Aflevering 34

Gepubliceerd op 21 augustus 2008

NTFR 2008/1577 - Een vroege kerstgedachte

Aflevering 34, gepubliceerd op 21-08-2008 geschreven door mr. M.R.M. Deden en mr. J.P van 't Hof
Hoewel het pas augustus is en de kerst nog een maand of vier op zich laat wachten, toch nu alvast aandacht voor een ‘paars krokodilletje’ dat bij tijd en wijlen komt bovendrijven, en met name rond de kerst voor de meeste werkgevers weer tot hoofdbrekens aanleiding kan geven: het fiscaal faciliteren van liefdadigheidsacties in de loonsfeer.

NTFR 2008/1578 - Antwoorden op Kamervragen over belastinginspectie bij coffeeshop

Aflevering 34, gepubliceerd op 21-08-2008 geschreven door G.J. van Mulbregt
De staatssecretaris van Financiën heeft Kamervragen beantwoord over belastinginspectie bij coffeeshops. Hij gaat daarbij in op het verschil met horecaondernemers die wel beschikken over inkoopfacturen. De coffeeshophouder verschaft aan de hand van dagstaten inzicht in de met de verkoop van cannabisproducten gerealiseerde winst. Voor beide soorten ondernemingen gelden bij onderzoeken door de Belastingdienst dezelfde regels en procedures. In beide gevallen moeten de ondernemingen op basis van de bescheiden waarover zij moeten beschikken eraan meewerken dat wordt geverifieerd in hoeverre hun winstaangifte correct is. Uiteraard moet de Belastingdienst daarbij rekening houden met de specifieke rechterlijke uitspraken ten aanzien van coffeeshops en hun bijzondere positie.

NTFR 2008/1579 - Pand bleef ná staking ondernemingsvermogen

ECLI:NL:GHARN:2008:BE2034, datum uitspraak 06-08-2008, publicatiedatum 15-08-2008
Aflevering 34, gepubliceerd op 21-08-2008
Belanghebbende heeft een onderneming gedreven. De activiteiten bestonden uit de opvang van asielzoekers. Deze opvang geschiedde in een belanghebbende in eigendom behorend – en voor het grootste deel tot het ondernemingsvermogen gerekend – pand. De activiteiten zijn begin 1999 beëindigd. Na een mislukte verkooppoging aan zijn zoon, heeft belanghebbende – wegens een gebrek aan financiële middelen – het pand medio 2000 verkocht. Terzake hiervan heeft de inspecteur stakingswinst in 2000 in aanmerking genomen. Rechtbank Arnhem (9 augustus 2006, nr. 06/350) heeft belanghebbende gevolgd in diens standpunt dat het pand in 1999 tot het privévermogen is gaan behoren. In appel heeft de inspecteur succes. Volgens het hof is, gelet op de feiten en omstandigheden, namelijk aannemelijk dat belanghebbende bij de (veronderstelde) staking in maart 1999 het pand heeft aangehouden in afwachting van een geschikte gelegenheid tot vervreemding. Dit betekent dat het (bedrijfsgedeelte) van het pand in 2000 nog steeds tot het ondernemingsvermogen van belanghebbende behoorde, zodat terecht in 2000 stakingswinst is belast.

NTFR 2008/1580 - Belastingschadevergoeding valt niet onder de landbouwvrijstelling

