Aflevering 1

Gepubliceerd op 4 januari 2013

NTFR 2013/2 - Wijzigingen belastingheffing 2013

Aflevering 1, gepubliceerd op 04-01-2013
Nu ook de Eerste Kamer heeft ingestemd met het Belastingplan 2013, het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2013, de Wet herziening fiscale behandeling eigen woning en de Wet elektronische registratie notariële akten publiceert het ministerie van Financiën een overzicht van de belangrijkste, cijfermatige wijzigingen in de rijksbelastingen per 1 januari 2013.

NTFR 2013/6 - Bijstellingsregeling 2013

Aflevering 1, gepubliceerd op 04-01-2013
De staatssecretaris van Financiën heeft de Bijstellingsregeling 2013 gepubliceerd. Deze regeling geeft uitvoering aan de indexeringsbepalingen in diverse belastingwetten en treedt in werking per 1 januari 2013.

NTFR 2013/7 - Wijziging enkele fiscale uitvoeringsbesluiten

Aflevering 1, gepubliceerd op 04-01-2013
In het verzamelbesluit Wijziging van enkele uitvoeringsbesluiten is een aantal wijzigingen opgenomen ten behoeve van de jaarlijkse aanpassing van de uitvoeringsbesluiten op het terrein van de directe belastingen, de indirecte belastingen, het formele belastingrecht, de inkomensafhankelijke regelingen en de voorkoming van dubbele belasting. De wijzigingen houden verband met het Belastingplan 2013, Overige fiscale maatregelen 2013, de Wet herziening fiscale behandeling eigen woning, de Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013 en het Belastingplan 2012. Daarnaast zijn wijzigingen van veelal technische aard opgenomen.

NTFR 2013/9 - Wijziging van diverse uitvoeringsregelingen

Aflevering 1, gepubliceerd op 04-01-2013
De staatssecretaris van Financiën heeft de jaarlijkse regeling Wijziging van enige fiscale uitvoeringsregelingen gepubliceerd. De wijzigingen vloeien voor een deel voort uit het Belastingplan 2013, Overige fiscale maatregelen 2013, de Wet herziening fiscale behandeling eigen woning en de Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013. Verder zijn bedragen en percentages aangepast aan loon- en prijsontwikkelingen en zijn naast zelfstandige aanpassingen ook aanpassingen van redactionele aard aangebracht. Als laatste is Europese regelgeving geïmplementeerd.

NTFR 2013/11 - Samenloopregeling 2013

Aflevering 1, gepubliceerd op 04-01-2013
De samenloopregeling strekt tot wijziging van belastingwetten die in 2012 zijn gepubliceerd. De regeling vindt haar wettelijke grondslag in art. X Belastingplan 2013. Daarin is bepaald dat een correctie kan plaatsvinden bij ministeriële regeling als er fouten ontstaan door de samenloop van de diverse wetten. Op grond van de regeling wordt een ongewenste samenloop rondom de art. 5.18a Wet IB 2001 en art. 39d Wet LB opgeheven per 1 januari 2013. Dit heeft geen inhoudelijke gevolgen.

NTFR 2013/12 - Geen tijdelijk doorwerkvereiste pensioen

Aflevering 1, gepubliceerd op 04-01-2013 geschreven door mr. J.D. Schouten
Per 1 januari 2013 wijzigt de pensioenleeftijd in de Algemene ouderdomswet (AOW) door inwerkingtreding van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd. Deze wet regelt naast een stapsgewijze verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd vanaf 1 januari 2013, ook de verhoging van de pensioenrichtleeftijd voor het aanvullende ouderdomspensioen naar 67 jaar per 1 januari 2014. Tijdens de behandeling van deze wet in de Eerste Kamer is een motie aangenomen over het laten vervallen van het wettelijke doorwerkvereiste bij uitstel van het aanvullend pensioen. In deze motie wordt geconstateerd dat het vanaf 1 januari 2013 om fiscale redenen niet altijd mogelijk is om het aanvullend pensioen gelijktijdig te laten ingaan met de AOW-uitkering en dat dit tot onduidelijke situaties leidt voor zowel pensioenuitvoerders als burgers. Ook zou dit anders hoge uitvoeringslasten meebrengen. Het besluit van 5 december 2012, nr. BLKB2012/1822 strekt ertoe het wettelijke doorwerkvereiste tijdelijk buiten werking te laten. Het betreft met name ex-werknemers die hun arbeidzame periode al hebben afgesloten en thans door middel van uitkeringen ingevolge de VRU, prepensioen of een andersoortige uitkering in hun inkomen voorzien. Het besluit regelt dat het doorwerkvereiste niet geldt voor (ex-)werknemers, die geboren zijn voor 1 januari 1950. Het besluit vervalt met ingang van 1 april 2015

NTFR 2013/14 - Pensioenen, beschikbare premieregelingen en premie- en kapitaalovereenkomsten

