NTFR 2019/2412 - Openbaarmaking bestuurlijke boeten voor belastingadviseurs: niet invoeren!
Aflevering 40, gepubliceerd op 03-10-2019 geschreven door prof. mr. S.C.W. DoumaOp Prinsjesdag 2019 heeft het kabinet voorgesteld aan hoofdstuk VIIIA van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) een derde afdeling toe te voegen, getiteld ‘Openbaarmaking van de boetenbeschikking’.Art. XI, onderdeel N van het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2020. Ingevolge art. XIX van dit wetsvoorstel vindt art. XI, onderdeel N voor het eerst toepassing op besluiten tot oplegging van een bestuurlijke boete die betrekking heeft op een overtreding die is begaan op of na 1 januari 2020. Deze afdeling schrijft voor dat bestuurlijke boeten opgelegd aan ‘medeplegende beroepsbeoefenaren’ zoals belastingadviseurs, notarissen, accountants en advocaten, openbaar worden gemaakt, tenzij er een specifieke reden is dit achterwege te laten. Ik wil om vier redenen ervoor pleiten hoofdstuk VIIIA, afdeling 3, AWR niet in te voeren. In de eerste plaats zal de maatregel in de praktijk vooral leiden tot meer ‘leverage’ voor de Belastingdienst in fiscaal-inhoudelijke discussies. Daarmee wordt, onnodig, een extra hypotheek gelegd op een relatie die toch al onder druk staat en wordt de adiëring van de belastingrechter beperkt. In de tweede plaats is de openbaarmaking van vergrijpboeten niet geschikt om de met het wetsvoorstel nagestreefde doelen te bereiken, dan wel kunnen deze doelen beter op andere, minder bezwarende wijze worden bereikt. In de derde plaats zal de openbaarmaking van een vergrijpboete dikwijls een onevenredige impact hebben op de individuele beroepsbeoefenaar, die door de publicatie voor de rest van zijn of haar leven professioneel en maatschappelijk geruïneerd zal kunnen zijn. In de vierde plaats voorziet het wetsvoorstel niet in de plicht tot openbaarmaking van de namen van de door de inspecteur gemandateerde ambtenaren die betrokken zijn geweest bij (de aanloop naar) een procedure waarin de belastingrechter een onherroepelijke veroordeling in de werkelijke proceskosten van de belastingplichtige heeft uitgesproken. Dit is onevenwichtig.