ECLI:NL:GHARN:2008:BE2222, datum uitspraak 29-07-2008, publicatiedatum 15-08-2008
Aflevering 34, gepubliceerd op 21-08-2008
Belanghebbende heeft zijn agrarische onderneming in 2000 gestaakt. Hij heeft onder meer een vrijstaande schuur en bedrijfserf overgebracht naar het privévermogen. Belanghebbende heeft voorts een deel van zijn landbouwgrond verkocht aan een projektontwikkelaar. De koopprijs bestond uit een bedrag ineens bij de levering en voorts uit 20 kwartaaltermijnen. In verband met de mogelijke fiscale gevolgen van de in de kwartaaltermijnen begrepen rente heeft belanghebbende een extra bedrag van f 40.000 van de verkoper kunnen lospeuteren. In het kader van een vaststellingsovereenkomst hebben belanghebbende en de inspecteur afgesproken dat de boekwinst op de grond onder de landbouwvrijstelling valt. Belanghebbende betoogt dat dit ook geldt voor het bedrag van f 40.000. Voorts wenst belanghebbende een waardedruk wegens duurzame zelfbewoning voor de schuur en bedrijfserf in aanmerking te nemen. Rechtbank Arnhem (22 juni 2006, nr. 05/3792) heeft belanghebbende gedeeltelijk in het gelijk gesteld. In appel heeft de inspecteur succes. Volgens het hof heeft de aanvullende vergoeding van f 40.000 betrekking op belastingschade en niet op een hogere waarde van de grond dan aanvankelijk was overeengekomen. De landbouwvrijstelling is daarom niet van toepassing. Voor het in aanmerking van de bepleite waardedruk ziet het hof evenmin grond. Niet aannemelijk is namelijk dat de vrijstaande schuur op het moment van staking min of meer duurzaam voor zelfbewoning werd gebruikt. Nu het bedrijfserf niet exclusief voor woondoeleinden werd gebruikt, ziet het hof ook voor dat erf geen grond voor een waardedruk. Het hof is belanghebbende nog wel enigszins tegemoetgekomen doordat het ambtshalve ten gunste van belanghebbende interne compensatie heeft toegepast.

NTFR 2008/1581 - Voorziening wegens wanprestatie inzake een 'robot profile production line' toegestaan

ECLI:NL:GHARN:2008:BE2156, datum uitspraak 29-07-2008, publicatiedatum 15-08-2008
Aflevering 34, gepubliceerd op 21-08-2008
Belanghebbende had zich jegens een concern contractueel verplicht tot levering van een 'robot profile production line' in week 9 van 2001. Dat is niet gelukt. In 2003 heeft het concern belanghebbende met succes civielrechtelijk aansprakelijk gesteld. Belanghebbende wenst ultimo 2001 een voorziening te vormen ten bedrage van € 9.335.203. Rechtbank Arnhem (9 augustus 2006, nr. 06/00436) heeft de vorming van de voorziening afgewezen. In appel heeft belanghebbende gedeeltelijk succes. Na het jurisprudentiële kader te hebben vooropgesteld, concludeert het hof dat het aannemelijk acht dat op de balansdatum een behoorlijke kans bestond dat belanghebbende door het concern met succes zou worden aangesproken. Voor de omvang van de voorziening knoopt het hof (nagenoeg) aan bij de commerciële jaarrekening van belanghebbende en staat een voorziening van € 4.300.000 toe.

NTFR 2008/1582 - Marktrente speelt geen rol bij waardering gerichte lijfrenteverplichting

ECLI:NL:GHARN:2008:BE1964, datum uitspraak 23-07-2008, publicatiedatum 15-08-2008
Aflevering 34, gepubliceerd op 21-08-2008
A heeft in 1982 met belanghebbende in het kader van een inbreng van ondernemingsvermogen een gerichte lijfrenteovereenkomst gesloten. Belanghebbende heeft zich verplicht tot het doen van uikeringen aan A vanaf diens leeftijd van 65 jaar (17 december 2013). Belanghebbende heeft deze verplichting jaarlijks – ten laste van het resultaat – opgerent met 8% (samengestelde) interest. Ultimo 2002 bedroeg de verplichting € 195.381 en bij dezelfde methode per 31 december 2003 € 211.012. Belanghebbende wenst in 2003 echter anders te waarderen. Zij wil de per 17 december 2013 benodigde inkoopsom van € 454.295 contant maken tegen een marktrente van 3,3%, hetgeen in een verplichting resulteert van € 328.733. De inspecteur, Rechtbank Arnhem (22 november 2006, nr. 06/243) en het hof gaan hierin niet mee. Volgens het hof is de onderhavige verplichting op één lijn te stellen met een schuld tegen samengestelde interest. Bij de waardering daarvan speelt de (lagere) marktrente geen rol. De handelwijze van belanghebbende is in strijd met goed koopmansgebruik.

