Aflevering 24

Gepubliceerd op 13 juni 2023

NTFR 2023/909 - Kabinet werkt aan aanpak samenloop regelingen bij alleenverdienende huishoudens

Aflevering 24, gepubliceerd op 13-06-2023
Er wordt gewerkt aan een oplossing voor de groep alleenverdienende huishoudens met een uitkering die door een samenloop van belastingen, toeslagen en sociale zekerheid een lager besteedbaar inkomen heeft dan een vergelijkbaar paar in de bijstand. Dit schrijven de ministers van SZW en de staatssecretarissen van Financiën in een voortgangsbrief aan de Tweede Kamer.

NTFR 2023/914 - Naheffingsaanslagen loonheffing zijn terecht, juist en tijdig bekendgemaakt (n.o.)

ECLI:NL:HR:2023:901, datum uitspraak 09-06-2023, publicatiedatum 09-06-2023
Aflevering 24, gepubliceerd op 13-06-2023
Belanghebbende exploiteert een groothandel in surfartikelen en houdt zich bezig met de promotie van de surfsport. Belanghebbende heeft twee werknemers in dienst. Er is een boekenonderzoek ingesteld waarbij onder andere is gekeken naar de kostenvergoedingen in de loonheffingen. De inspecteur kondigt aan dat in verband met verjaring een naheffingsaanslag over 2012 en 2013 ter behoud van recht wordt opgelegd. In geschil is of deze aanslagen te hoog zijn vastgesteld. Ook in hoger beroep stelt belanghebbende dat de naheffingsbevoegdheid voor de jaren 2012 en 2013 is vervallen, omdat zij de naheffingsaanslagen niet tijdig op het juiste adres heeft ontvangen. Hof Amsterdam (6 december 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:3587, NTFR 2023/103) heeft geoordeeld dat de inspecteur de verzending naar een juist adres aannemelijk heeft gemaakt en nu de verzending voor het overige niet wordt betwist – en wordt ondersteund door het verzendrapport – daarmee tevens aannemelijk is dat de naheffingsaanslagen binnen de termijn van vijf jaar en dus tijdig zijn vastgesteld. In het midden kan blijven welke van de genoemde adressen voor de verzending is gebruikt. Immers niet alleen voor het postbusadres, maar ook voor de andere genoemde adressen geldt dat ervan kan worden uitgegaan dat door toezending van de naheffingsaanslagen naar één van deze adressen de besluiten belanghebbende hebben bereikt. Voorts brengt de vermelding ‘verplicht adres’ in het systeem van de Belastingdienst niet mee dat niet naar een ander adres juist kan worden verzonden. Ter onderbouwing van dit oordeel wordt verwezen naar een eerdere uitspraak van hof Amsterdam (30 januari 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:538) inzake een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag loonheffing. Wat betreft de bevoegdheid tot vaststellen van de naheffingsaanslagen, verzet geen rechtsregel zich ertegen dat diegene die is belast met de behandeling van het bezwaar tegen een naheffingsaanslag in een eerder jaar, naheffingsaanslagen voor latere jaren oplegt. Ook is geen sprake van onbehoorlijk bestuur. Ten slotte heeft het hof geoordeeld dat de inspecteur het bovenmatige deel van de vaste onkostenvergoedingen terecht in de heffing heeft betrokken en de naheffingsaanslagen in zoverre tot de juiste bedragen heeft opgelegd.

NTFR 2023/916 - Besluit terugbetaling looninkomsten gepubliceerd

Aflevering 24, gepubliceerd op 13-06-2023
Het Besluit terugbetaling looninkomsten is gepubliceerd. Dit besluit beschrijft het fiscale beleid voor ten onrechte ontvangen looninkomsten en voor in eerste instantie terecht ontvangen looninkomsten die later op grond van een afdwingbare verplichting terugbetaald moeten worden.

NTFR 2023/921 - Kennisgroepstandpunt finaal verrekenbeding en economische eigendom eigen woning gepubliceerd

Aflevering 24, gepubliceerd op 13-06-2023
De Kennisgroep onroerende zaken heeft de vraag beantwoord of een belastingplichtige vanaf het moment van uit elkaar gaan op grond van een finaal verrekenbeding in de huwelijkse voorwaarden de economische eigendom van de helft van de woning van de ex-partner heeft, waardoor sprake is van een eigen woning en de betaalde rente voor de schuld van de belastingplichtige aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning zijn.

