Aflevering 41

Gepubliceerd op 8 oktober 2019

NTFR 2019/2466 - Spoedreparatie, art. 10a Wet VPB 1969 en ‘interne leningen’: ellendig en krankzinnig

Aflevering 41, gepubliceerd op 10-10-2019 geschreven door mr. G.C. van der Burgt
Zoals vrijwel niemand die zich met de vennootschapsbelasting bezighoudt zal zijn ontgaan, is het fiscale-eenheidsregime uitgebreid met spoedreparatiemaatregelen.Wet van 24 april 2019, Stb. 2019, 175. Onlangs is O.C.R. Marres in dit tijdschrift ingegaan op een deelonderwerp van het spoedreparatieregime, namelijk de problematiek van onderlinge vordering- en schuldverhouding tussen fiscale-eenheidsmaatschappijen (interne leningen) en de toepassing van art. 10a.O.C.R. Marres, ‘Toepassing van art. 10a Wet VPB 1969 op schulden binnen fiscale eenheid: ellendig maar niet krankzinnig’, NTFR 2019/2078. Marres ontvouwt in zijn bijdrage een interessante zienswijze. Tegelijkertijd staat die opvatting naar mijn mening op gespannen voet met de wettekst en wetsgeschiedenis.

NTFR 2019/2467 - Naschrift

Aflevering 41, gepubliceerd op 10-10-2019 geschreven door prof. dr. O.C.R. Marres
1. In mijn Opinie in NTFR 2019/2078 heb ik betoogd dat de toepassing van art. 15, lid 16, Wet VPB 1969 op interne schulden ellendig maar niet krankzinnig is. Allereerst betoog ik dat het niet krankzinnig is dat de wetgever interne schulden in de spoedreparatie heeft betrokken. Vervolgens betoog ik dat de toepassing op zo’n manier kan en moet geschieden dat die niet tot krankzinnige gevolgen leidt, en verdedig ik op grond van dat uitgangspunt een bepaalde wetsuitleg, in afwijking op de (huidige) meerderheidsvisie in de literatuur. Van der Burgt is het op beide punten met mij oneens. Het is zinvol dat Van der Burgt de moeite heeft genomen om de meerderheidsvisie in de literatuur, die hij deelt en ik bestrijd, nog eens toe te lichten. Op mijn beurt maak ik graag gebruik van de gelegenheid om mijn eigen opvatting nader toe te lichten. Daar is zeker aanleiding voor omdat die opvatting kennelijk niet geheel duidelijk is. Hierna ga ik eerst, in punt 2, in op de gerechtvaardigdheid van de interventie van de wetgever, en daarna, in punt 3 en verder, op de inhoud van die interventie, een en ander beperkt tot de toepassing van art. 10a Wet VPB 1969 op interne schulden. Ik besluit met een korte conclusie die voor de lezer als het goed is niet als een verrassing komt.

NTFR 2019/2468 - Onderzoeksrapport 'Marginale druk: op het randje van de mogelijkheden'

Aflevering 41, gepubliceerd op 10-10-2019
Het rapport volgt uit de aangenomen motie van mei 2018 om opties te schetsen voor de langere termijn om de pijnpunten in de marginale druk, bijvoorbeeld voor eenverdieners, weg te nemen (Handelingen II, 2017-2018, 85, item 7). Er is onderzoek naar gedaan welke huishoudens na invoering van de maatregelen van Rutte III nog te maken hebben met een (plotselinge) hoge marginale druk. Dit onderzoek is een vervolg op een eerder onderzoek naar marginale druk dat in 2017 naar de Kamer is verstuurd (Kamerstukken II, 2016-2017, 34 552, 80).

NTFR 2019/2470 - Tweede Kamer verzoekt parlementair advocaat onderzoek te doen naar box 3

Aflevering 41, gepubliceerd op 10-10-2019
De Tweede Kamer heeft een motie aangenomen waarin wordt verzocht de parlementair advocaat onderzoek te laten doen naar de vermogensrendementsheffing in box 3 ((NTFR 2019/1739)). De Vaste commissie voor Financiën heeft het onderzoeksvoorstel nader toegelicht en daarmee heeft de Tweede Kamer nu ingestemd. De te onderzoeken vragen zijn dezelfde als die in de aangenomen motie zijn opgenomen, namelijk:

NTFR 2019/2471 - NOB-reactie op Kamerbrief aanpassing box 3

Aflevering 41, gepubliceerd op 10-10-2019
In een Kamerbrief van 6 september 2019 schetste de staatssecretaris van Financiën de kabinetsplannen voor aanpassing van het box 3-regime per 2022 (NTFR 2019/2250). De Nederlandse Orde van belastingadviseurs (de NOB) heeft inmiddels hierop op hoofdlijnen gereageerd. In dit commentaar van 27 september 2019 zegt de NOB verheugd te zijn over deze eerste beweging (alhoewel het lang op zich heeft laten wachten) tot een meer fundamentele wijziging van het systeem van box 3, waarbij de belastingheffing op spaargeld nauwer aansluit bij het reële rendement.

