Aflevering 17

Gepubliceerd op 24 april 2008

NTFR 2008/743 - De nieuwe witwaswetgeving: glossy wordt vakliteratuur voor de belastingadviseur

Aflevering 17, gepubliceerd op 24-04-2008 geschreven door mr. dr. R.M.P.G. Niessen-Cobben
De implementatie van de derde Europese witwasrichtlijn in de Wet identificatie bij dienstverlening (WID) en de Wet melding ongebruikelijke transacties (Wet MOT) wordt aangegrepen om dit systeem te wijzigen. Het wetsvoorstel ‘Samenvoeging van de Wet identificatie bij dienstverlening en de Wet melding ongebruikelijke transacties (Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme)’, nr. 31 238 beoogt zowel de implementatie van die richtlijn als de samenvoeging van deze wetten te bewerkstelligen. De reden voor de samenvoeging is gelegen in het feit dat op dit moment de twee bestaande wetten verschillend zijn ingericht, hetgeen de hanteerbaarheid bemoeilijkt.

NTFR 2008/744 - Commentaar NOB op nota naar aanleiding van het verslag en nota van wijziging inzake wetsvoorstel Invoeringswet herziening personenvennootschapsrecht

Aflevering 17, gepubliceerd op 24-04-2008
De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs heeft commentaar geleverd op de nota naar aanleiding van het verslag en de nota van wijziging inzake het wetsvoorstel Invoeringswet herziening personenvennootschapsrecht (wetsvoorstel 31 065). Het betreft diverse attentiepunten omtrent de heffing van inkomstenbelasting ter zake van een ovr, de heffing van vennootschapsbelasting bij omzetting van een ovr/cvr in een bv, de heffing van vennootschapsbelasting ter zake van VPB-plichtige aandeelhouders bij de omzetting van een bv in een ovr/cvr, de heffing van overdrachtsbelasting bij verkrijging van een aandeel in een buitenlandse personenvennootschappen die naar buitenlands recht rechtspersoonlijkheid bezitten, de heffing van overdrachtsbelasting bij de invoering van het wetsvoorstel, de tijdelijke overgangsregeling voor omzetting van een vastgoedbeleggingsfondsen zonder rechtspersoonlijkheid in een ovr/cvr, de heffing van recht van overgang ter zake van de verkrijging van een aandelen in een al dan niet transparant vastgoedfonds met Nederlands vastgoed, de verdragsrechtelijke positie van de (participanten in een) ovr/cvr. De Orde dringt in verband met de vele onduidelijkheden rondom de fiscale gevolgen van dit wetsvoorstel aan op een inwerkingtreding niet eerder dan 1 januari 2009.

NTFR 2008/746 - Inwerkingtreding aanwijzing regelingen verplaatsing intensieve veehouderij als overheidsingrijpen

Aflevering 17, gepubliceerd op 24-04-2008
Op 3 september 2007 werd art. 12a Uitv.besl. IB 2001 aangepast (NTFR 2007/1703). Dit artikel was gebaseerd op art. 3.64, lid 4, Wet IB 2001 (oud). Dat voorzag in versoepelingen bij staking door overheidsingrijpen. Onder overheidsingrijpen wordt mede verstaan, bij algemene maatregel van bestuur aangewezen regelgeving die leidt tot herstructurering van een bedrijfstak. In dat kader werden in art. 12a Uitv.besl. IB 2001 aangewezen de regelingen van vijf provincies die zien op verplaatsing van intensieve veehouderij (VIV-regeling).

