Aflevering 25

Gepubliceerd op 19 juni 2003

NTFR 2003/1024 - Vaste inrichtingswinstallocatie: uitvoerbaar en controleerbaar, maar ook rechtvaardig graag

Aflevering 25, gepubliceerd op 19-06-2003 geschreven door prof. dr. I.J.J. Burgers
Wie mag welk deel van de winst belasten, die gemaakt is door bijvoorbeeld Nederlandse handelaren met de verkoop van bloemen en planten in Duitsland? Hoe rekenen we vermogensbestanddelen toe aan een vaste inrichting? Dient winst te worden toegerekend aan een vaste inrichting die als activiteit heeft het maken van reclame voor het concern? Hoe gaan we om met de overdracht van bedrijfsmiddelen van vaste inrichting naar hoofdhuis en omgekeerd? En dienen alleen de kosten die gepaard gaan met het management van de vaste inrichting vanuit het hoofdhuis te worden doorberekend, of gaat het om de kosten plus winstopslag, omdat nu eenmaal een onafhankelijke onderneming die dezelfde managementactiviteiten zou verrichten voor de vaste inrichting ook een winstopslag zou verlangen?

NTFR 2003/1026 - Jaarverslag Belastingdienst 2002

Aflevering 25, gepubliceerd op 19-06-2003
De staatssecretaris van Financiën heeft het Jaarverslag Belastingdienst 2002 aangeboden aan de Tweede Kamer. In dit opnieuw fraai opgemaakte jaarverslag is een verbinding gelegd tussen wat de Belastingdienst doet en hoe belastingplichtigen dat ervaren. Onder andere een mederwerker van het Ministerie van VROM, een vrijwilliger hulp bij aangifte en een curator komen aan het woord. Het verslag bevat daarnaast onder andere het profiel, de basiswaarden en een (nieuw) organisatieschema van de dienst. Ook worden kerncijfers over 2002 weergegeven, onder meer die op het gebied van aanslagregeling, bezwaar, beroep en controle. Ten slotte wordt verantwoording afgelegd over de opbrengsten en uitgaven van de Belastingdienst. Een uitgebreide samenvatting van het Beheersverslag van de Belastingdienst namen wij op in NTFR 2003/531.

NTFR 2003/1028 - Universitaire studiekosten van non-academicus geen aftrekbare kosten

ECLI:NL:HR:2002:AF0103, datum uitspraak 01-11-2002, publicatiedatum 19-06-2003
Aflevering 25, gepubliceerd op 19-06-2003
Belanghebbende is werkzaam als psychotherapeut. Hij heeft daarvoor een HBO-opleiding tot psychotherapeut gevolgd. In verband met een verwachte wijziging in de wet- en regelgeving heeft belanghebbende een universitaire studie klinische en gezondheidspsychologie gevolgd. In geschil is of de kosten van die studie zijn aan te merken als aftrekbare kosten. Hof Amsterdam vond van niet. Een universitaire studie voor een belastingplichtige die niet eerder een academische graad heeft behaald, is in het algemeen namelijk gericht op verwerving van kennis die de belastingplichtige nog niet bezat teneinde vakbekwaamheid te verkrijgen of zijn vakbekwaamheid uit te breiden. Dat wordt niet anders doordat met de gevolgde studie wordt voldaan aan wettelijke eisen voor de uitoefening van het beroep. De kosten zijn derhalve niet aftrekbaar, aldus het hof. Belanghebbende heeft tegen dit oordeel cassatie aangetekend.

NTFR 2003/1043 - Staatssecretaris ziet geen aanleiding tot afschaffing dividendbelasting

Aflevering 25, gepubliceerd op 19-06-2003
De staatssecretaris van Financiën heeft op verzoek van de vaste commissie voor Financiën gereageerd op een brief waarin de afschaffing van de dividendbelasting (voor particulieren) wordt bepleit. De staatssecretaris meent dat aanpassing niet aan de orde is. Hij wijst er onder meer op dat een belangrijk praktisch argument voor de voortzetting van de heffing van dividendbelasting in de huidige vorm is, dat een vennootschap die dividend uitkeert er in de regel niet van op de hoogte zal zijn of de dividendgenieter wel of niet onder de forfaitaire rendementsheffing valt. Een onderscheid op dit punt zou daarom voor de vennootschap die het dividend uitkeert niet of nauwelijks uitvoerbaar zijn.

