Aflevering 16

Gepubliceerd op 17 april 2008

NTFR 2008/702 - Later bekend geworden feiten werpen licht op omvang voorziening te betalen loonbelasting

ECLI:NL:HR:2008:BC9189, datum uitspraak 11-04-2008, publicatiedatum 11-04-2008
Aflevering 16, gepubliceerd op 17-04-2008 met annotatie van mr. J.A.G. van Es
Belanghebbende heeft voor 1999 een voorziening gevormd ter zake van over dat jaar verschuldigde loonbelasting. Hof Arnhem heeft geoordeeld dat voor de vorming van de voorziening rekening kan worden gehouden met de materiële belastingschuld. Daarbij dient volgens het hof niet te worden uitgegaan van de aanvankelijk opgelegde naheffingsaanslag, maar van de schuld zoals die blijkt uit de latere hofuitspraak over die naheffingsaanslag. Hiertegen komt belanghebbende tevergeefs in cassatie. Bij de bepaling van de omvang van een ter zake van de over het jaar verschuldigde loonbelasting te vormen voorziening moet volgens de cassatierechter rekening worden gehouden met alle feiten en omstandigheden die een licht werpen op die materieel verschuldigde loonbelasting, ook indien deze feiten en omstandigheden na het opmaken van de fiscale balans over het onderhavige jaar maar vóór het definitief vaststaan van de aanslag vennootschapsbelasting over dat jaar bekend worden.

NTFR 2008/705 - Geen cassatieberoep tegen hofoordeel inzake vervangingsvoornemen

Aflevering 16, gepubliceerd op 17-04-2008
De staatssecretaris van Financiën deelt mede af te zien van het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van Hof Leeuwarden van 15 februari 2008, nr. 04/00270, NTFR 2008/387. Het hof oordeelde in die zaak dat de omstandigheid dat een vervangingsvoornemen nog geen vastomlijnde vorm heeft aangenomen, niet ertoe leidt dat de vervangingsreserve – gevormd ter zake van de vervreemding van melkquota – vrijvalt.

NTFR 2008/707 - Tweede Kamervragen over de regeling diensten aan huis

Aflevering 16, gepubliceerd op 17-04-2008
De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de staatssecretaris van Financiën beantwoorden Tweede Kamervragen over de Regeling diensten aan huis (DAH, art. 5 Wet LB 1964 en art. 3.90 Wet IB 2001). De vragensteller wil vooral weten hoe het zit met de positie van intermediairs binnen de regeling en of er omzetbelasting is verschuldigd over de diensten aan huis. De bewindslieden constateren dat er, gezien de levende misverstanden, behoefte bestaat aan verbeterde informatievoorziening en melden dat zij onderzoeken hoe zij de informatievoorziening van de Regeling DAH verder kunnen verbeteren en welke communicatiemiddelen hierbij het best kunnen worden ingezet.

NTFR 2008/710 - Tweede Kamervragen beantwoord over de terugbetaling van te veel betaalde premies Zvw

Aflevering 16, gepubliceerd op 17-04-2008
De staatssecretaris van Financiën en de ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport beantwoorden Tweede Kamervragen over de teruggaaf van te veel betaalde inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet. De vragen zijn gesteld naar aanleiding van mededeling 7 loonheffingen van de Belastingdienst (november 2007), waarin werd beschreven hoe onder andere de teruggaaf van te veel betaalde inkomensafhankelijke bijdrage Zvw-premie over 2006 zou plaatsvinden. De bewindslieden nemen in hun antwoord uitgebreide voorbeelden op en menen dat het gelijkheidsbeginsel niet is geschonden door verschil te maken tussen de inhoudingsplichtigen die op tijd aan hun werknemers hebben terugbetaald in vergelijking met de inhoudingsplichtigen die later onder andere voorwaarden hebben terugbetaald.

NTFR 2008/713 - Bermudaanse LP heeft in aandelen verdeeld kapitaal in de zin van art. 13 Wet VPB 1969

ECLI:NL:GHAMS:2007:BC4179, datum uitspraak 05-12-2007, publicatiedatum 13-02-2008
Aflevering 16, gepubliceerd op 17-04-2008 met annotatie van mr. S. Wolvers
Belanghebbende, X, verwierf in 2000, als limited partner, een 2,1767% belang in ABC LP. In geschil is of de waardevermindering in 2000 van de participatie in ABC LP van belanghebbende in dat jaar ten laste van haar winst kan komen. Deze vraag is door de rechtbank bevestigend beantwoord. Op de hierna aan te geven gronden komt het hof tot een andere beoordeling. Volgens het hof is voor de toepassing van art. 13 Wet VPB 1969 in casu de participatie van belanghebbende in een Bermudaanse Limited Partnership naar analogie met de open commanditaire vennootschap te kwalificeren als een kapitaalvennootschap. De desbetreffende participatie van 2,1767% moet – anders dan de rechtbank heeft beslist en beoordeeld naar de criteria van het arrest BNB 2001/210 – worden beschouwd als een deelneming. Voorts is art. 13a Wet VPB 1969 van toepassing, zodat de door belanghebbende in aanmerking genomen afwaardering op de hiervoor bedoelde participatie onder de deelnemingsvrijstelling valt.