NTFR 2019/2472 - Samenvattingen innovatieboxrulings gepubliceerd

Aflevering 41, gepubliceerd op 10-10-2019
De Belastingdienst heeft in september 2019 zeven nieuwe samenvattingen gepubliceerd van rulings over de innovatiebox. De rulings betreffen dienstverlenende ondernemingen met personeelsleden in Nederland, die onderdeel uitmaken van een internationaal concern. De ondernemingen hebben een RenD-afdeling en brengen jaarlijks immateriële activa voort waarvoor WBSO-verklaringen worden verkregen. Het komt voor dat voor de product- of de procestechnologie patenten worden verkregen. In het verzoek om vooroverleg wordt verzocht om toepassing van de afpelmethode.

NTFR 2019/2478 - 21% btw voor de levering van magische truffels

Aflevering 41, gepubliceerd op 10-10-2019 geschreven door mr. A. Vroon
Op de site van de Belastingdienst staat dat levering van zogenoemde magische truffels is belast met 21% btw, omdat sprake is van genotmiddelen. De levering van magische truffels is, anders dan bij paddo’s, niet verboden. Magische truffels vallen niet in de categorie voedingsmiddelen waarvoor het 9%-tarief geldt. Met voedingsmiddelen bedoelen we eet- en drinkwaren en producten die bestemd zijn voor de bereiding, aanvulling of vervanging daarvan. Magische truffels hebben een hallucinerende werking en zijn dus genotmiddelen. Daarom valt de levering van deze truffels volgens de Belastingdienst onder het 21%-tarief.

NTFR 2019/2479 - Beantwoording Kamervragen over export auto’s en fraude

Aflevering 41, gepubliceerd op 10-10-2019
Minister Hoekstra en staatssecretaris Snel van Financiën sturen de Tweede Kamer antwoorden op Kamervragen over de export van auto’s. De vragen zien op de berichten over ‘Criminelen wassen 1 miljard wit via export tweedehandsauto’s’ en ‘Autobedrijven frauderen voor miljoenen bij export ex-leaseauto’s’. Het betreffende strafrechtelijk onderzoek richt zich op vier verschillende autobedrijven. Het btw-nadeel in dit onderzoek wordt berekend op ongeveer € 21 miljoen. De Belastingdienst gaat dat bedrag naheffen bij de Nederlandse autodealers.

NTFR 2019/2480 - Proceskostenvergoeding door niet-behoorlijke oproeping voor zitting

ECLI:NL:HR:2019:1423, datum uitspraak 27-09-2019, publicatiedatum 27-09-2019
Aflevering 41, gepubliceerd op 10-10-2019 met annotatie van mr. F.C. van der Bogt
De rechtbank heeft partijen per gewone post een uitnodiging voor de zitting gestuurd. Belanghebbende is niet ter zitting verschenen. Ingevolge art. 8:37 Awb moet de uitnodiging per aangetekende brief geschieden. Hof Den Haag 16 januari 2019, nr. 18/00588, NTFR 2019/1187 heeft in dit verzuim geen reden gezien de uitspraak van de rechtbank te vernietigen en de zaak terug te wijzen, omdat er geen geschil bestond over de feiten. In cassatie klaagt belanghebbende erover dat het hof geen proceskostenvergoeding heeft toegekend. Deze klacht slaagt. Is de uitnodiging niet op de voorgeschreven wijze verzonden, dan is belanghebbende niet behoorlijk opgeroepen voor de zitting. In dat geval bestaat aanleiding voor een vergoeding van proceskosten en griffierecht in hoger beroep.

NTFR 2019/2481 - Redelijke termijn verlengd met tijdsverloop tussen einde beroepstermijn en tijdstip instellen beroep