NTFR 2008/1583 - Duitse inkomsten tandarts vormen geen winst uit onderneming

ECLI:NL:GHSGR:2008:BD8632, datum uitspraak 04-03-2008, publicatiedatum 25-07-2008
Aflevering 34, gepubliceerd op 21-08-2008
Belanghebbende heeft een aantal jaren als tandarts in Duitsland gewerkt. Vanaf 1996 tot en met 30 juni 1997 was hij in Nederland in loondienst werkzaam. In de tweede helft van 1997 is belanghebbende een onderneming gestart. In zijn aangiften voor 1996 en 1997 heeft hij naast de looninkomsten uit dienstbetrekking andere inkomsten uit Duitsland aangegeven. Daarnaast heeft hij voor 1997 een verlies aangegeven. Na verwijzing (HR 17 september 2007, nr. 40.117, NTFR 2007/1672) was onder meer nog in geschil of de inkomsten uit Duitsland tot de winst uit onderneming konden worden gerekend. Het hof oordeelde dat belanghebbende onvoldoende feiten en omstandigheden had aangevoerd op grond waarvan de inkomsten uit Duitsland alsnog tot zijn winst uit onderneming dienden te worden gerekend. Daarbij achtte het hof onder meer van belang dat belanghebbende in eerste instantie de inkomsten als andere inkomsten uit arbeid heeft aangemerkt en dat deze inkomsten al werden genoten voordat belanghebbende een onderneming was begonnen. Het feit dat belanghebbende voor zowel de inkomsten uit Duitsland als voor zijn onderneming dezelfde vaardigheden heeft gebruikt, was eveneens onvoldoende om aan te nemen dat de inkomsten uit Duitsland uit de bron winst uit onderneming waren genoten. Ook op zichzelf genomen vormden deze werkzaamheden in het onderhavige geval geen onderneming, aldus het hof.

NTFR 2008/1585 - Activiteiten voor internetsites en computerspel kunnen niet als onderneming worden aangemerkt

ECLI:NL:GHAMS:2008:BD4329, datum uitspraak 12-03-2008, publicatiedatum 18-06-2008
Aflevering 34, gepubliceerd op 21-08-2008
Belanghebbende verricht activiteiten voor internetsites en een computerspel. Het hof oordeelt dat de activiteiten van belanghebbende niet één onderneming vormen en beoordeelt elke activiteit op haar eigen fiscale merites. Met betrekking tot één activiteit is sprake van niet in dienstbetrekking verrichte werkzaamheden en de overige activiteiten zijn geen bron van inkomen.

NTFR 2008/1588 - Vrijwillige pensioenpremie medisch specialist is niet aftrekbaar

ECLI:NL:GHARN:2008:BD9744, datum uitspraak 04-07-2008, publicatiedatum 08-08-2008
Aflevering 34, gepubliceerd op 21-08-2008
Belanghebbende, medisch specialist, heeft deelgenomen aan een vrijwillige pensioenopbouw. Hij wenst de vrijwillig betaalde premie in aftrek te brengen als lijfrentepremie. De inspecteur en Rechtbank Arnhem (5 maart 2007, nr. 06/05927) hebben die aftrek niet toegestaan. Ook in appel heeft belanghebbende geen succes. Voor premieaftrek geldt namelijk als eis dat de aanspraak niet kan worden afgekocht. Dit moet in de lijfrenteovereenkomst zijn opgenomen. Nu noch de statuten noch het reglement bepalingen bevatten omtrent een afkoopverbod en een verzekeringspolis ontbreekt, voldoet belanghebbende volgens het hof niet aan bedoelde eis.

