Aflevering 31

Gepubliceerd op 31 juli 2008

NTFR 2008/1455 - Standaardverdrag en Notitie Internationaal Fiscaal Verdragsbeleid aan vernieuwing toe

Aflevering 31, gepubliceerd op 31-07-2008 geschreven door prof. dr. I.J.J. Burgers
In 1987 heeft de staatssecretaris van Financiën het Nederlands Standaardverdrag gepubliceerd, het voorbeeld volgend van de Verenigde Staten welk land voor het eerst in 1973 een Modelverdrag heeft gepubliceerd. De eveneens in 1987 verschenen Notitie Algemeen Fiscaal VerdragsbeleidKamerstukken II, 1987-1988, 20 365. vormt als het ware het Commentaar op dit Standaardverdrag. Met het Standaardverdrag en de bijbehorende Notitie beoogde de staatssecretaris tegen een historische achtergrond een schets te geven van de door Nederland bij verdragsonderhandelingen gehanteerde uitgangspunten. In de Notitie gaf hij aan wat het belang is van belastingverdragen en waar en waarom Nederland aansluit dan wel afwijkt van de in het OESO-Modelverdrag neergelegde allocatiebepalingen.Zie voor een toelichting F.W.G.M. van Brunschot, ‘Algemeen fiscaal verdragsbeleid’, MBB 1988/91. Naar aanleiding van dit Standaardverdrag en bijbehorend Commentaar werden voor het eerst in de geschiedenis alle aspecten van het Nederlandse internationaal fiscaal verdragsbeleid in het Parlement besproken.Parlementaire behandeling van onderdelen van het verdragsbeleid vond wel eerder plaats en wel bij die verdragen die niet stilzwijgend werden goedgekeurd, te weten de verdragen met Korea, Indonesië en de Verenigde Staten alsmede het Protocol bij het verdrag met Malta. De redenen voor expliciete goedkeuring verschilden.

NTFR 2008/1463 - 'Is verschuldigd geworden' in art. 13 Wet BRV ziet op materieel verschuldigde belasting

ECLI:NL:GHARN:2008:BD5960, datum uitspraak 10-06-2008, publicatiedatum 01-07-2008
Aflevering 31, gepubliceerd op 31-07-2008 met annotatie van mr. drs. B.B.A. de Kroon LLM
D heeft op 30 juli 1999 een verhuurde onroerende zaak in eigendom verkregen voor f 500.000. Hierover heeft hij overdrachtsbelasting voldaan. D, die slechts als tussenpersoon fungeerde, heeft op dezelfde dag de onroerende zaak doorgeleverd aan belanghebbende en haar broer die tevens huurders van het pand waren. Met een beroep op art. 13 Wet BRV is ter zake van deze verkrijging geen overdrachtsbelasting voldaan. De inspecteur heeft het standpunt ingenomen dat de waarde van het pand hoger is dan de overeengekomen prijs. Ter zake van het verschil heeft hij bij belanghebbende en haar broer nageheven. Rechtbank Arnhem (20 november 2006, nr. 05/4038) heeft de inspecteur in het gelijk gesteld. In appel heeft belanghebbende echter succes. Het hof stelt voorop dat het, anders dan de inspecteur bepleit, de waardedruk wegens het verhuurd zijn voor D niet groter acht dan voor belanghebbende. Voorts oordeelt het hof dat de in art. 13 Wet BRV bedoelde vermindering ziet op de materieel verschuldigde belasting en niet zoals deze is geformaliseerd. Dit betekent dat, nu D over dezelfde waarde belasting is verschuldigd als belanghebbende, dit bedrag op grond van art. 13 Wet BRV in mindering moet worden gebracht op de verkrijging door belanghebbende, zodat zij niets verschuldigd is.