NTFR 2008/715 - Kamervragen daling druk vennootschapsbelasting

Aflevering 16, gepubliceerd op 17-04-2008
Staatssecretaris De Jager van Financiën heeft naar aanleiding van kamervragen over de daling van de druk van de venootschapsbelasting aan de Tweede Kamer bericht voornemens te zijn de beantwoording van deze vragen mee te nemen bij de nakoming van de toezegging inzake het uitvoeren van een onderzoek naar de verdeling van de vennootschapsbelastingdruk. De onderzoeksopzet is tevens aan de Tweede Kamer gezonden.

NTFR 2008/721 - Voorlopige aanslag wekt geen in rechte te beschermen vertrouwen

ECLI:NL:GHARN:2008:BC8733, datum uitspraak 27-03-2008, publicatiedatum 07-04-2008
Aflevering 16, gepubliceerd op 17-04-2008
Op verzoek van belanghebbende is haar een voorlopige aanslag IB 2002 opgelegd met een terug te ontvangen bedrag van € 1.647 (verhoging gecombineerde heffingskorting). Dit blijkt achteraf € 782 teveel te zijn geweest omdat haar partner minder IB verschuldigd bleek te zijn. De definitieve aanslag aan de partner is op 25 juli 2003 opgelegd. De onderhavige aanslag, waarbij de verhoging van de gecombineerde heffingskorting tot een bedrag van € 782 wordt teruggenomen, is eerst op 16 december 2005 opgelegd. Belanghebbende heeft deze aanslag met succes bestreden voor Rechtbank Arnhem. In appel wordt de inspecteur echter in het gelijk gesteld. Het door belanghebbende gedane, aan de voorlopige aanslag te ontlenen, beroep op het vertrouwensbeginsel treft volgens het hof geen doel. De aard en de wijze van totstandkoming van een voorlopige aanslag verzetten zich daartegen. Bijzondere omstandigheden die tot een andere conclusie leiden zijn volgens het hof niet aannemelijk geworden. Daarbij merkt het hof nog op dat de omstandigheid dat de inspecteur belanghebbende ten tijde van het opleggen van de aanslag aan haar echtgenoot niet heeft bericht dat zij een betalingsverplichting had evenmin een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel rechtvaardigt.

NTFR 2008/722 - Boete voor verzwegen rente op Duitse bankrekening is terecht opgelegd

ECLI:NL:GHARN:2008:BC8730, datum uitspraak 27-03-2008, publicatiedatum 07-04-2008
Aflevering 16, gepubliceerd op 17-04-2008
Belanghebbende beschikte over een Duitse bankrekening. Daarop heeft hij rente ontvangen die niet jegens de Nederlandse fiscus is verantwoord. Daarom zijn de onderhavige (1994 – 2000) navorderingsaanslagen IB opgelegd met boetes van 50%. Rechtbank Arnhem heeft belanghebbende gedeeltelijk in het gelijk gesteld. In appel – door de inspecteur ingesteld – kent het hof alsnog toepassing van de rentevrijstelling toe, maar wijst het de claim op aftrek van hypotheekrente, ziektekosten en giften af. Met betrekking tot de boetes acht het hof het aannemelijk dat belanghebbende het geld buiten Nederland wilde aanhouden om het buiten het zicht van de Nederlandse fiscus te houden. Het is, zo concludeert het hof, aan opzet van belanghebbende te wijten dat de rente-inkomsten aanvankelijk niet in de heffing zijn betrokken. De kwestie van de vraag of de verlengde navorderingstermijn door de Europeesrechtelijke beugel kan, is aldus opgelost dat de inspecteur heeft toegezegd de navorderingsaanslagen en boetebeschikkingen te zullen vernietigen, indien de bij de Hoge Raad aanhangige procedure daartoe aanleiding geeft.

NTFR 2008/728 - EC verzoekt Hongarije discriminerende fiscale regeling voor R&D te beëindigen

Aflevering 16, gepubliceerd op 17-04-2008
De Europese Commissie heeft Hongarije formeel verzocht bepalingen van de Hongaarse wetgeving te wijzigen op grond waarvan activiteiten op het gebied van onderzoek en ontwikkeling een gunstiger fiscale behandeling krijgen wanneer deze activiteiten worden verricht op een locatie in Hongarije. Het gaat om bepalingen in de bedrijfsbelasting, dividendbelasting en inkomstenbelasting. De diensten op het gebied van onderzoek en ontwikkeling worden gunstiger behandeld als de diensten worden verricht door een onderzoeksinstituut dat is opgericht door een Hongaars instituut van hoger onderwijs of door de Hongaarse Academie der Wetenschappen. Volgens de EC zijn de bepalingen in strijd met het vrije verkeer van diensten van art. 49 EG, omdat vergelijkbare R&D-activiteiten verricht op vergelijkbare locaties in andere landen van de EU/EER die gunstige behandeling niet krijgen. Dit ontmoedigt Hongaarse ondernemingen om die activiteiten te ondernemen in die andere landen. Het verzoek van de EC aan Hongarije is de tweede stap in de procedure op grond van art. 226 EG tot het starten van een infractieprocedure.