ECLI:NL:HR:2019:1516, datum uitspraak 04-10-2019, publicatiedatum 04-10-2019
Aflevering 41, gepubliceerd op 10-10-2019 met annotatie van mr. V.S. Huygen van Dyck-Jagersma
Hof Arnhem-Leeuwarden (4 april 2018, nrs. 15/01321 t/m 15/01327, (NTFR 2018/1084)) heeft in een BPM-zaak een immateriëleschadevergoeding van € 2.000 toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn in de fase van bezwaar en beroep. In hoger beroep is de redelijke termijn weliswaar met zes maanden overschreden, maar vanwege een bijzondere omstandigheid – verknochtheid met andere zaken – heeft het hof daarvoor geen schadevergoeding toegekend. Onder verwijzing naar zijn arrest HR 19 april 2019, nr. 18/01623, (NTFR 2019/1139) vernietigt de Hoge Raad dit laatste oordeel. Verder heeft belanghebbende bij het hof verzocht om vergoeding van wettelijke rente wegens vertraging in de vergoeding van het in hoger beroep betaalde griffierecht. Nu belanghebbende daarop aanspraak maakt, had het hof dienen te beslissen dat belanghebbende recht heeft op een rentevergoeding vanaf vier weken na de datum waarop zijn uitspraak is gedaan (vgl. HR 21 december 2018, nr. 17/04504, (NTFR 2019/86)). De Hoge Raad doet de zaak zelf af. Daarbij wordt overwogen dat de voor beroepsfase te hanteren redelijke termijn – te rekenen vanaf de datum van de uitspraak op bezwaar – wordt verlengd met het tijdsverloop tussen het einde van de beroepstermijn en het tijdstip waarop beroep is ingesteld. Verder wordt overwogen dat alleen een vergoeding kan worden toegekend voor de overschrijding van de procedure bij de rechtbank. De niet-ontvankelijkverklaring van het beroep brengt immers mee dat het optreden van de inspecteur niet meer aan het oordeel van de rechter is onderworpen. Dit alles betekent dat de redelijke termijn in dit geval met een week wordt verlengd en dat van de 25 maanden overschrijding er 22 aan de beroepsfase worden toegerekend, zodat de vergoeding voor de beroepsfase op 22/25 van € 2.500, oftewel € 2.200 wordt vastgesteld. Voor de overschrijding in hoger beroep wordt € 500 toegekend. Verder beslist de Hoge Raad dat wettelijke rente gaat lopen als deze schadevergoedingen of het griffierecht niet tijdig worden vergoed.

NTFR 2019/2488 - Niet in strijd met EU-recht als in Nederland wonende, maar in andere lidstaten werkzame werknemers niet verzekerd zijn voor de volksverzekeringen, ook al komen die werknemers in de werkstaten niet in aanmerking voor ouderdomspensioen of kinderbijslag

Aflevering 41, gepubliceerd op 10-10-2019 met annotatie van mr. J.C.L.M. Fijen
sociale zekerheid migrerende werknemers, toepasselijke wetgeving, uitkeringen uit het ouderdomspensioenstelsel of kinderbijslag, weigering van toekenning, woonlidstaat en werklidstaat

NTFR 2019/2489 - Toezending toelichtende nota bij stilzwijgende goedkeuring belastingverdragen

Aflevering 41, gepubliceerd op 10-10-2019
De staatssecretaris van Financiën informeert de Tweede Kamer over de toezending van de toelichtende nota bij stilzwijgende goedkeuring van een belastingverdrag of een wijzigingsprotocol. De tekst van een belastingverdrag of een wijzigingsprotocol wordt in het Tractatenblad geplaatst en wordt daarmee openbaar. Volgens de staatssecretaris is het bij stilzwijgende goedkeuring dan gebruikelijk dat vooruitlopend op de officiële indiening van het verdrag of het protocol, een afschrift van de toelichtende nota ter vertrouwelijke kennisneming naar de Tweede Kamer wordt gezonden. Dit stelt de Tweede Kamer in de gelegenheid om, voordat het belastingverdrag of het wijzigingsprotocol officieel wordt voorgelegd, kennis te nemen van de inhoud van de toelichtende nota en eventueel vragen te stellen zonder de stilzwijgende goedkeuring te doorbreken. De officiële indiening van het verdrag of het wijzigingsprotocol, met toelichtende nota, ter stilzwijgende goedkeuring is openbaar en kan niet eerder plaatsvinden dan na het advies van de Raad van State. Als de Tweede Kamer deze praktijk van voortijdige vertrouwelijke toezending van de toelichtende nota niet meer wenselijk vindt, wordt deze verzocht dit aan te geven.

NTFR 2019/2490 - Consultatie aanwijzing van laagbelastende staten 2020

Aflevering 41, gepubliceerd op 10-10-2019
Om uitvoering te geven aan maatregelen tegen belastingontwijking, stelt de staatssecretaris van Financiën jaarlijks vast welke staten worden aangewezen als laagbelastend en/of niet-coöperatief. De lijst is van belang voor de toepassing van de aanvullende CFC-maatregel in de vennootschapsbelasting en voor de in 2021 in te voeren bronbelasting op rente- en royaltybetalingen. Daarnaast geeft de Belastingdienst sinds 1 juli 2019 geen zekerheid vooraf meer over de fiscale gevolgen van transacties met lichamen gevestigd in deze aangewezen staten. Op 7 oktober 2019 is de staatssecretaris van Financiën voor de lijst van 2020 een consultatieronde gestart m.b.t. de laagbelastende staten. Laagbelastende staten zijn staten zonder winstbelasting of met een statutair tarief van minder dan 9%. Niet-coöperatieve staten betreffen staten die zijn opgenomen op de EU-lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden. De lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden maakt geen deel uit van de consultatie. Ten opzichte van de voor het kalenderjaar 2019 aangewezen laagbelastende staten (NTFR 2019/32) worden twee nieuwe staten (Barbados en Turkmenistan) aangewezen en worden twee staten (Belize en Saudi-Arabië) niet langer als laagbelastende staten aangewezen. Aan belangstellenden wordt de gelegenheid gegeven om tot en met 8 november 2019 te reageren op de voorgenomen aanwijzing van laagbelastende staten.