Aflevering 35

Gepubliceerd op 28 augustus 2008

NTFR 2008/1627 - (Fiscale) flexibiliteit voor ondernemers gezocht

Aflevering 35, gepubliceerd op 28-08-2008 geschreven door mr. dr. S.J. Mol-Verver
Op 14 april jl. gaf staatssecretaris De Jager een gastcollege waarin hij zijn toekomstplannen ontvouwde m.b.t. de Wet schenk- en erfbelasting. Deze Opinie gaat niet over deze laatste moderniseringsplannen, maar wel over een opmerking die hij tijdens dit gastcollege plaatste. De herziening van de Successiewet vormt naar zijn zeggen het sluitstuk van de grootscheepse moderniseringsoperatie die met de invoering van de Wet IB 2001 is gestart.De wet Schenk- en erfbelasting; evenwichter, eenvoudiger; gastcollege gehouden door staatssecretaris Jan Kees de Jager op 14 april 2008 te Tilburg. Hiermee lijkt de weg voorlopig dus afgesneden voor (overige) omvangrijke aanpassingen in de belastingwetgeving. In deze Opinie zou ik desondanks willen pleiten voor een debat en nader onderzoek naar de wenselijkheid van een fundamentele herziening van de winstbelasting. Centraal punt in deze discussie zou naar mijn mening het gebrek aan rechtsvormneutraliteit moeten zijn.

NTFR 2008/1628 - Recht op scholingsaftrek voor door de maatschap zelf verzorgde scholing

ECLI:NL:GHAMS:2008:BD3479, datum uitspraak 06-06-2008, publicatiedatum 11-06-2008
Aflevering 35, gepubliceerd op 28-08-2008
Belanghebbende (X bv) is lid van een maatschap die een belastingadvies- en accountantspraktijk runt. Haar directeur/enig aandeelhouder (E) schoolt in ruil voor een winstaandeel fiscaal de werknemers van de praktijk. In geschil is of X bv recht heeft op scholingsaftrek ter zake van de voor de maatschap verzorgde scholing.

NTFR 2008/1629 - Paprikakweker claimt ten onrechte energie-investeringsaftrek

ECLI:NL:GHARN:2008:BE9051, datum uitspraak 17-07-2008, publicatiedatum 22-08-2008
Aflevering 35, gepubliceerd op 28-08-2008
Belanghebbende, exploitant van een paprikakwekerij, heeft voor 2000 aanspraak gemaakt op energie-investeringsaftrek voor een energiescherminstallatie en een warmteopslagsysteem. Bij de vaststelling van de primitieve aanslag is deze aftrek verleend. Na een ingesteld onderzoek heeft de inspecteur het standpunt ingenomen dat belanghebbende geen recht heeft op bedoelde aftrek. Daarom heeft hij nagevorderd. Rechtbank Arnhem (2 februari 2007, nr. 06/1770, NTFR 2007/334) heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard. In appel heeft de inspecteur succes. Het hof stelt voorop dat te dezen sprake is van een navordering rechtvaardigend nieuw feit. Met betrekking tot het warmteopslagsysteem concludeert het hof dat belanghebbende deze investering niet tijdig heeft gemeld bij het Bureau investeringsregelingen en willekeurige afschrijving en met betrekking tot de energiescherminstallatie stelt het hof vast dat die investering in 1999 heeft plaatsgevonden.

NTFR 2008/1630 - Geen waardedruk duurzame zelfbewoning voor bedrijfsopstallen

ECLI:NL:GHARN:2008:BE9049, datum uitspraak 13-08-2008, publicatiedatum 22-08-2008
Aflevering 35, gepubliceerd op 28-08-2008
Belanghebbende heeft zijn agrarische onderneming per 31 maart 2002 gestaakt. Ter gelegenheid hiervan heeft hij onder meer een vrijstaande koeienstal, houten schuur en een perceel grond naar het privévermogen overgebracht. Bij de waardering hiervan wenst belanghebbende een waardedruk wegens duurzame zelfbewoning in aanmerking te nemen. Rechtbank Arnhem (13 april 2007, nr. 06/339) heeft belanghebbende in het ongelijk gesteld. Ook in appel krijgt belanghebbende op deze punten geen gelijk. Nu de stal en schuur op het stakingstijdstip werden gebruikt voor de huisvesting van de tot het ondernemingsvermogen behorende pinken, voor mest- en voorraadopslag en voor stalling van machines, kan volgens het hof namelijk niet worden gezegd dat deze onroerende zaken op het moment van staking min of meer duurzaam voor woondoeleinden werden gebruikt. Het beroep van belanghebbende op beleid van de staatssecretaris (besluit van 12 april 2006, nr. CPP2005/3339M, NTFR 2006/1338 en besluit van 4 juli 2007, nr. CPP2007/521M, NTFR 2007/1260), waarin deze voor het in aanmerking nemen van een waardedruk wegens duurzame zelfbewoning bij bedrijfsopstallen aanknoopt bij de in de lagere rechtspraak geformuleerde criteria, wordt evenmin gehonoreerd door het hof. De staatssecretaris heeft zich met betrekking tot deze kwestie – volgens het hof – nadrukkelijk willen aansluiten bij de heersende jurisprudentie en bedoelde criteria zijn achterhaald door HR 25 april 2008, nr. 43.995, NTFR 2008/793.