NTFR 2008/729 - De hofuitspraak na het wijzen van arrest HvJ EG: dga is geen belastingplichtige voor de OB

ECLI:NL:GHAMS:2008:BC5087, datum uitspraak 31-01-2008, publicatiedatum 27-02-2008
Aflevering 16, gepubliceerd op 17-04-2008
Bij uitspraak van 28 augustus 2006 heeft het hof het Hof van Justitie EG verzocht uitspraak te doen over de prejudiciële vraag of – kort gezegd – de dga als ondernemer in de zin van art. 4, lid 1, Zesde Richtlijn kan worden aangemerkt. Het Hof van Justitie EG heeft bij arrest van 18 oktober 2007, zaak C-355/06, NTFR 2007/1931 voor recht verklaard dat voor de toepassing van art. 4, lid 4, tweede alinea, Zesde Richtlijn een natuurlijke persoon die in naam en voor rekening van een belastingplichtige vennootschap alle werkzaamheden van deze laatste verricht ter uitvoering van een arbeidsovereenkomst die hem aan die vennootschap, waarvan hij overigens enig aandeelhouder, bestuurder en personeelslid is, bindt, zelf niet een belastingplichtige is in de zin van art. 4, lid 1, van genoemde richtlijn. Ter zitting hebben partijen verklaard dat niet meer in geschil is dat de litigieuze beschikking dient te worden vernietigd. Het hof volgt partijen hierin.

NTFR 2008/733 - Verbindendheid Kiesreglement kan niet aan de orde worden gesteld bij aanslagregeling

ECLI:NL:GHAMS:2008:BC7048, datum uitspraak 18-03-2008, publicatiedatum 19-03-2008
Aflevering 16, gepubliceerd op 17-04-2008
Na het instellen van een nieuw waterschap vinden verkiezingen plaats voor een Algemeen Bestuur met toepassing van een provinciaal Kiesreglement. Het voorlopig college van Dijkgraaf en Hoogheemraden heeft een besluit genomen tot aanwijzing van heffingsambtenaren. Belanghebbende grijpt de aan hem opgelegde aanslag waterschapsbelastingen aan om de verbindendheid van het Kiesreglement aan de orde te stellen. Het beroep tegen de aanslag is ongegrond verklaard door de rechtbank. Volgens het hof heeft belanghebbende gehandeld in strijd met een goede procesorde, door eerst ter zitting in hoger beroep te betwisten dat voormeld voorlopig college bevoegd was een aanwijzingsbesluit te nemen. Belanghebbende had de verbindendheid van het Kiesreglement naar voren moeten brengen in een beroep op de voet van het toenmalige art. 30a Waterschapswet.

NTFR 2008/735 - Aanpassing Wet op het kindgebonden budget

Aflevering 16, gepubliceerd op 17-04-2008
De minister voor Jeugd en Gezin stuurt een wijziging van de Wet op het kindgebonden budget naar de Tweede Kamer in verband met de vaststelling van de hoogte van het kindgebonden budget met ingang van 2009 en de wijziging van het afbouwpercentage. Via dit wetsvoorstel stelt de regering voor de systematiek en de hoogte van de bedragen per kind voor 2009 in de Wet op het kindgebonden budget op te nemen en het in deze wet opgenomen afbouwpercentage te wijzigen. De al in de Wet op het kindgebonden budget opgenomen jaarlijkse indexering van de bedragen per kind en de inkomensgrens, en de mogelijkheid om per algemene maatregel van bestuur deze bedragen per kind – ongeacht de jaarlijkse indexering – te verhogen, blijft ongewijzigd. Ook de inkomensgrens, beneden welke ouders in aanmerking komen voor het maximale bedrag aan kindgebonden budget verandert niet, behoudens indexering.

NTFR 2008/738 - Terechte correctie voor bovenmatige autokostenvergoeding aan directeur

ECLI:NL:RBHAA:2007:BC6874, datum uitspraak 23-11-2007, publicatiedatum 20-03-2008
Aflevering 16, gepubliceerd op 17-04-2008
B, directeur van eiseres, heeft een vergoeding gekregen voor de, volgens B, 31.658 zakelijk gereden kilometers met zijn drie privé-auto’s. Eiseres heeft het zakelijke karakter van de gedeclareerde vergoeding voor die kilometers niet aannemelijk gemaakt, met als gevolg dat de rechtbank geen reden ziet af te wijken van de door verweerder voorgestane berekening van de hoeveelheid zakelijke kilometers. Het beroep op opgewekt vertrouwen vanwege het controlerapport uit 1996 kan eiseres niet baten. Naheffingsaanslag en boete terecht opgelegd.