NTFR 2024/224 - Gevallen van ‘dividendstripping’ uitputtend in de wet geregeld
ECLI:NL:HR:2024:49, datum uitspraak 19-01-2024, publicatiedatum 19-01-2024
Aflevering 5, gepubliceerd op 30-01-2024 met annotatie van mr. dr. J. GooijerBelanghebbende, een Nederlandse bv, is onderdeel van een internationaal bankenconcern. Zij heeft Nederlandse AEX-aandelen verkregen en vervolgens uitgeleend aan haar in het VK gevestigde grootmoeder. In dit verband zijn de AEX-aandelen overgeboekt van het Franse effectendepot van belanghebbende, naar een effectendepot van de grootmoeder bij dezelfde bank/bewaarder. Op de AEX-aandelen zijn dividenden uitgekeerd waarop Nederlandse dividendbelasting is ingehouden. De grootmoeder administreerde de aflossing van elk van de aandelenleningen telkens vlak vóór het moment van zo’n dividenduitkering. Daartoe liet zij de AEX-aandelen weer plaatsen in het effectendepot van belanghebbende. De bank/bewaarder boekte dan het uitgekeerde dividend op de rekening van belanghebbende. Korte tijd na de dividenduitkering werd opnieuw de uitlening van dezelfde soort en hoeveelheid aandelen door belanghebbende aan de grootmoeder geadministreerd. De grootmoeder liet daartoe die aandelen weer plaatsen in haar eigen effectendepot. Belanghebbende, die de door haar ontvangen dividenden tot haar winst heeft gerekend, wil de op die dividenden ingehouden dividendbelasting verrekenen met de door haar verschuldigde Vpb. De inspecteur heeft dat geweigerd. Belanghebbende is volgens hem op het moment van de dividenduitkeringen noch de rechtstreeks gerechtigde, noch de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden. De inspecteur heeft belanghebbende daarom een navorderingsaanslag opgelegd en voorts een informatiebeschikking gegeven wegens schending van de administratieplicht.