NTFR 2008/1633 - Na verwijzing: gewijzigde winstverdeling niet voldoende onderbouwd

ECLI:NL:GHAMS:2008:BD4340, datum uitspraak 30-01-2008, publicatiedatum 18-06-2008
Aflevering 35, gepubliceerd op 28-08-2008
Belanghebbende heeft bij haar aangifte verzocht te worden ingedeeld in tariefgroep 3 op grond van overheveling van de basisaftrek van de echtgenoot aan haar. Bij het vaststellen van de aanslag heeft de inspecteur belanghebbende ingedeeld in tariefgroep 2, omdat het inkomen van de echtgenoot in het onderhavige jaar uitging boven het bedrag van de basisaftrek zodat overheveling niet mogelijk was. In zijn arrest van 1 december 2006 oordeelde de Hoge Raad (NTFR 2006/1729) dat van de in de aangifte opgevoerde verdeling van de investeringsaftrek niet meer kon worden afgeweken omdat de aanslag van de echtgenoot onherroepelijk vaststond. Na verwijzing is nog in geschil of bij de vaststelling van de aanslag van belanghebbende moet worden uitgegaan van een gewijzigde althans gecorrigeerde winstverdeling en of zij alsdan recht heeft op toepassing van tariefgroep 3. Het hof komt uiteindelijk tot het oordeel dat de gewijzigde winstverdeling niet voldoende onderbouwd is en dat belanghebbende dus geen recht heeft op toepassing van tariefgroep 3.

NTFR 2008/1635 - Niet-aftrekbaarheid van kosten van bewindvoering is niet discriminatoir

ECLI:NL:GHARN:2008:BD9749, datum uitspraak 04-07-2008, publicatiedatum 08-08-2008
Aflevering 35, gepubliceerd op 28-08-2008
Belanghebbende is (verstandelijk) gehandicapt. Hij heeft een bewindvoerder. De kosten van bewindvoering heeft belanghebbende als ziektekosten in aftrek gebracht. De inspecteur en Rechtbank Arnhem (12 april 2007, nr. 06/5517) hebben die aftrek geweigerd. In appel erkent belanghebbende dat kosten van bewindvoering geen buitengewone uitgaven in de zin van de Wet IB 2001 vormen, maar hij brengt het verdragsrechtelijke discriminatieverbod in stelling. Het hof ziet echter geen brood in die stelling. Met de keuze om uitgaven voor extra gezinshulp wel en kosten van bewindvoering niet tot de buitengewone uitgaven te rekenen, is de wetgever volgens het hof namelijk binnen de hem toekomende ruime beoordelingsmarge gebleven.

NTFR 2008/1639 - Onzorgvuldigheid bij oplegging van de aanslag blijft zonder gevolg

ECLI:NL:GHAMS:2008:BC8839, datum uitspraak 26-03-2008, publicatiedatum 09-04-2008
Aflevering 35, gepubliceerd op 28-08-2008
Belanghebbende heeft met de inspecteur een vaststellingsovereenkomst gesloten met betrekking tot onder andere de aflossing van een rekening-courant aan zijn bv. Over een eerder jaar is ook al geprocedeerd bij het hof maar het hof concludeert dat die uitspraak geen inhoudelijk oordeel over het moment waarop de rekening-courantschuld is afgewikkeld inhoudt, omdat deze procedure niet tot een hoger belastingbedrag (gewenst door belanghebbende) kon leiden. Over het in deze procedure relevante jaar heeft de inspecteur, hoewel belanghebbende zijn aangifte heeft ingediend, bij het opleggen van de aanslag een omvangrijke bijtelling gedaan ter behoud van recht. Belanghebbende acht deze wijze van opleggen van de aanslag onzorgvuldig omdat het de inspecteur niet vrijstaat op deze wijze eenzijdig de driejaarsbevoegdheid om een aanslag op te leggen te verlengen. Het hof is van oordeel dat weliswaar de aanslagregeling niet als zorgvuldig kan worden aangemerkt, maar dat dit verwijt niet eraan in de weg staat dat de aanslag zoals deze bij de uitspraak op bezwaar is verminderd als juist wordt beoordeeld.