NTFR 2008/748 - Waarde bouwrecht vormt een nagekomen bedrijfsbate

ECLI:NL:GHARN:2008:BC9853, datum uitspraak 02-04-2008, publicatiedatum 18-04-2008
Aflevering 17, gepubliceerd op 24-04-2008
Belanghebbende heeft ultimo 2000 haar veehouderij gestaakt. Op grond van de Regeling beëindiging veehouderijtakken heeft zij in 2001 een sloopsubsidie ontvangen. Deze subsidie is in 2002 ingetrokken en terugbetaald, omdat belanghebbende in dat jaar een bouwvergunning heeft verkregen voor de bouw van een tweede woning. De inspecteur heeft de waarde van het bouwrecht (€ 197.841) als een nagekomen bedrijfsbate in 2002 in de heffing betrokken. Rechtbank Arnhem heeft de inspecteur in het gelijk gesteld. Ook in appel heeft belanghebbende geen succes. Volgens het hof heeft belanghebbende door toekenning van de bouwvergunning een voordeel genoten ter grootte van de waardestijging van de grond met agrarische bestemming naar grond als bouwkavel. Dit voordeel hangt volgens het hof onlosmakelijk samen met de beëindiging van haar onderneming. Het voordeel vormt in 2002 genoten winst uit onderneming. Bij de bepaling van de grootte van het voordeel mag volgens het hof, anders dan belanghebbende bepleit, geen rekening worden gehouden met subjectieve elementen.

NTFR 2008/750 - Brief over stroomlijning loonaangifte naar de Tweede Kamer

Aflevering 17, gepubliceerd op 24-04-2008
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de staatssecretaris van Financiën hebben in een persbericht één manier van loonaangifte aangekondigd (NTFR 2008/650). In een brief aan de Tweede Kamer geven zij meer informatie over de stroomlijning van de loonaangifte. Het onderzoeksrapport, dat de bewindslieden in hun brief vermelden, hebben wij eveneens als brondocument opgenomen.

NTFR 2008/755 - Onderzoek naar digitale aanvraag VAR en stilzwijgende verlenging VAR

Aflevering 17, gepubliceerd op 24-04-2008
De staatssecretaris van Financiën meldt in een persbericht dat de Belastingdienst onderzoekt of de aanvraag van de VAR (Verklaring Arbeidsrelaties) zo snel mogelijk digitaal kan worden gedaan, mogelijk al voor het kalenderjaar 2009. De aanvragen voor dat jaar kunnen dan vanaf september 2008 digitaal worden ingediend. Verder wil de staatssecretaris dat er een stilzwijgende verlenging van de VAR komt voor mensen die al drie jaar achtereenvolgend dezelfde VAR hebben gekregen. Omdat de Belastingdienst beperkte mogelijkheden heeft om bij een eerste aanvraag de opgegeven gegevens te controleren is een eerder tijdstip niet verstandig. Dit zou de mogelijkheden voor oneigenlijk gebruik of misbruik te veel vergroten. Overigens zijn VAR-houders dan wel verplicht om wijzigingen door te geven. De stilzwijgende verlenging voor de VAR WUO (Winst uit onderneming) en de VAR dga (Directeur-grootaandeelhouder) kan voor het kalenderjaar 2010 worden gerealiseerd.

NTFR 2008/759 - Laag privégebruik auto niet aannemelijk gemaakt

ECLI:NL:GHSGR:2008:BC8700, datum uitspraak 07-03-2008, publicatiedatum 04-04-2008
Aflevering 17, gepubliceerd op 24-04-2008
De werkgever van belanghebbende heeft een auto aan belanghebbende ter beschikking gesteld. Volgens rittenregistratie van belanghebbende had hij met deze auto 283 kilometer voor privédoeleinden gereden. Van de zakelijke ritten heeft belanghebbende alleen de plaatsnamen genoteerd. Van de privéritten zijn geen adressen of plaatsnamen genoteerd. Belanghebbende heeft in zijn aangifte voor het jaar 2002 geen bijtelling voor het privégebruik auto in aanmerking genomen. In geschil was of de inspecteur terecht een bijtelling voor privégebruik had aangebracht. Het hof oordeelt dat de rittenregistratie van belanghebbende niet aan de eisen van art. 22, lid 2, Uitv. reg. IB 2001 voldoet en dat er in redelijkheid aan de materiële juistheid daarvan kan worden getwijfeld. Belanghebbende maakt ook anderszins niet aannemelijk dat hij de auto voor minder dan 500 km voor privédoeleinden heeft gebruikt.