NTFR 2008/1589 - Werknemersopties ontberen reële waarde en komen niet ten laste van de winst

ECLI:NL:GHAMS:2008:BD4324, datum uitspraak 30-01-2008, publicatiedatum 18-06-2008
Aflevering 34, gepubliceerd op 21-08-2008
Belanghebbende wil bedragen in mindering brengen op haar resultaat vanwege een buitengewone last en een werknemersoptieregeling. Beide bedragen werden door Rechtbank Haarlem niet in aftrek toegelaten (NTFR 2007/1796). Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de onverplicht aan een zustermaatschappij betaalde schadevergoeding een niet-aftrekbare uitdeling vormt. De aan de werknemers toegekende optierechten hebben volgens de forfaitaire methode van de Uitv.reg. LB 2001 volgens het hof een waarde van nihil. Belanghebbende heeft het van haar te verlangen bewijs van een hogere waarde niet geleverd.

NTFR 2008/1590 - Uitsluiting verrekening liquidatieverlies door werking van art. 20, lid 5, Wet VPB 1969

ECLI:NL:GHARN:2008:BE2259, datum uitspraak 15-07-2008, publicatiedatum 15-08-2008
Aflevering 34, gepubliceerd op 21-08-2008
Belanghebbende, opgericht in 1984, behoort als Nederlandse tussenhoudster tot een Amerikaanse groep. De groep is werkzaam op het gebied van ontwikkeling en exploitatie van onroerende zaken; onder meer een prestigieus vijfsterrenhotel. Dit hotel is verkocht in de jaren tachtig van de vorige eeuw. De opbrengst is door belanghebbende aangewend voor de uitbreiding in haar deelneming A en ter aflossing van een lening. Als gevolg van de verslechterde marktomstandigheden is in de periode 1988–1996 door A en door de onder haar hangende maatschappijen onroerend goed met verlies afgestoten. Ultimo boekjaar 1997/1998 bezit belanghebbende slechts de deelneming in A. Eind 1998 heeft een Nederlandse vennootschap – met het oog op verrekening van compensabele verliezen – de aandelen in belanghebbende gekocht. In 1999 is A geliquideerd. In verband hiermee wenst belanghebbende een liquidatieverlies in aanmerking te nemen van f 245.229.000. De inspecteur heeft dit verlies niet in aftrek toegelaten. Hiertegen komt belanghebbende in beroep, echter tevergeefs. Het hof stelt voorop dat belanghebbende – anders dan zij betoogt – in de periode van haar oprichting tot aan de verkoop van haar aandelen aan de Nederlandse vennootschap een materiële onderneming heeft gedreven. Deze onderneming is volgens het hof gestaakt omstreeks begin 1997, ná de verkoop van de laatste resterende activa. Tot aan de verkoop van de aandelen zijn er vervolgens geen nieuwe (ondernemings)activiteiten gestart. Na de aandeelhouderswisseling is er volgens het hof sprake van andere ondernemingsactiviteiten, zodat niet kan worden gesproken van een continuering van de ondernemingsactiviteiten. Een en ander betekent volgens het hof dat art. 20, lid 5, Wet VPB 1969 aan verliesverrekening in de weg staat.

NTFR 2008/1594 - Voormalige gemeentesecretaris als rechter in rioolrechtenzaak: schending rechterlijke onpartijdigheid

ECLI:NL:GHARN:2008:BD9747, datum uitspraak 09-07-2008, publicatiedatum 08-08-2008
Aflevering 34, gepubliceerd op 21-08-2008 met annotatie van mr. E. Thomas
Aan belanghebbende is een aanslag rioolrechten opgelegd. Rechtbank Almelo 28 februari 2007, nr. 06/01034 heeft deze aanslag gehandhaafd. In appel heeft belanghebbende een wrakingsverzoek ingediend ten aanzien van de behandelend rechter in eerste aanleg. Die rechter is voorheen gemeentesecretaris geweest van (een voorganger van) de heffende gemeente. Het hof geeft aan dat het wrakingsverzoek niet kan worden behandeld, omdat het in de procedure bij de rechtbank had moeten worden ingediend. Wel kan volgens het hof in de bodemzaak worden getoetst of de eis van rechterlijke onpartijdigheid is geschonden. Die vraag beantwoordt het hof bevestigend. De behandelend rechter is destijds namelijk als gemeentesecretaris betrokken geweest bij de vraag of de verfijningsuitkering riolering op mindering zou moeten komen op de kosten die door middel van rioolrechten kunnen worden verhaald, welke vraag één van de geschilpunten vormt in de onderhavige procedure. Het hof wijst de zaak terug naar de rechtbank.