NTFR 2008/1640 - Belanghebbende wist dat aanmerkelijke kans bestond dat onjuiste aangifte is gedaan

ECLI:NL:GHAMS:2008:BD2070, datum uitspraak 07-05-2008, publicatiedatum 21-05-2008
Aflevering 35, gepubliceerd op 28-08-2008
Het gaat hier om de verwijzingszaak HR 22 juni 2007, nr. 42.013, NTFR 2007/1129. Belanghebbende oefende in firmaverband een zeevisserijbedrijf uit. Volgens de inspecteur heeft belanghebbende in 1999 opzettelijk 'gerommeld' bij de verkoop van een schip, met het in aftrek brengen van onderhoudskosten en met de vorming van een vervangingsreserve. Na cassatie is in geschil of belanghebbende opzettelijk onjuiste aangiften heeft gedaan. Hof Amsterdam acht aannemelijk dat de adviseur met belanghebbende de jaarstukken en de daarin besproken onderhoudskosten heeft besproken en dat zij wisten dat de onderhoudskosten niet voor hun rekening zouden komen. Gelet hierop acht het hof het aannemelijk dat belanghebbende zich ervan bewust was dat onjuiste aangifte is gedaan. Het hof vermindert de boete met 10% in verband met de overschrijding van de redelijke termijn van art. 6 EVRM.

NTFR 2008/1643 - Diensten aan wedkantoren niet vrijgesteld

Aflevering 35, gepubliceerd op 28-08-2008 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
Tiercé Ladbroke SA en Derby SA zijn zogenoemde wedkantoren. Zij werken bij het aangaan van weddenschappen op paardenrennen en andere sportieve evenementen met onafhankelijke, plaatselijke agentschappen die tegen betaling van een commissie voor rekening van de wedkantoren handelen. De dienstverlening bestaat erin dat het agentschap de weddenschappen in naam van de opdrachtgever aanvaardt, de weddenschappen registreert, door middel van afgifte van een ticket aan de klant bevestigt dat de weddenschap is afgesloten, het ingezette geld int en het gewin uitbetaalt en als enige jegens de opdrachtgever verantwoordelijk is voor het beheer van de ingezette bedragen en voor diefstal en/of verlies daarvan. In de gerechtelijke procedures over het geschil met de Belgische belastingdienst komt de vraag op omtrent toepassing van de vrijstelling van btw op grond van art. 13B, sub d, punt 3, Zesde Richtlijn, welke bepaling handelingen, bemiddeling daaronder begrepen, betreffende deposito's en betaling vrijstelt. Op de door de Belgische rechter in deze procedures gestelde prejudiciële vragen verklaart het Hof van Justitie EG, na voeging van beide zaken, voor recht dat de bewoordingen 'handelingen, bemiddeling daaronder begrepen, betreffende deposito's (en) betalingen' in art. 13B, sub d, punt 3, Zesde Richtlijn aldus moeten worden uitgelegd dat zij niet zien op de dienstverlening door een opdrachtnemer die handelt voor rekening van een opdrachtgever die een activiteit bestaande in het aangaan van weddenschappen op paardenrennen en andere sportieve evenementen uitoefent, welke dienstverlening erin bestaat dat die opdrachtnemer de weddenschappen namens de opdrachtgever aanvaardt, de weddenschappen registreert, de klant door de afgifte van een bewijs bevestigt dat de weddenschap is afgesloten, het ingezette geld inzamelt en het gewin uitbetaalt en jegens de opdrachtgever volledig aansprakelijk is voor het beheer van de ingezette bedragen en voor diefstal en/of verlies daarvan, waarvoor hij van zijn opdrachtgever een vergoeding in de vorm van provisie ontvangt.