NTFR 2008/1464 - Ook in hoger beroep volgt oordeel dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard

ECLI:NL:GHAMS:2008:BD5400, datum uitspraak 09-06-2008, publicatiedatum 25-06-2008
Aflevering 31, gepubliceerd op 31-07-2008
In geschil is de ontvankelijkheid van het bezwaar tegen een naheffingsaanslag omzetbelasting en de gelijktijdig opgelegde boete. Rechtbank Haarlem oordeelde dat de inspecteur het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard. Het hof bevestigt dit oordeel aangezien in het bezwaarschrift onmiskenbaar een grond voor het maken van bezwaar tegen de naheffingsaanslag ligt besloten. De Awb stelt aan de gefundeerdheid van de motivering van een bezwaar geen eisen. Er is geen reden om van terugwijzing naar de inspecteur af te zien (vgl. HR 9 juni 2006, nr. 41.130, NTFR 2006/844). Belanghebbende heeft ter zitting nadrukkelijk verzocht om terugwijzing van de zaak naar de inspecteur en aangegeven dat hij zich in de beroepsfase in beginsel ook met name heeft gericht op de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar. Hierin ziet het hof aanleiding om de zaak terug te wijzen naar de inspecteur om opnieuw op het bezwaar van belanghebbende te beslissen. Gelet op de tijd die is verstreken na het opleggen van de naheffingsaanslag en de boetebeschikking, zal het hof aan de door de inspecteur alsnog te nemen uitspraak een termijn verbinden van twaalf weken.

NTFR 2008/1468 - Publicatie OESO Report on Attribution of Profits to Permanent Establishments

Aflevering 31, gepubliceerd op 31-07-2008
De OESO heeft de definitieve versie van het 'Report on Attribution of Profits to Permanent Establishments' op 17 juli 2008 goedgekeurd en vrijgegeven voor publicatie. Het rapport geeft richtlijnen voor de toerekening van winst aan vaste inrichtingen op grond van art. 7 OESO-Modelverdrag. Het rapport geeft met name weer op welke wijze de OESO Transfer Pricing richtlijnen voor geassocieerde ondernemingen toegepast moeten worden voor de relatie tussen vaste inrichting en de rest van de onderneming waartoe de vaste inrichting behoort. In het rapport wordt specifiek ingegaan op de toerekening van winst in de financiële en verzekeringssector.

NTFR 2008/1469 - Wijzigingen OESO-Modelverdrag en commentaar 2008

Aflevering 31, gepubliceerd op 31-07-2008
Op 17 juli 2008 hebben de OESO-lidstaten de wijzigingen op het OESO-Modelverdrag en -commentaar 2008 goedgekeurd. De wijziging op het OESO-Modelverdrag bestaat uit een aanpassing van art. 25 (regeling voor onderling overleg) met betrekking tot arbitrage. De aanpassing van het OESO-commentaar bestaat voornamelijk uit de opname van (delen van) een aantal al eerder verschenen rapporten:

NTFR 2008/1471 - Bij overdracht verhuurd bedrijfsgebouw is artikel 31 Wet OB 1968 van toepassing

Aflevering 31, gepubliceerd op 31-07-2008 met annotatie van mr. P.F. Zijlstra
Belanghebbende houdt zich bezig met de handel in en de exploitatie van onroerende zaken. Belanghebbende heeft in 1996 een bedrijfsverzamelgebouw gekocht. De in dat jaar aan haar in rekening gebrachte omzetbelasting heeft belanghebbende als voorbelasting in aftrek gebracht. Het bedrijfsverzamelgebouw bestaat uit acht volledig zelfstandig te gebruiken units die door belanghebbende afzonderlijk aan derden werden verhuurd. Daarbij is geopteerd voor belaste verhuur. Belanghebbende heeft in 1999 het gebouw overgedragen aan haar (middellijke) aandeelhouders, die de exploitatie ongewijzigd hebben voortgezet. Voor deze overdracht is niet geopteerd voor belaste levering. De kopers waren na de overdracht uitsluitend op grond van art. 7, lid 2, letter b, Wet OB 1968 (een bedrijf dat onroerend goed exploiteert) als ondernemer aan te merken. De inspecteur gaat ervan uit dat de overdracht van het gebouw vrijgesteld is van omzetbelasting. Op grond daarvan heeft hij de door belanghebbende in aftrek gebrachte voorbelasting nageheven. In geschil is of art. 31 Wet OB 1968 toepassing kan vinden. Hof Den Bosch (NTFR 2005/1533) heeft geoordeeld, in afwijking van eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad, dat de omstandigheid dat een afnemer (uitsluitend) op grond van art. 7, lid 2, letter b, Wet OB 1968 wordt aangemerkt als ondernemer, niet aan toepassing van art. 31 Wet OB 1968 in de weg staat. Het hof heeft de naheffingsaanslag vernietigd.