NTFR 2008/1595 - Inspecteur verspeelt navorderingsbevoegdheid door elektronische toelichting niet te lezen

ECLI:NL:GHARN:2008:BD9741, datum uitspraak 23-07-2008, publicatiedatum 08-08-2008
Aflevering 34, gepubliceerd op 21-08-2008
Belanghebbende heeft elektronisch aangifte IB 2002 gedaan. Daarin heeft hij aanspraak gemaakt op studiekostenaftrek voor zijn zoon en op giftenaftrek voor giften aan zijn kinderen. In een toelichting zijn deze kosten gespecificeerd. De primitieve aanslag is conform de aangifte vastgesteld. Nadien heeft de inspecteur in verband met bovenstaande – onjuiste – aftrekposten nagevorderd. Rechtbank Arnhem (12 juni 2007, nr. 06/04732) heeft deze navorderingsaanslag in stand gelaten. In appel heeft belanghebbende succes. Volgens het hof ontbreekt namelijk een nieuw feit. Belanghebbende heeft immers elektronisch toelichtende gegevens verstrekt. Dat in de werkwijze van de Belastingdienst in het kader van de vaststelling van aanslagen geen plaats is ingeruimd voor raadpleging van deze gegevens komt voor risico van de fiscus.

NTFR 2008/1596 - Kwade trouw bij vastgoedvennootschap niet bewezen

ECLI:NL:GHARN:2008:BD9735, datum uitspraak 04-07-2008, publicatiedatum 08-08-2008
Aflevering 34, gepubliceerd op 21-08-2008
Belanghebbende, een vastgoedvennootschap, heeft een perceel met opstallen verworven. Als tegenprestatie diende zij elders in de gemeente een nieuw schoolgebouw te stichten. Belanghebbende is in onderhandeling getreden met de gemeente om op het verworven perceel een nieuw stadskantoor te realiseren en dit langdurig te gaan verhuren aan de gemeente. Uiteindelijk heeft belanghebbende het perceel overgeheveld naar de dochters van haar enig middellijk aandeelhouder. Deze dochters zijn, na realisatie, het stadskantoor gaan verhuren aan de gemeente. De inspecteur heeft in de overheveling een verkapte uitdeling ontwaard en een navorderingsaanslag met vergrijpboete aan belanghebbende opgelegd. Omdat de inspecteur een reeds vóór de oplegging van de primitieve aanslag lopend taxatieonderzoek niet heeft afgewacht, is er volgens het hof sprake van een ambtelijk verzuim. Dit betekent dat navordering alleen mogelijk is bij kwade trouw. De inspecteur is volgens het hof echter onvoldoende erin geslaagd dit te bewijzen. In deze procedure, waarin door het hof een deskundige is benoemd, is de onroerende zaak door drie verschillende taxateurs getaxeerd. Dit heeft geleid tot vijf verschillende uitkomsten, waarbij het verschil tussen de hoogste en laagste taxatie ongeveer f 1.700.000 bedraagt.

NTFR 2008/1597 - Terugwijzing zaak naar inspecteur bij onterechte niet-ontvankelijkheid

ECLI:NL:GHARN:2008:BD9740, datum uitspraak 26-07-2008, publicatiedatum 08-08-2008
Aflevering 34, gepubliceerd op 21-08-2008
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende tegen de hem opgelegde aanslagen IB 1999 en 2000 niet-ontvankelijk verklaard. Rechtbank Arnhem (2 april 2007, nr. 05/04415) concludeerde tot ontvankelijkheid van het bezwaar en heeft vervolgens de zaak inhoudelijk in het nadeel van belanghebbende afgedaan. In appel klaagt belanghebbende erover dat de zaak had moeten worden teruggewezen naar de inspecteur. Het hof geeft belanghebbende hierin gelijk. Niet duidelijk is volgens het hof of belanghebbende niet is benadeeld door de afdoening door de rechter. In ieder geval heeft de rechtbank de bewijslast omgekeerd en belanghebbende volledig in het ongelijk gesteld. Inmiddels beschikt belanghebbende over gegevens om de 'redelijke schatting' door de inspecteur aan te vechten.