NTFR 2023/924 - Voor splitsingsvrijstelling is de bewijslast van afwezigheid van overwegend fiscale motieven ten onrechte bij belanghebbende gelegd

ECLI:NL:PHR:2023:498, datum uitspraak 12-05-2023, publicatiedatum 26-05-2023
Aflevering 24, gepubliceerd op 13-06-2023 met annotatie van mr. N.I. Groenland
Belanghebbende is een uitvaartverzekeraar die deel uitmaakt van een concern en van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. DNB heeft de belanghebbende onder curatele gesteld in verband met de precaire kapitaalpositie en de financiële implicaties van een geschil dat de eenheid met de fiscus heeft. Het concern werd uiteindelijk genoopt om de onderneming van de belanghebbende te verkopen aan een derde. Die verkoop kreeg de vorm van juridische afsplitsing: de onderneming van belanghebbende is met achterlating van belastingschulden van de eenheid onder algemene titel overgegaan op een nieuw opgerichte verkrijgende vennootschap tegen uitreiking van één aandeel dat vervolgens aan de externe koper is verkocht.

NTFR 2023/931 - Einde tijdelijke oplossingen Horizontale accijnsrichtlijn 2020

Aflevering 24, gepubliceerd op 13-06-2023
De systemen in Nederland vervangen op 14 juli 2023 de huidige (tijdelijke) papieren procedure voor het vervoer tussen lidstaten van accijnsgoederen waar al accijns over is voldaan. Op dat moment worden de tijdelijke oplossingen beëindigd. Staatssecretaris De Vries en staatssecretaris Van Rij sturen de Tweede Kamer een brief over de invoering van de Horizontale accijnsrichtlijn 2020/262 door Nederland.

NTFR 2023/933 - Geen renteneutraliteit bij spiegelcorrecties omzetbelasting en terug te vorderen bijdragen BTW-compensatiefonds; geen versoepeling grondwettelijk toetsingsverbod

ECLI:NL:HR:2023:815, datum uitspraak 09-06-2023, publicatiedatum 09-06-2023
Aflevering 24, gepubliceerd op 13-06-2023 met annotatie van drs. M.T.M. Hennevelt
Belanghebbende, een gemeente, heeft met twee andere gemeenten een openbaar lichaam ingesteld als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen (de BAR-organisatie). Deze BAR-organisatie voert taken uit voor de drie gemeenten en bracht daarvoor aanvankelijk geen omzetbelasting in rekening. De inspecteur heeft naheffingsaanslagen OB (over tijdvak 1 januari 2014 t/m 30 juni 2015) opgelegd omdat hij vindt dat de koepelvrijstelling geen toepassing vindt. Daarom heeft de BAR-organisatie vanaf het vierde kwartaal 2015 omzetbelasting in rekening gebracht, waarvoor belanghebbende bijdragen uit het BTW-compensatiefonds toegekend heeft gekregen. Nadien heeft de staatssecretaris als beleid bekendgemaakt dat BAR-organisaties wel de koepelvrijstelling kunnen toepassen. Dit heeft ertoe geleid dat de naheffingsaanslagen zijn vernietigd en de bijdragen uit het BTW-compensatiefonds zijn teruggevorderd. Het aan de BAR-organisatie vergoede bedrag aan belastingrente is echter aanzienlijk lager dan het totale bedrag aan belastingrente dat bij terugvordering van de bijdragen uit het BTW-compensatiefonds aan belanghebbende en de twee andere gemeenten tezamen in rekening is gebracht. Volgens hof Den Haag (10 juni 2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:1193, NTFR 2021/2579) heeft de wetgever de onevenwichtige renteberekening bewust aangebracht. De berekening van belastingrente heeft dus tot het juiste bedrag plaatsgevonden. De Hoge Raad onderschrijft dat oordeel.