NTFR 2008/1476 - Opdoen van stratenkennis en volgen van cursussen is geen taxivervoer

ECLI:NL:RBSGR:2008:BD6530, datum uitspraak 29-05-2008, publicatiedatum 08-07-2008
Aflevering 31, gepubliceerd op 31-07-2008
Eiseres drijft een taxi-onderneming en heeft daarvoor een auto in gebruik. Aan eiseres is ter zake van deze auto op de voet van art. 16 BPM een teruggaaf BPM verleend. Bij een boekenonderzoek is geconstateerd dat deze teruggaaf ten onrechte was verleend, omdat de auto niet voor ten minste 90% is gebruikt voor taxivervoer. Vervolgens is aan eiseres een naheffingsaanslag opgelegd. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Volgens de rechtbank is alleen sprake van taxivervoer in de zin van art. 16 BPM ingeval van daadwerkelijk vervoer van personen tegen betaling alsmede gebruik binnen het kader van de exploitatie van een taxibedrijf dat direct ten dienste staat aan het personenvervoer, zoals het rijden naar en van de taxistandplaats en het rijden naar of van een garage of tankstation voor reparatie, keuring of het tanken van brandstof. De rechtbank oordeelt dat de kilometers die zijn gereden voor het opdoen van stratenkennis en het volgen van cursussen niet als taxikilometers kunnen worden aangemerkt. Hierdoor heeft eiseres niet aan de 90%-eis voldaan en is aan haar ten onrechte een teruggaaf verleend. De naheffingsaanslag is terecht opgelegd.

NTFR 2008/1478 - In hoger beroep verbetering van de gronden inzake waardering van ongesplitste huurwoning

ECLI:NL:GHAMS:2008:BD5318, datum uitspraak 18-06-2008, publicatiedatum 25-06-2008
Aflevering 31, gepubliceerd op 31-07-2008
Belanghebbende is gebruiker van een appartement met bijbehorende berging. De woning is een huurwoning en maakt deel uit van een flatgebouw. Het gebouw is niet gesplitst in appartementsrechten. In geschil is of bij de waardering rekening moet worden gehouden met het feit dat de woning niet gesplitst is. Volgens belanghebbende kan het gebruik van ficties niet leiden tot een hogere waarde van de woning dan de waarde in het economische verkeer van een niet gesplitste huurwoning. Rechtbank Amsterdam heeft het beroep gegrond verklaard. Het hof oordeelt dat op grond van art. 17, lid 2, Wet WOZ van de veronderstelling moet worden uitgegaan dat de woning niet is verhuurd en afzonderlijk verkocht kan worden. Om te kunnen voldoen aan die laatste fictie dient er vanuit te worden gegaan dat sprake is van een gesplitste woning. De omstandigheid dat de woning hierdoor een andere (hogere) waarde in het economische verkeer kan krijgen, is een direct gevolg van de fictie. Ook de zienswijze van belanghebbende ten aanzien van de ficties van art. 16, aanhef en onderdeel c, art. 18, lid 1 en art. 19, lid 1, Wet WOZ wordt verworpen. Ten slotte oordeelt het hof dat geen vertrouwen is te ontlenen aan een passage in de brochure van een andere gemeente.