NTFR 2008/1598 - Artikelen 6:18 en 6:19 Awb zien niet op aanslagen over latere jaren

ECLI:NL:GHARN:2008:BD9743, datum uitspraak 16-07-2008, publicatiedatum 08-08-2008
Aflevering 34, gepubliceerd op 21-08-2008
Aan belanghebbende is een voorlopige aanslag nazorgheffing 2000 opgelegd. Lopende het bezwaar is deze voorlopige aanslag ambtshalve verminderd. Voorts zijn voorlopige aanslagen nazorgheffing over 2001, 2002, 2003 en 2004 opgelegd. In beroep, waarin wordt gestreden over de juistheid van het vastgestelde doelvermogen, heeft belanghebbende onder meer de stelling betrokken dat de procedure op grond van art. 6:18 en 6:19 Awb mede betrekking heeft op de jaren 2001 tot en met 2004. Volgens het hof is dat niet juist. De werking van genoemde artikelen strekt zich volgens het hof wel uit tot de ambtshalve verleende vermindering over 2000, maar niet tot de voorlopige aanslagen over de latere jaren. Deze aanslagen vormen afzonderlijke besluiten en kunnen niet worden aangemerkt als wijzigingen van een besluit in de zin van genoemde wetsartikelen.

NTFR 2008/1600 - Voorkoming van dubbele belasting bij belastingverdragen

Aflevering 34, gepubliceerd op 21-08-2008
Dit besluit is een samenvoeging en actualisering van de (meeste) besluiten over de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting onder de toepassing van de belastingverdragen en de Belastingregeling voor het Koninkrijk. In dit besluit zijn ten opzichte van de in te trekken besluiten verschillende beleidswijzigingen aangebracht. Dit ziet onder meer op de bepaling van de verrekeningsruimte bij de toepassing van de zogenoemde gezamenlijke methode bij de verrekening van buitenlandse (bron)belasting op dividenden, rente en royalty's. Tevens zijn nieuwe beleidsbeslissingen opgenomen. Dit betreft met name de bepaling van de verrekeningsruimte voor buitenlandse bronbelasting bij meegekochte en meeverkochte rente en bij timingsverschillen tussen het in Nederland in aanmerking nemen van de buitenlandse inkomsten en de inhouding van de buitenlandse belasting. In een enkel geval is een verduidelijking opgenomen die ook betrekking heeft op het BvdB 2001. Hoewel in dit besluit de nadruk ligt op de inkomstenbelasting, is ook aangegeven wat de gevolgen zijn voor de vennootschapsbelasting.

NTFR 2008/1604 - Controlepraktijken van Italië strijdig met EG recht

Aflevering 34, gepubliceerd op 21-08-2008 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
De Commissie stelt dat Italië, door in art. 8 en 9 Wet nr. 289/2002 uitdrukkelijk en algemeen te bepalen dat wordt afgezien van de controle van belastbare handelingen die gedurende een aantal belastbare tijdvakken zijn verricht, de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens art. 2 en 22 Zesde Richtlijn alsmede krachtens art. 10 EG. Zij heeft, overeenkomstig de procedure van art. 226 EG, Italië op 16 december 2003 een aanmaningsbrief gestuurd. Bij brief van 30 maart 2004 heeft deze lidstaat de door de Commissie aangevoerde onverenigbaarheid betwist. Daar de Commissie het antwoord van Italië onbevredigend vond, heeft zij deze lidstaat op 18 oktober 2004 een met redenen omkleed advies gestuurd, met het verzoek aan dit advies te voldoen binnen een termijn van twee maanden vanaf ontvangst ervan. In haar antwoord van 31 januari 2005 op dit met redenen omklede advies heeft Italië nogmaals betwist dat sprake was van onverenigbaarheid. Op het daarop door de Commissie ingestelde beroep verklaart het Hof van Justitie EG voor recht dat door in art. 8 en 9 Wet nr. 289 houdende bepalingen tot opstelling van de jaar- en meerjarenbegroting van de Staat algemeen en zonder onderscheid af te zien van de controle van belastbare handelingen die zijn verricht in een aantal belastbare tijdvakken, is Italië de verplichtingen niet nagekomen die op haar rusten krachtens art. 2 en 22 Zesde Richtlijn alsmede krachtens art. 10 EG.