Aflevering 1, gepubliceerd op 04-01-2013 geschreven door mr. J.D. Schouten
Dit besluit is een actualisering van het besluit over beschikbare premieregelingen van 21 december 2009, nr. CPP2009/1487M, Staatscourant 2009, 20523. Hierbij is het fiscale kader voor premie- en kapitaalovereenkomsten nader uitgewerkt op basis van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd. In deze wet wordt de pensioenrichtleeftijd met ingang van 2014 verhoogd naar 67 jaar. Naar aanleiding daarvan zijn de in het besluit opgenomen tabellen voor zover nodig aangepast voor de leeftijden 15 tot en met 64 en uitgebreid met de leeftijden 65 en 66. Voorts is naast de middelloontoets op de fiscale maxima toegevoegd een toets op basis van het actueel inkomen. Tot slot is ter verduidelijking in het besluit opgemerkt dat geen jaarlijkse toets op de fiscale maxima nodig is, maar alleen bij bepaalde gebeurtenissen, zoals echtscheiding of waardeoverdracht.

NTFR 2013/15 - Aanwijziging pensioenregelingen in verband met verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd

Aflevering 1, gepubliceerd op 04-01-2013 geschreven door mr. J.D. Schouten
In dit besluit is een tijdelijke aanwijzing opgenomen van bepaalde pensioenregelingen. Het zijn pensioenregelingen die als gevolg van de invoering van de Wet verhoging AOW en pensioenrichtleeftijd, op bepaalde onderdelen niet meer dan in geringe mate afwijken van wat overigens is bepaald in of krachtens hoofdstuk IIB Wet LB 1964. Het belang van deze afwijkingen gaat niet uit boven het belang van de marges op andere onderdelen.

NTFR 2013/16 - Zeer laag loon staat niet aan aannemen van dienstbetrekking in de weg

Aflevering 1, gepubliceerd op 04-01-2013 met annotatie van G.J. van Mulbregt
Belanghebbende werkt drie halve dagen per week als vakbijvuller in een supermarkt. Hij ontvangt daarvoor € 0,80 bruto per uur. De vergoeding wordt maandelijks betaald. De supermarkt houdt loonheffing en premies werknemersverzekeringen in. Bij ziekte wordt doorbetaald. Sinds 1994 ontvangt belanghebbende een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen (Wamil), berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Hij heeft het UWV een vergoeding gevraagd voor woon-werkverkeer en privékilometers ex art. 35 Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Die aanvraag is afgewezen, omdat hij volgens het UWV niet in dienstbetrekking werkt in de zin van art. 35 WIA. De CRvB deelt die opvatting, omdat een vergoeding ad € 0,80 per uur in vergelijking met het wettelijk minimumloon ad € 8,49 (per 1 juli 2009) zodanig laag is dat niet gesproken kan worden van een reëel loon in verhouding tot de geleverde arbeidsprestatie.

NTFR 2013/20 - Beleidsbesluit overgangstermijn KEW, SEW en BEW

Aflevering 1, gepubliceerd op 04-01-2013
De staatssecretaris van Financiën keurt via een beleidsbesluit onder voorwaarden goed dat een op 31 december 2012 bestaande aflossingsvrije hypotheek nog tot 1 april 2013 kan worden omgezet in een hypotheek met daaraan gekoppeld een (gedeeltelijke) kapitaalverzekering eigen woning (KEW), een spaarrekening eigen woning (SEW) of een beleggingsrecht eigen woning (BEW). Ook het verhogen van een bestaande KEW, SEW of BEW in een hypotheek met daaraan gekoppeld een KEW, SEW of BEW waarbij de uitkering vóór deze verhoging nog niet voorzag in de aflossing van het gehele schuldbedrag valt onder de goedkeuring.

NTFR 2013/21 - Beleidsbesluit over het vervallen van tijdsklemmen bij de KEW

Aflevering 1, gepubliceerd op 04-01-2013
De staatssecretaris van Financiën keurt in een beleidsbesluit goed dat de voorwaarde van 15 of 20 jaar premiebetaling (‘tijdklemmen’) voor de vrijstelling voor een kapitaalverzekering eigen woning, spaarrekening eigen woning of beleggingsrecht eigen woning onder voorwaarden niet hoeft te gelden. In dat geval is de hoge vrijstelling van toepassing.