NTFR 2008/760 - Na verwijzing: uitgaven voor yortgymnastiek en zwemmen niet aftrekbaar

ECLI:NL:GHARN:2008:BC9854, datum uitspraak 01-04-2008, publicatiedatum 18-04-2008
Aflevering 17, gepubliceerd op 24-04-2008
Deze zaak betreft de verwijzingsprocedure van HR 23 februari 2007, nr. 42.624, NTFR 2007/351. Belanghebbende heeft aanspraak gemaakt op aftrek van buitengewone lasten ter zake van yortgymnastiek en zwemmen. Hof Den Bosch heeft die aanspraak gehonoreerd, maar de Hoge Raad casseerde die beslissing en verwees de zaak naar Hof Arnhem. Dit verwijzingshof komt tot de conclusie dat bedoelde uitgaven niet aftrekbaar zijn. De yortgymnastiek en het zwemmen hebben namelijk niet plaatsgevonden onder rechtstreeks toezicht of rechtstreekse begeleiding van een arts of andere medisch geschoolde hulpverlener. Evenmin is sprake van therapeutische activiteiten onder omstandigheden waarin gezonde personen soortgelijke activiteiten niet plegen uit te oefenen.

NTFR 2008/762 - Staatssecretaris lanceert plannen voor nieuwe successiewet

Aflevering 17, gepubliceerd op 24-04-2008
In een brief aan de Tweede Kamer en tijdens een gastcollege op de Universiteit van Tilburg heeft staatssecretaris Jan Kees de Jager de contouren geschetst van een nieuwe Wet schenk- en erfbelasting, de opvolger van de Successiewet 1956. De wet wordt eenvoudiger. Van de huidige vier tariefgroepen zullen er twee overblijven; één voor partners en kinderen en één voor overige verkrijgers. Wat de staatssecretaris betreft mag het hoogste tarief voor de eerste groep niet hoger zijn dan 20% en voor de tweede groep niet hoger dan 50%. Ook de bedrijfsopvolgingsfaciliteit kan eenvoudiger worden vormgegeven en er wordt gekeken naar de mogelijkheden om de conserverende aanslag te laten vervallen. Verder is het de bedoeling in de nieuwe wet constructies – genoemd worden onder meer trusts, constructies met testamenten, schuiven met het leveringsmoment van de eigen woning en levensverzekeringen in de familiesfeer – uit te sluiten en hierdoor de grondslag te verbreden. Ten slotte wordt bekeken of het mogelijk is overbedelingsschulden/onderbedelingsvorderingen als gevolg van een wettelijke verdeling te defiscaliseren. De staatssecretaris is voornemens om in 2009 een wetsvoorstel in te dienen dat vervolgens op 1 juli 2010 in werking zou kunnen treden.

NTFR 2008/763 - Recht om niet aan de eigen veroordeling te hoeven meewerken niet absoluut

Aflevering 17, gepubliceerd op 24-04-2008 met annotatie van MM Kors
De zaken van O’Halloran en Francis vs het Verenigd Koninkrijk gingen over snelheidsovertredingen die door middel van een flitspaal werden geconstateerd. Beiden kregen een brief waarin zij, als eigenaar van de gefotografeerde auto’s, werden gemaand bekend te maken wie de bestuurder was geweest ten tijde van de overtreding. Daarbij werd erop gewezen dat een weigering de informatie te verschaffen een strafbaar feit vormde, waarop een maximale straf stond die gelijk was aan de straf die op de overtreding zelf stond (165 1.000 en 3-6 strafpunten op het rijbewijs). O’Halloran bevestigde dat hij de bestuurder was, maar was van mening dat deze erkenning/verklaring niet mocht worden gebruikt als bewijs, omdat hij dat bewijs zelf – en tegen zichzelf – had aangeleverd. De Britse rechter legde dat verweer naast zich neer en veroordeelde hem voor de snelheidsovertreding. Francis weigerde te verklaren en werd door de Britse rechter veroordeeld voor die weigering.