NTFR 2008/1605 - Poolse teruggaafregeling niet geoorloofd

Aflevering 34, gepubliceerd op 21-08-2008 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
Verzoekster heeft, met een beroep op een regeling dat zulks binnen 60 dagen geschiedt, 44.782 PLN aan btw bij haar aangifte over januari 2006 teruggevraagd. De Poolse belastingdienst heeft op grond van de geldende wettelijke bepalingen het verzoek afgewezen, omdat de activiteiten sinds minder dan twaalf maanden werden uitgeoefend en geen zekerheid was gesteld. Op de daarop volgende gerechtelijke procedure gestelde prejudiciële vragen verklaart het Hof van Justitie EG voor recht: art. 18, lid 4, Zesde Richtlijn en het evenredigheidsbeginsel verzetten zich tegen een nationale regeling, waarbij, teneinde de tot voorkoming van belastingfraude en -ontwijking noodzakelijke controles mogelijk te maken, de termijn waarover de nationale belastingadministratie beschikt voor de teruggaaf van het overschot aan btw aan een categorie van belastingplichtigen, wordt verlengd van 60 tot 180 dagen vanaf de indiening van de aangifte in de btw door de belastingplichtige, tenzij deze een zekerheid van 250.000 PLN stelt. De door Polen gestelde bepalingen vormen geen ‘bijzondere (…) afwijkende maatregelen' tot voorkoming van bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking in de zin van art. 27, lid 1, Zesde Richtlijn.

NTFR 2008/1607 - Na verwijzing: geen bewijs voor nultarief intracommunautaire leveringen

ECLI:NL:GHARN:2008:BD9737, datum uitspraak 18-06-2008, publicatiedatum 08-08-2008
Aflevering 34, gepubliceerd op 21-08-2008
Deze zaak betreft de verwijzingsprocedure van HR 21 oktober 2005, nr. 41.312, NTFR 2005/1407. In dat arrest heeft de Hoge Raad Hof Den Bosch teruggefloten met betrekking tot zijn beslissing om het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk te verklaren. De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar Hof Arnhem. In de verwijzingsprocedure is in geschil of belanghebbende, die zich bezig houdt met het ontwikkelen van software voor een elektronische lettergreepmachine, terecht aanspraak heeft gemaakt op het nultarief ter zake van intracommunautaire leveringen. Na drie keer op verzoek van belanghebbende de zitting te hebben verdaagd en een wrakingsverzoek te hebben overleefd, concludeert het verwijzingshof dat belanghebbende geen enkel bewijs heeft bijgebracht voor haar aanspraak op het nultarief. Het beroep is – in zoverre – ongegrond.

NTFR 2008/1608 - 3-1-h-levering na ingebruikname van kunstgrasvelden; geen strijd met Zesde Richtlijn

ECLI:NL:RBSGR:2008:BD9607, datum uitspraak 18-07-2008, publicatiedatum 07-08-2008
Aflevering 34, gepubliceerd op 21-08-2008
Eiseres (een gemeente) bezit een aantal sportterreinen. Deze zijn zonder omzetbelasting aan eiseres geleverd. Vervolgens heeft eiseres natuurgrasvelden van de sportterreinen vervangen door kunstgrasvelden. Deze velden zijn zonder omzetbelasting verhuurd aan een aantal sportverenigingen. Verweerder heeft de ingebruikname van de kunstgrasvelden als een 3-1-h-levering aangemerkt en daartoe een naheffingsaanslag opgelegd. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Art. 3, lid 1, sub h, Wet OB 1968 in samenhang met art. 8, lid 3, Wet OB 1968 is volgens de rechtbank niet in strijd met de Zesde Richtlijn en de jurisprudentie van het Hof van Justitie EG.