NTFR 2008/1644 - Prejudiciële vraag niet-ontvankelijk

Aflevering 35, gepubliceerd op 28-08-2008 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
In HvJ EG 7 mei 1998, zaak C-124/96 (Commissie-Spanje), is vastgesteld dat een nationale wettelijke regeling die beperkingen stelt aan de vrijstelling van btw voor bepaalde diensten die nauw samenhangen met de beoefening van sport of met lichamelijke opvoeding, onverenigbaar is met art. 13A, lid 1, sub m, Zesde Richtlijn. Club Náutico de Gran Canaria, een instelling die op de Canarische eilanden tegen vergoeding nauw met de sportbeoefening van sport of met lichamelijke opvoeding samenhangende diensten verricht, doet een verzoek om teruggaaf van belasting die is opgelegd ingevolge een aldaar toepasselijke algemene indirecte belasting (IGIC) stellende dat heffing van deze belasting, die is gebaseerd op criteria identiek aan de Spaanse btw-regelgeving, in strijd komt met genoemd arrest. Het verzoek wordt door de bevoegde autoriteiten afgewezen. De in de daarop volgende gerechtelijke procedure gerezen prejudiciële vraag, waarbij de verwijzende rechter zijn uitgangspunt kenbaar maakt dat de btw-bepalingen weliswaar niet van toepassing zijn op de Canarische eilanden, maar dat dat volgens hem niet betekent dat meergenoemd arrest buiten beschouwing moet blijven bij toepassing van bepalingen die overeenkomen met de op het Spaanse vasteland geldende btw-bepalingen, verklaart het Hof van Justitie EG niet-ontvankelijk.

NTFR 2008/1645 - Gerechtsdeurwaarder handelt niet als overheid

Aflevering 35, gepubliceerd op 28-08-2008 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
Karol Mihal, praktiserend gerechtsdeurwaarder, heeft de Slowaakse belastingdienst verzocht hem als ondernemer voor de btw af te voeren. Hij stelt zich daarbij op het standpunt dat de in die hoedanigheid verrichte werkzaamheden kwalificeren als overheidshandelen en dus geen belastingplicht meebrengen. Het verzoek wordt afgewezen. Op de in de daarop volgende gerechtelijke procedure door de Slowaakse rechter gestelde prejudiciële vragen verklaart het Hof van Justitie EG voor recht dat een door een particulier uitgeoefende werkzaamheid, zoals die van gerechtsdeurwaarder, niet van btw is vrijgesteld op de enkele grond dat zij bestaat in het verrichten van overheidshandelingen. Zelfs al verricht de gerechtsdeurwaarder dergelijke handelingen in de uitoefening van zijn ambt, volgens een wettelijke regeling, verricht hij zijn werkzaamheden niet als publiekrechtelijk lichaam, daar hij geen deel uitmaakt van de overheid, maar in de vorm van een economische werkzaamheid als zelfstandige in het kader van een vrij beroep, en bijgevolg komt hij niet in aanmerking voor de vrijstelling voorzien in art. 4, lid 5, eerste alinea, Zesde Richtlijn.

NTFR 2008/1647 - Diensten van onderwijsinstelling aan CITO zijn belast

ECLI:NL:GHARN:2008:BE9050, datum uitspraak 15-07-2008, publicatiedatum 22-08-2008
Aflevering 35, gepubliceerd op 28-08-2008
Belanghebbende exploiteert een school voor voortgezet onderwijs. In het onderhavige tijdvak hebben werknemers van belanghebbende – met behoud van salaris – werkzaamheden verricht bij het CITO. Belanghebbende heeft hiervoor van het CITO vergoedingen ontvangen. Volgens de inspecteur zijn deze vergoedingen belast. Rechtbank Arnhem (28 oktober 2005, nr. 05/00499) heeft belanghebbende met betrekking tot dit geschilpunt in het ongelijk gesteld. In appel oordeelt het hof dat belanghebbende een dienst verricht, bestaande in het toestaan dat de werknemer – met behoud van salaris – werkzaamheden verricht ten behoeve van het CITO. Omdat belanghebbende hiervoor een vergoeding ontvangt, is sprake van een dienst onder bezwarende titel. Anders dan belanghebbende is het hof van oordeel dat deze diensten niet als nauw met onderwijs samenhangende activiteiten kunnen worden aangemerkt. Daarom is de onderwijsvrijstelling niet aan de orde.