NTFR 2008/765 - Verschoonbare termijnoverschrijding door uitlating van bestuursorgaan

ECLI:NL:HR:2008:BC9552, datum uitspraak 18-04-2008, publicatiedatum 18-04-2008
Aflevering 17, gepubliceerd op 24-04-2008 met annotatie van mr. T.A.D. van Wordragen
Op 4 april 2006 is op de auto van belanghebbende een aanslagbiljet van een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting aangebracht. Een dag later belt belanghebbende met de gemeente. Hem wordt gezegd dat hij binnen zes weken na ontvangst van een toe te zenden acceptgiro in bezwaar kan komen. Elf weken later ontvangt belanghebbende een duplicaataanslagbiljet met acceptgiro. Binnen zes weken daarna heeft belanghebbende een bezwaarschrift ingediend tegen de naheffingsaanslag. Zowel de heffingsambtenaar van de gemeente als de rechtbank acht het bezwaar niet-ontvankelijk vanwege termijnoverschrijding. Volgens de Hoge Raad ten onrechte. Belanghebbende mocht aan de telefonische mededeling op 5 april 2006 het vertrouwen ontlenen dat hij tijdig in bezwaar kon komen binnen zes weken na ontvangst van de acceptgiro. Volgens de Hoge Raad is daarom sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding.

NTFR 2008/767 - Geen verschoonbare termijnoverschrijding

ECLI:NL:GHSGR:2008:BC8592, datum uitspraak 07-03-2008, publicatiedatum 04-04-2008
Aflevering 17, gepubliceerd op 24-04-2008
Belanghebbende heeft met dagtekening 1 december 2005 verzocht om een teruggave van omzetbelasting voor het jaar 2004. Het verzoek is door de inspecteur als bezwaar tegen de voldoeningen op aangifte en teruggaafbeschikkingen aangemerkt. Belanghebbende is wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaren. Volgens het hof was in er in dit geval geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. Weliswaar heeft belanghebbende ter zitting gesteld dat hij een hersenbloeding heeft gehad en inmiddels geheel arbeidsongeschikt is verklaard, maar hij heeft daaromtrent desgevraagd verder geen feiten en omstandigheden gesteld die verduidelijken dat dit de oorzaak of een belangrijke reden is geweest dat de bezwaren niet tijdig zijn ingediend.

NTFR 2008/768 - Hof houdt de inspecteur aan het in eerste aanleg ingenomen standpunt

ECLI:NL:GHLEE:2008:BC9515, datum uitspraak 11-04-2008, publicatiedatum 16-04-2008
Aflevering 17, gepubliceerd op 24-04-2008
De inspecteur heeft in eerste aanleg vermindering van de boete bepleit tot 10%. In hoger beroep komt de inspecteur op dit standpunt terug. Het hof is op grond van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur van oordeel dat de inspecteur aan zijn eerder ingenomen standpunt kan worden gehouden, nu voor de wijziging hiervan in appel geen gronden zijn aangevoerd. De omstandigheid dat de inspecteur zich in appel door iemand anders laat vertegenwoordigen kan hierbij geen rol spelen. Het feit dat de rechtbank zich niet heeft uitgelaten over het subsidaire standpunt van de inspecteur is voor het hof geen reden de zaak voor hernieuwde behandeling naar de rechtbank terug te wijzen, zoals de inspecteur in appel verzoekt. Het hof acht hierbij van belang dat, zoals de inspecteur ter zitting ook heeft bevestigd, alle feiten reeds bekend zijn. De stelling van de inspecteur wordt gehonoreerd.