NTFR 2023/936 - Geen renteneutraliteit bij spiegelcorrecties omzetbelasting en te ontvangen bijdragen BTW-compensatiefonds

ECLI:NL:HR:2023:875, datum uitspraak 09-06-2023, publicatiedatum 09-06-2023
Aflevering 24, gepubliceerd op 13-06-2023 met annotatie van drs. M.T.M. Hennevelt
Na suppletie zijn aan belanghebbende, een gemeente, naheffingsaanslagen OB opgelegd waarbij € 405.054 aan belastingrente is berekend. De suppletie had betrekking op ten onrechte in aftrek gebrachte omzetbelasting. Belanghebbende heeft voor die bedragen alsnog bijdragen uit het BTW-compensatiefonds ontvangen. Daarbij is € 148.807 aan belastingrente toegekend. Volgens hof Den Haag (ECLI:NL:GHDHA:2020:2223, NTFR 2021/364) brengt de wettelijke regeling mee dat bij tegenover elkaar staande correcties, waarbij suppleties leiden tot alsnog te betalen omzetbelasting tegenover alsnog te ontvangen bijdragen uit het BTW-compensatiefonds, de te betalen en te vergoeden belastingrente worden berekend over twee verschillende tijdvakken. Daarom wordt meer rente in rekening gebracht dan vergoed. De wetgever heeft dit verschil ook bij de invoering van de regeling over belastingrente in de Wet op het BTW-compensatiefonds (hierna: WBc) onderkend en heeft dus niet de door belanghebbende gestelde renteneutraliteit beoogd, aldus het hof. De Hoge Raad onderschrijft dat oordeel. Ook het beroep van belanghebbende op beleid van de Belastingdienst heeft het hof terecht verworpen. Dit beleid ziet toe op de situatie dat het bedrag dat wordt geheven, reeds bij de fiscus was. Belanghebbende had weliswaar aanspraak op een bijdrage uit het BTW-compensatiefonds, maar dat betekent niet dat in de periode waarover de belastingrente is berekend, geld van haar bij de fiscus stond.

NTFR 2023/937 - Kwade trouw bij navordering alleen bij verstrekken onjuiste informatie vóór vaststellen aanslag of voordat aanslagtermijn is verstreken

ECLI:NL:HR:2023:873, datum uitspraak 09-06-2023, publicatiedatum 09-06-2023
Aflevering 24, gepubliceerd op 13-06-2023 met annotatie van mr. J.W. Bosman
De inspecteur heeft belanghebbende in juni 2014 uitgenodigd tot het doen van aangiften IB 2002 t/m 2010. De termijn voor het opleggen van aanslagen voor die jaren was toen al verstreken. Belanghebbende heeft in oktober 2014 aan de inspecteur geschreven dat hij niet binnenlands belastingplichtig is en daarom niet verplicht is aangifte te doen. De inspecteur heeft vervolgens navorderingsaanslagen opgelegd. Volgens hof Den Bosch (23 juli 2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:2353, NTFR 2020/2790) kan de inspecteur ook na het einde van de aanslagtermijn uitnodigingen tot het doen van aangifte versturen. Dit acht de Hoge Raad juist. Wat betreft de in art. 16 AWR gestelde voorwaarden voor navordering beschikt de inspecteur niet over een nieuw feit, aldus het hof. Vervolgens heeft het hof geoordeeld dat navordering niettemin mogelijk is vanwege kwade trouw van belanghebbende. De Hoge Raad is het daarmee niet eens. Bepalend is of de belastingplichtige de ontoereikende heffing door zijn gedrag te kwader trouw heeft veroorzaakt. Dit betekent dat kwade trouw alleen betrekking kan hebben op gedragingen die hebben plaatsgevonden vóór het vaststellen van de aanslag of, indien het vaststellen van een aanslag binnen de aanslagtermijn achterwege is gebleven, vóór het verstrijken van die termijn. In dit geval zijn de aangiftebiljetten aan belanghebbende uitgereikt na het verstrijken van de aanslagtermijn. Daarom kan niet worden gezegd dat belanghebbende door die biljetten niet in te leveren heeft veroorzaakt dat aanslagen binnen de daarvoor geldende termijnen achterwege zijn gebleven. De Hoge Raad vernietigt derhalve de navorderingsaanslagen IB 2002 t/m 2010.