NTFR 2008/1649 - Geen cassatieberoep tegen oordeel inzake verlaging heffingsmaatstaf bij teruglevering jacht

Aflevering 35, gepubliceerd op 28-08-2008
De staatssecretaris van Financiën deelt mede geen cassatieberoep in te stellen tegen de uitspraak van Hof Den Bosch 12 juni 2008, nr. 07/00258, NTFR 2008/1339. Het hof oordeelde in die uitspraak, dat de in art. 29, lid 1, onderdeel b, Wet OB 1968 opgenomen eis dat de goederen in ongebruikte staat moeten worden teruggenomen niet in overeenstemming is met art. 11, C, lid 1, Zesde Richtlijn. Doel en strekking van die bepaling is immers het corrigeren van de omzetbelasting indien de afgedragen omzetbelasting niet meer evenredig is aan de feitelijk ontvangen tegenprestatie. Volgens het hof is voldaan aan de eisen van de richtlijn en heeft belanghebbende recht op dienovereenkomstige verlaging van de maatstaf van heffing.

NTFR 2008/1652 - Gebruikersbelasting OZB voor eigenaar van bioscoop in aanbouw

Aflevering 35, gepubliceerd op 28-08-2008 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
Belanghebbende is eigenaar van een perceel grond met daarop een bioscoopgebouw dat op 1 januari 2000 in aanbouw was. Het bioscoopgebouw werd gebouwd in opdracht en voor rekening van belanghebbende. In april 2000 is het bioscoopgebouw aan belanghebbende opgeleverd en vervolgens door haar in gebruik genomen als bioscoop. Hof Amsterdam oordeelde dat belanghebbende op de peildatum 1 januari 2000 terecht als gebruiker van het belastingobject (in aanbouw) is aangemerkt en in de OZB (gebruikersbelasting) is betrokken. De Hoge Raad deelt deze visie.

NTFR 2008/1653 - Gebruikersbelasting OZB voor eigenaar van kantoorgebouw in aanbouw

Aflevering 35, gepubliceerd op 28-08-2008 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
Belanghebbende is in 2000 begonnen met het laten bouwen – op eigen grond – van een kantoorgebouw, bestemd voor verkoop/verhuur. Dit gebouw is in de loop van 2001 gereed gekomen. Per 1 januari 2001 was de opstal voor 70% gereed. Hof Arnhem oordeelde dat belanghebbende ter zake van het kantoorgebouw in het jaar 2001 terecht is betrokken in de OZB (gebruikersbelasting). De Hoge Raad onderschrijft dit oordeel. Het principale cassatieberoep van belanghebbende is ongegrond. Het incidentele cassatieberoep van de gemeente wordt wegens gebrek aan belang niet-ontvankelijk verklaard.

NTFR 2008/1654 - Projectontwikkelaar is gebruiker van kantoorgebouw in aanbouw

Aflevering 35, gepubliceerd op 28-08-2008 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
Belanghebbende, een projectontwikkelingsmaatschappij, heeft een onroerende zaak in eigendom. Die bestond op 1 januari 2003 uit grond met daarop een voor de verhuur bestemd kantoorgebouw in aanbouw (75% gereed). De oplevering van het gebouw heeft in de loop van 2003 plaatsgevonden. Hof Amsterdam oordeelde dat belanghebbende de onroerende zaak op 1 januari 2003 gebruikte in de zin van de Wet WOZ. De Hoge Raad onderschrijft dit oordeel. Wie namelijk ter bevrediging van eigen behoefte een opstal (ver)bouwt of laat (ver)bouwen op hem ter beschikking staande grond, gebruikt die grond (en wat daarmee duurzaam is verenigd) in de zin van die wet. Indien hij (ver)bouwt of laat (ver)bouwen met het oogmerk de zaak na gereedkoming van de bouw te bezigen voor eigen gebruik, dan wel te verhuren (of op andere titel aan een ander in gebruik te geven), dan wel te verkopen, is sprake van bevrediging van eigen behoefte.

NTFR 2008/1656 - Baatbelasting Geleen wegens motiveringsgebrek verwezen

Aflevering 35, gepubliceerd op 28-08-2008 met annotatie van mr. M.P. van der Burg
Belanghebbende is aangeslagen in de baatbelasting van de (toenmalige) gemeente Geleen. Deze gemeente heeft deze belasting ingesteld wegens de herinrichting van haar centrum. De totale kosten van de herinrichtingswerkzaamheden hebben f 20.824.131 bedragen. Daarvan is f 4.700.000 verhaald via de baatbelasting. Hof Den Bosch (NTFR 2006/1073) heeft de aanslag vernietigd. Volgens het hof heeft de gemeente onvoldoende inzichtelijk gemaakt in hoeverre de voor het centrumplan gemaakte kosten zien op kosten van voorzieningen als bedoeld in art. 222, lid 1, Gem.w. De Hoge Raad acht dit oordeel echter onvoldoende gemotiveerd. Het hof is namelijk voorbijgegaan aan een gemotiveerd betoog van de gemeente op dit punt, opgenomen in haar pleitnotitie voor het hof.

