NTFR 2008/1524 - Verbetering overdrachtsbelastingvrijstelling bij inbreng in ovr is noodzakelijk
Aflevering 33, gepubliceerd op 14-08-2008 geschreven door mr. dr. M.L.M. van KempenEr is al veel kritiek geleverd op de voorgestelde fiscale wetgevingKamerstukken 31 065. met betrekking tot het nieuwe personenvennootschappenrechtKamerstukken 28 746., dat naar verwachting in werking treedt per 1 januari 2009. Belangrijkste vernieuwing is dat kan worden gekozen voor de rechtsvorm van de ovr; de Openbare Vennootschap met Rechtspersoonlijkheid. Kenmerkend voor de ovr is dat zij zelf juridisch eigenaar is van het vennootschapsvermogen, hetgeen als voordeel heeft dat er bij een bedrijfsopvolging van vennoten geen levering hoeft plaats te vinden van dit vermogen. De aantrekkelijkheid van de ovr ten opzichte van personenvennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid (hierna ov) is tevens gelegen in de overdrachtsbelasting. Bij toetreding en uittreding van vennoten en bij wijziging van de winstverdeling tussen de vennoten is (in beginsel) geen sprake van een belaste verkrijging van de onroerende zaken die tot het vennootschapsvermogen behoren, aangezien de ovr zelf eigenaar blijft. Bezwaar is wel dat sprake is van een belaste verkrijging van de onroerende zaken ingeval een eenmanszaak of een ov wordt omgezet in een ovr. De vennoten dienen het vennootschapsvermogen alsdan namelijk te leveren aan de ovr. De in het voorgestelde art. 15, lid 1, sub e, onder 2°, BVR opgenomen vrijstelling voor deze omzettingen van ondernemingen is naar mijn mening te onduidelijk en inflexibel om de toegankelijkheid van de ovr in de praktijk te garanderen, hetgeen ik hierna zal toelichten. Deze Opinie sluit ik af met enkele aanbevelingen.