVRM is overschreden. Enkel op die grond heeft het hof het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de rechtbank en de inspecteur vernietigd, de boete verminderd, en de inspecteur veroordeeld in de proceskosten en het griffierecht. Volgens de Hoge Raad ten onrechte. Nu de door belanghebbende aangevoerde grieven ongegrond waren, had het hof het hoger beroep ongegrond moeten verklaren en de boete moeten verminderen. Voor een veroordeling in de proceskosten en een vergoeding van het griffierecht is dan geen plaats.

NTFR 2011/2130 - Ten onrechte halvering van proceskostenvergoeding nu geen sprake is van samenhangende zaken

ECLI:NL:GHAMS:2011:BR1274, datum uitspraak 07-07-2011, publicatiedatum 13-07-2011
Aflevering 39, gepubliceerd op 29-09-2011 met annotatie van mr. J.M. Sitsen
In geschil is de proceskostenvergoeding van de helft van € 644 die aan belanghebbende is toegewezen door Rechtbank Haarlem. Het hof is van oordeel dat nu niet is gebleken van een samenhangende zaak geen grond bestaat voor de door de rechtbank toegepaste halvering. De zaak met rechtbanknummer AWB 09/906 kan niet als samenhangende zaak worden aangemerkt, omdat de rechtbank het beroep in die zaak ongegrond heeft verklaard en de regeling voor samenhangende zaken slechts toepassing kan vinden indien sprake is van meerdere zaken waarbij in elk van die zaken een vaststelling van kosten dient plaats te vinden.