NTFR 2003/1044 - Lijst aangewezen musea geactualiseerd

Aflevering 25, gepubliceerd op 19-06-2003
De staatssecretaris van Financiën heeft de lijst van aangewezen musea, steunstichtingen en steunverenigingen als bedoeld in art. 32, lid 1, onderdeel 11 en art. 33, lid 1, onderdeel 13, SW 1956 bijgewerkt. Verkrijgingen door de aangewezen instellingen zijn vrijgesteld van successie- en schenkingsrecht. Het besluit met de bijbehorende lijst treft u aan als brondocument.

NTFR 2003/1045 - Herpublicatie besluit te laat verzoek rangschikking Natuurschoonwet

Aflevering 25, gepubliceerd op 19-06-2003
De staatssecretaris van Financiën heeft het besluit waarin tegemoetkomend beleid is opgenomen met betrekking tot te laat ingediende verzoeken om handhaving van rangschikking onder de Natuurschoonwet (besluit van 20 februari 2002, nr. CPP2002/267M, NTFR 2002/321) opnieuw uitgebracht. De reden van het opnieuw uitbrengen van het besluit is uitsluitend gelegen in de reorganisatie van de Belastingdienst met ingang van 1 januari 2003. Inhoudelijk is het besluit ongewijzigd gebleven.

NTFR 2003/1046 - Vrijstelling bij bedrijfsoverdrachten niet strijdig met discriminatieverbod

ECLI:NL:HR:2003:AF9678, datum uitspraak 06-06-2003, publicatiedatum 06-06-2003
Aflevering 25, gepubliceerd op 19-06-2003 met annotatie van mr. H.A. Elbert
Belanghebbende dreef samen met B een maatschap, aangegaan ter waarborging van de continuïteit van de ondernemingsuitoefening. B maakte deel uit van het gezinsleven van X en zijn echtgenote, maar was geen bloed- of aanverwant van hen. B droeg in 1997 zijn maatschapsaandeel aan de belanghebbende over, die de onderneming voor eigen risico voortzette. Het hof was met belanghebbende van oordeel dat belanghebbende recht had op de vrijstelling van overdrachtsbelasting bij ondernemingsoverdrachten van art. 15, lid 1, onderdeel b, Wet BRV. De in deze vrijstelling opgenomen beperkte familiekring van gerechtigden tot de vrijstelling is volgens het hof onverbindend, omdat zij strijdt met het discriminatieverbod van art. 14 EVRM. Het hof vond namelijk dat het onderhavige geval feitelijk en rechtens niet verschilde van de situatie dat belanghebbende tot de familiekring van B zou behoren. De Hoge Raad is het hier niet mee eens. Volgens de Hoge Raad is de wetgever met de afbakening van de familiekring gebleven binnen de hem toekomende beoordelingsvrijheid. Van een inbreuk op het recht op eerbiediging van het familie- of gezinsleven van belanghebbende is evenmin sprake.

NTFR 2003/1049 - A-G Ilsink gaat in op vraag of niet-gedateerde hofuitspraak cassabel is

Aflevering 25, gepubliceerd op 19-06-2003
De datum van vaststelling van de uitspraak van het hof ontbreekt, hetzelfde geldt voor de datum van de openbare uitspraak. Als de datum van vaststelling ontbreekt brengt de rechtspraak van de Hoge Raad met zich dat de uitspraak moet worden vernietigd. De vraag is of deze rechtspraak niet kan worden verzacht door ervan uit te gaan dat de datum van de verzending van de uitspraak tevens de dag der vaststelling is. In het verlengde van deze vraag ligt die naar de consequentie van het niet in het openbaar uitspraak doen. A-G Ilsink tekent enige beschouwingen op met betrekking tot de openbaarheidseis waarna geconcludeerd wordt dat dit verzuim eveneens in cassatie kan worden geheeld.