NTFR 2023/938 - Nalaten inhouding loonheffing door UWV laat juistheid aanslagen IB/PVV onverlet (art. 81.1 Wet RO)

ECLI:NL:HR:2023:908, datum uitspraak 09-06-2023, publicatiedatum 09-06-2023
Aflevering 24, gepubliceerd op 13-06-2023
Aan belanghebbende zijn voor twee jaren aanslagen IB/PVV opgelegd. De bezwaren daartegen zijn respectievelijk niet-ontvankelijk en ongegrond verklaard. De inspecteur heeft tevens bij zijn uitspraak op bezwaar voor 2018 het verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag afgewezen. De rechtbank heeft de beroepen voor beide jaren ongegrond verklaard.

NTFR 2023/943 - Vragen over opheffing geheimhoudingsplicht IBTD

Aflevering 24, gepubliceerd op 13-06-2023 geschreven door mr. C.J.M. Perraud
Staatssecretaris De Vries geeft antwoord op vragen over het wetsvoorstel Wet opheffing geheimhoudingsplicht voor de Inspectie Belastingen, Toeslagen en Douane. Dit wetsvoorstel, dat in maart 2023 is ingediend, zorgt ervoor dat de Inspectie Belastingen, Toeslagen en Douane (IBTD) toegang heeft tot alle informatie die zij nodig heeft voor haar onderzoeken en die de Belastingdienst/Toeslagen en de Douane onder zich hebben. Het wetsvoorstel is ingegeven doordat in de praktijk blijkt dat de IBTD voor een goede uitvoering van haar taak – toetsen of de overheid mensen en bedrijven rechtvaardig behandelt wanneer zij te maken hebben met belastingzaken, toeslagen of de douane – meer dan aanvankelijk voorzien was, is aangewezen op gegevens waarop een geheimhoudingsplicht van toepassing is. Diverse fracties vragen hoe het wetsvoorstel zich verhoudt tot de voorgenomen Wet op de rijksinspecties. Beide wetten staan in beginsel los van elkaar, met dien verstande dat het wetsvoorstel Wet opheffing geheimhoudingsplicht op zichzelf staat, een andere aanleiding heeft, en ook ‘bestaansrecht’ heeft zonder een Wet op de rijksinspecties. De voorgenomen Wet op de rijksinspecties heeft een veel bredere scope, namelijk, in essentie, het borgen van de onafhankelijkheid van de rijksinspecties. Het wetsvoorstel bevindt zich in een voorbereidende fase. Het kabinet is van plan om het vóór het zomerreces 2024 aan de Kamer aan te bieden. Er wordt ook onderzocht of het opportuun is de IBTD nader bij wet te regelen, nog los van de Wet op de rijksinspecties. Belanghebbenden worden niet op de hoogte gebracht als hun gegevens worden verstrekt aan de IBTD. Nu deze gegevens worden verstrekt op basis van een wettelijk voorschrift, is het niet verplicht om belanghebbenden hierover te informeren. Wel moet de verwerking van persoonsgegevens op basis van de AVG transparant zijn tegenover de betrokkene. Uit onder meer het privacybeleid van het ministerie van Financiën en het verwerkingenregister wordt voor de belanghebbende zichtbaar gemaakt dat de IBTD op hem betrekking hebbende persoonsgegevens kan verwerken die aan de IBTD zijn verstrekt. Het kabinet heeft een afweging gemaakt tussen het recht van een betrokkene om bezwaar te maken tegen de deling van zijn of haar gegevens en het belang van een goede informatievoorziening aan de IBTD. Gelet op het feit dat informatieverstrekking aan de IBTD geen directe impact heeft op betrokkenen, en een goede informatievoorziening aan de IBTD essentieel voor haar is om haar taken uit te kunnen voeren, heeft het kabinet ervoor gekozen om een goede informatievoorziening aan de IBTD zwaarder te laten wegen. Het kabinet ziet geen risico’s voor betrokkenen. De mogelijkheid tot het indienen van bezwaar tegen de concrete gegevensverwerking door de IBTD blijft bestaan, evenals de overige AVG-rechten, zoals het verzoek tot inzage; daar heeft dit wetvoorstel geen invloed op.