NTFR 2008/1657 - Aanslag forensenbelasting terecht opgelegd

ECLI:NL:GHSGR:2008:BD8629, datum uitspraak 25-03-2008, publicatiedatum 25-07-2008
Aflevering 35, gepubliceerd op 28-08-2008
Belanghebbende heeft gedurende meer dan 90 dagen voor zich een gemeubileerde vakantiewoning ter beschikking gehouden. Volgens het hof was aan belanghebbende terecht een aanslag forensenbelasting opgelegd. Art. 223 Gem.w., waarin de bevoegdheid tot het opleggen van een forensenbelasting is geregeld, schrijft niet voor dat verband moet bestaan tussen enerzijds het profijt dat de belastingplichtige van gemeentelijke voorzieningen trekt, en anderzijds het beloop van de door hem verschuldigde forensenbelasting. De heffing van het verschuldigde bedrag kan dan ook niet onder het begrip retributie worden gebracht en moet als een belasting worden aangemerkt. Aan de heffingsambtenaar komt op basis van de Gemeentewet de bevoegdheid toe tot het heffen van zowel OZB wegens gebruik van een onroerende zaak als van de forensenbelasting. De Gemeentewet geeft de bevoegdheid om ingezetenen en niet-ingezetenen van gemeenten verschillend te benaderen. Voorts is de heffing van forensenbelasting niet in strijd met art. 12 EG. Nationale onderdanen worden niet gunstiger in de heffing van forensenbelasting betrokken dan onderdanen van andere lidstaten.

NTFR 2008/1658 - Verjaringstermijn kan worden verlengd met al dan niet op verzoek verleend uitstel

ECLI:NL:GHAMS:2008:BD1708, datum uitspraak 21-04-2008, publicatiedatum 21-05-2008
Aflevering 35, gepubliceerd op 28-08-2008
Namens de ontvanger is aan belanghebbende een aanmaning verzonden. Omdat belanghebbende niet op de aanmaning reageerde, heeft de ontvanger een dwangbevel uitgevaardigd. Voor deze betekening heeft de ontvanger € 4.048 betekeningskosten in rekening gebracht. In geschil is of het recht tot dwanginvordering van de in geding zijnde aanslag is verjaard. Belanghebbende stelt dat hij geen verzoek heeft gedaan om uitstel van betaling en dat dus de verjaringstermijn niet kan worden verlengd met de uitsteltermijn. Rechtbank Haarlem heeft de ontvanger in het gelijk gesteld en het beroep ongegrond verklaard. Het hof concludeert dat noch uit de tekst van art. 25 en 27 IW 1990 noch uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat uitstel op verzoek dient te zijn verleend. Ook aan de Leidraad Invordering 1990 valt niet het vertrouwen te ontlenen dat de verjaringstermijn niet zou worden verlengd. Bovendien is door de ontvanger voldoende aannemelijk gemaakt dat het uitstel bij beschikkingen is verleend en dat deze beschikkingen op de voorgeschreven wijze door toezending bekend zijn gemaakt.

NTFR 2008/1660 - Beperkende voorwaarden 'meergeneratiewoning' geven waardedruk

Aflevering 35, gepubliceerd op 28-08-2008 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
Belanghebbende is eigenaar van een geschakelde woning die is aangebouwd bij een andere woning en daarmee een zogenoemde meergeneratiewoning vormt. De zaken vormen afzonderlijke objecten. De gemeente heeft aan de bewoning en verkoop van de onroerende zaak van belanghebbende beperkende voorwaarden gesteld. Volgens Hof Arnhem 18 januari 2007, nr. 06/00085 (NTFR 2007/222) komt aan die voorwaarden geen waardedrukkende invloed toe, omdat die voorwaarden alleen hem persoonlijk betreffen. In cassatie houdt die beslissing geen stand. Het persoonsgebonden karakter van de voorwaarden neemt volgens de Hoge Raad namelijk niet weg dat zelfstandige bewoning van de onroerende zaak door een verkrijger in strijd zou komen met het bestemmingsplan. Iedere potentiële koper heeft ermee te rekenen dat de gemeente dat plan jegens hem zal willen handhaven; een waardedrukkende invloed van het bestemmingsplan doet zich daarom reeds thans ten volle gelden.