NTFR 2003/1055 - Wetsvoorstel BTW op e-commerce diensten van buitenlandse dienstverrichters

Aflevering 25, gepubliceerd op 19-06-2003
Elektronisch geleverde diensten zullen met ingang van 1 juli 2003 worden belast in het land van consumptie en niet – zoals nu vaak het geval is – in het land van herkomst. Hiermee verdwijnt het concurrentienadeel dat Europese aanbieders van e-commerce diensten nu ondervinden ten opzichte van aanbieders van buiten de EU. Daar waar aanbieders van buiten de EU hun producten onbelast konden aanbieden, moeten zij nu BTW betalen over hun elektronische diensten die zij in de EU afzetten. De export van elektronische diensten van EU-aanbieders naar afnemers buiten de EU is niet meer belast met Europese BTW. Staatssecretaris Van Eijck heeft vandaag een wetsvoorstel ingediend bij Tweede Kamer waarin deze Europese richtlijn wordt vastgelegd.

NTFR 2003/1056 - Nota n.a.v. verslag op wetsvoorstel e-commerce 28887

Aflevering 25, gepubliceerd op 19-06-2003
Op het eind mei ingediende wetsvoorstel e-commerce ten aanzien van buiten de EU gevestigde dienstverrichters is de nota naar aanleiding van het verslag verschenen en zijn kleine aanpassingen aangebracht op het wetsvoorstel zelf. De nota naar aanleiding van het verslag gaat in op de door de VVD-fractie, als enige, ingebrachte reactie.

NTFR 2003/1060 - BPM-teruggaaf voor taxi's in drie jaar

Aflevering 25, gepubliceerd op 19-06-2003
De BPM-teruggaaf voor taxi's geschiedt in drie jaarlijkse termijnen. Wanneer de auto als taxi in gebruik genomen wordt, start de eerste termijn. Bij een gebruikte personenauto start de driejaarstermijn op de meest recente datum van deel II van het kentekenbewijs, de RDW-taxigoedkeuring of de WP-vergunning. Het komt voor dat eerst een kentekenbewijs deel II (tenaamstelling) aan de taxi-ondernemer wordt afgegeven en pas daarna de personenauto wordt aangepast/omgebouwd om voor bijzonder taxivervoer (bijvoorbeeld voor rolstoelvervoer) te kunnen worden gebruikt. De technische (goed)keuring als taxi en het feitelijk gebruik als taxi vindt dan plaats enige tijd na de datum van deel II. In beginsel zou dan de driejaarstermijn pas op het moment van toekennen van de RDW-goedkeuring starten. En voor de berekening van het bedrag van de teruggaaf zou dan eerst de zogenoemde leeftijdskorting van de betaalde BPM tot de datum van de RDW-goedkeuring afgetrokken moeten worden. Analoog aan de goedkeuring voor nieuwe auto's keurt de staatssecretaris goed, dat de driejaarstermijn start op de datum van deel II van het kentekenbewijs. Dit onder voorwaarde dat wordt aangetoond dat de auto direct na de tenaamstelling van het kentekenbewijs is aangepast/omgebouwd en dat deze vervolgens direct als taxi in gebruik is genomen. Dit heeft als gevolg dat 100% van de betaalde BPM in aanmerking komt voor de teruggaaf in drie jaar.

NTFR 2003/1069 - Wijziging tarieven kosten invordering

Aflevering 25, gepubliceerd op 19-06-2003 geschreven door mr. J.D. Schouten
De staatssecretaris van Financiën heeft een voorstel tot aanpassing van de Kostenwet invordering rijksbelastingen ingediend. In dit voorstel is opgenomen dat de tarieven die bij het invorderen van belastingschulden worden gehanteerd, zullen worden verhoogd. Het gaat daarbij om de kosten van invorderingsmaatregelen zoals het doen van een aanmaning, het betekenen van een dwangbevel en beslaglegging. Deze aanpassing is nodig omdat uit onderzoek is gebleken dat de thans gehanteerde tarieven niet kostendekkend zijn. Zowel bij gemeenten, waterschappen als bij de Belastingdienst zijn de totale kosten voor vervolgingsmaatregelen hoger dan de opbrengsten. De laatste verhoging dateert van 1 januari 1992. De voorgestelde verhoging van de tarieven bedraagt gemiddeld zo'n 46%. Het tarief voor het verzenden van een aanmaning bij een gevorderde som tot € 454 zal bijvoorbeeld stijgen van € 4 naar € 6. Het basistarief voor het berekenen van een dwangbevel zal € 34 gaan bedragen, tegen thans € 23. Het wetsvoorstel voorziet ook in een jaarlijkse indexering van de tarieven. De wijziging treedt in werking na parlementaire goedkeuring en publicatie in het Staatsblad.