NTFR 2008/773 - Jaarverslag Hof van Justitie EG met ontwikkelingen in de rechtspraak en statistieken

Aflevering 17, gepubliceerd op 24-04-2008
Het Hof van Justitie EG heeft zijn jaarverslag 2007 gepubliceerd. Er wordt een beeld geschetst van de ontwikkeling van de instelling in de loop van dit jaar, waarbij de nadruk wordt gelegd op de institutionele veranderingen die het Hof raken en de wijzigingen met betrekking tot zijn interne organisatie en zijn werkmethoden. Vervolgens worden de statistieken inzake de evolutie van de werklast van de instelling en de gemiddelde procesduur geanalyseerd. De gerechtelijke statistieken tonen een aanzienlijke vooruitgang in de procesduur en het aantal afgedane zaken. Ten slotte worden, zoals elk jaar, per gebied de belangrijkste ontwikkelingen in de rechtspraak behandeld. Aan de orde komen onder andere de onderwerpen Europees burgerschap, vrij verkeer van goederen, vrij verkeer van personen, diensten en kapitaal, fiscaliteit en sociaal beleid.

NTFR 2008/774 - EC: fiscale blauwdrukken voor een robuuste, moderne en efficiente belastingadministratie

Aflevering 17, gepubliceerd op 24-04-2008
De Europese Commissie heeft een nieuwe versie uitgebracht van de fiscale blauwdrukken waaraan een robuuste, moderne en efficiënte belastingadministratie in de Europese Unie zou moeten voldoen. De vijftien fiscale blauwdrukken zijn praktische richtlijnen die zijn gebaseerd op de beste ervaringen van belastingadministraties binnen de EU op vijf verschillende gebieden. Het is een instrument voor een belastingadministratie om zijn sterke en zwakke punten te bepalen.

NTFR 2008/777 - Uitnodiging tot betaling voor ingevoerde tekening is terecht

Aflevering 17, gepubliceerd op 24-04-2008
Belanghebbende is per vliegtuig vanuit Zwitserland aangekomen op de luchthaven Schiphol. In zijn handbagage bevond zich een tekening van L, die voor definitieve uitvoer uit Zwitserland was aangegeven. De douane heeft belanghebbende daarop in het groene kanaal aangesproken. De inspecteur heeft een uitnodiging tot betaling (hierna: UTB) aan belanghebbende uitgereikt op grond van art 18 Wet OB 1968 jo. Art. 202 CDW (onregelmatig binnenbrengen, ‘smokkel’).

NTFR 2008/780 - Voldoening parkeerbelasting met niet-rekeninggebonden chipkaart was voor buitenlander niet voldoende mogelijk

ECLI:NL:GHSGR:2006:BC8577, datum uitspraak 31-03-2006, publicatiedatum 03-04-2008
Aflevering 17, gepubliceerd op 24-04-2008
Belanghebbende, een niet-ingezetene van Nederland, heeft op 15 mei 2004 zijn auto op een parkeerplaats in Rotterdam geparkeerd. Aldaar kon alleen parkeerbelasting worden voldaan door middel van een rekeninggebonden of los verkrijgbare niet-rekeninggebonden chipkaart. Belanghebbende had geen parkeerbelasting voldaan. Volgens het hof is de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag ten onrechte opgelegd. In het onderhavige geval is niet in voldoende mate aan de voorwaarden van art. 1a Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen voldaan. De inspecteur heeft geen verkooppunt in Rotterdam van niet-rekeninggebonden chipkaarten genoemd dat op een voor belanghebbende zinvol tijdstip (bijvoorbeeld 's zaterdags vanaf 9.00 uur) geopend was. Het hof houdt het er dan voor dat in de lokale situatie in feite geen verkooppunt van niet-rekeninggebonden chipkaarten beschikbaar was, zodat belanghebbende niet voldoende praktische middelen ten dienste stonden voor de voldoening op aangifte van de door hem verschuldigde parkeerbelasting. De inspecteur heeft niet gesteld dat belanghebbende redelijkerwijs uit de bewegwijzering in Rotterdam had moeten afleiden dat hij – niet beschikkend over een chipkaart – voor het parkeren van zijn auto slechts van een parkeergarage gebruik kon maken. Het door de inspecteur bedoelde alternatief biedt dan ook geen adequate oplossing voor het probleem waarvoor belanghebbende zich zag gesteld, namelijk dat hij zijn auto al had geparkeerd, dat daarmee het belastbare feit had plaatsgevonden, dat hij daardoor parkeerbelasting verschuldigd was geworden en dat hij deze niet kon voldoen omdat hij niet beschikte over een chipkaart. Het hof acht hierbij van betekenis dat belanghebbende niet-ingezetene van Nederland is en dat bij de parkeerautomaten alleen kan worden betaald met chipkaarten die slechts in Nederland verkrijgbaar zijn.

NTFR 2008/781 - Afschaffing Zalmsnip met terugwerkende kracht leidt niet tot onverbindendheid verordening

ECLI:NL:RBSGR:2007:BC7235, datum uitspraak 30-08-2007, publicatiedatum 19-03-2008
Aflevering 17, gepubliceerd op 24-04-2008
Aan eiser is voor het jaar 2005 geen Zalmsnip toegekend. De gemeente heeft op 7 februari 2005 in een wijzigingsverordening de Zalmsnip alsnog met terugwerkende kracht tot 1 januari 2005 afgeschaft. In geschil is onder meer of eiser recht heeft op de Zalmsnip. Volgens de rechtbank is het vervallen van de Zalmsnip per 1 januari 2005 reeds vóór die datum in zodanige mate voorzienbaar dat de Zalmsnip zonder schending van enige rechtsregel met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2005 kon worden afgeschaft. De rechtbank leidt uit de Wet van 23 december 2004 inhoudende wijziging van de Gem.w. in verband met de afschaffing van de lokale lastenverlichting (Wijzigingswet) en de parlementaire geschiedenis van die wet af dat de gemeenteraad heeft beslist om de Zalmsnip in 2005 niet te continueren. Deze beslissing is neergelegd in de op 7 december 2004 en op 15 december 2004 bekendgemaakte verordening OZB. Eiser had dan ook reeds vóór het tijdstip van het ontstaan van de belastingschuld bekend kunnen zijn met de afschaffing van de Zalmsnip per 1 januari 2005. Dat voor de afschaffing van de Zalmsnip nog een tweede beslissing van de gemeenteraad nodig was in de vorm van de Wijzigingsverordening van 7 februari 2005, vindt uitsluitend zijn oorzaak in de omstandigheid dat de Wijzigingswet op een zó laat tijdstip is vastgesteld dat inwerkingtreding daarvan per 1 januari 2005, gelet op het bepaalde in art. 12, lid 2, Tijdelijke referendumwet, niet meer mogelijk was.

NTFR 2008/786 - Geen premieplicht voor uitgezonden werknemer

ECLI:NL:GHARN:2008:BC9856, datum uitspraak 10-04-2008, publicatiedatum 18-04-2008
Aflevering 17, gepubliceerd op 24-04-2008
Belanghebbende was in dienstbetrekking bij een Nederlandse werkgever. Hij woonde en werkte in 2003 in het buitenland. Volgens de inspecteur is belanghebbende in 2003 premieplichtig voor de volksverzekeringen. Dit omdat belanghebbende volgens de inspecteur in Nederland arbeid verrichtte in dienstbetrekking en dat hij ter zake van deze arbeid aan de loonbelasting was onderworpen. Rechtbank Arnhem heeft belanghebbende in het gelijk gesteld. Ook in appel heeft de inspecteur geen succes. Tegenover de betwisting door belanghebbende slaagt de inspecteur volgens het hof er namelijk niet in zijn stellingen aannemelijk te maken. (Hoger beroep ongegrond.)