NTFR 2013/22 - Voor eigen rekening genomen kosten ivf-behandeling zijn niet aftrekbaar

ECLI:NL:GHARN:2012:BY3280, datum uitspraak 06-11-2012, publicatiedatum 15-11-2012
Aflevering 1, gepubliceerd op 04-01-2013 met annotatie van mr. P.T. van Arnhem
Belanghebbende heeft in 2008 een dochter gekregen. Het kind is verwekt via ivf. Voorafgaand aan de ivf-behandeling heeft belanghebbende in het buitenland diverse medische handelingen ondergaan. De ivf-behandeling heeft in 2007 in Spanje plaatsgevonden. Belanghebbende heeft vooraf geen toestemming gevraagd aan de verzekeraar. Eerst ruim na de bevalling heeft zij contact gezocht met de verzekeraar. Tot vergoeding van de kosten heeft dat niet geleid. Belanghebbende heeft in haar aangifte IB/PVV voor het jaar 2007 (onder meer) de aan de ivf-behandeling verbonden kosten als ziektekosten in aftrek gebracht. De inspecteur heeft die aftrek geweigerd, maar de rechtbank stelde belanghebbende in het gelijk. Hof Arnhem volgt echter de stelling van de inspecteur. Volgens het hof kan namelijk niet worden gezegd dat de ivf-kosten op belanghebbende ‘drukken’. Niet aannemelijk is namelijk dat belanghebbende de kosten niet had kunnen verhalen op de verzekeraar.

NTFR 2013/24 - Afdeling Bestuursrechtspraak past Brummen-lijn toe bij internationale bijstandsverlening belastingheffing

ECLI:NL:RVS:2012:BY3708, datum uitspraak 16-11-2012, publicatiedatum 21-11-2012
Aflevering 1, gepubliceerd op 04-01-2013 met annotatie van mr. L.E.C. Neve
Eerder in de procedure heeft Rechtbank Breda bij uitspraak van 25 mei 2012, NTFR 2012/2004, het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen een nieuwe uitspraak op bezwaar te nemen. Nadat deze nieuwe uitspraak was genomen, heeft belanghebbende wederom beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft dit tweede beroep bij uitspraak van 1 oktober 2012, NTFR 2012/2396, ongegrond verklaard, waardoor de staatssecretaris mocht overgaan tot het verstrekken van gegevens aan de Belgische autoriteiten. Belanghebbende heeft daartegen hoger beroep ingesteld bij de Afdeling. In hoger beroep voert belanghebbende opnieuw aan dat België geen heffingsbelang heeft en dat niet wordt voldaan aan het wederkerigheidsbeginsel. De Afdeling overweegt dat die gronden in de uitspraak van 25 mei 2012 door de rechtbank zijn afgedaan en dat belanghebbende daartegen niet meer in hoger beroep tegen de rechtbankuitspraak van 1 oktober 2012 kan opkomen.

NTFR 2013/25 - De Hoge Raad wijst een herstelarrest

Aflevering 1, gepubliceerd op 04-01-2013 met annotatie van mr. R.B.H. Beune
De Hoge Raad heeft op 11 mei 2012 arrest gewezen (NTFR 2012/1334). Nadien heeft de staatssecretaris verzocht om verbetering van het arrest. In het arrest zou melding zijn gemaakt van een onjuiste naheffingsaanslag. Belanghebbende heeft zich schriftelijk over het verzoek uitgelaten. De Hoge Raad komt tegemoet aan het verzoek en wijst een herstelarrest. Herstel van de fout brengt mee dat in de laatste volzin van rechtsoverweging 4.3.2 de zinsnede de naheffingsaanslag van 5 december 2000 wordt vervangen door: ‘de naheffingsaanslag van 25 juli 2002’.

NTFR 2013/26 - Hof schendt goede procesorde door uitspraak te doen zonder beoordeling van nadere stukken

ECLI:NL:HR:2012:BY6050, datum uitspraak 14-12-2012, publicatiedatum 14-12-2012
Aflevering 1, gepubliceerd op 04-01-2013 met annotatie van mr. V.M. Maat
Belanghebbende heeft cassatieberoep ingesteld tegen een uitspraak van Hof Den Haag. Het hof heeft het procesdossier aan de Hoge Raad aangeboden. In de begeleidende brief staat dat is gebleken dat enige nadere stukken de behandelende kamer van het hof niet hadden bereikt. De Hoge Raad casseert ambtshalve de hofuitspraak. Door uitspraak te doen zonder beoordeling van deze nadere stukken, heeft het hof de goede procesorde geschonden.

NTFR 2013/27 - Niet tijdige uitspraak op bezwaar maar ongegrond beroep: geen schadevergoeding maar wel proceskostenveroordeling

ECLI:NL:HR:2012:BY4638, datum uitspraak 30-11-2012, publicatiedatum 30-11-2012
Aflevering 1, gepubliceerd op 04-01-2013 met annotatie van mr. A.A. Fase
Belanghebbende heeft beroep bij de rechtbank aangetekend omdat de inspecteur niet tijdig uitspraak op bezwaar heeft gedaan. Daarna heeft de inspecteur alsnog uitspraak op bezwaar gedaan. De rechtbank heeft die uitspraak gehandhaafd en het beroep ongegrond verklaard. Het hof heeft die uitspraak in hoger beroep bevestigd. In cassatie klaagt belanghebbende erover dat het hof haar ten onrechte geen schadevergoeding ex art. 8:73 Awb heeft toegekend. Die klacht faalt. Er is namelijk niet, zoals vereist, sprake van een gegrond beroep. Wel had aan belanghebbende, nu de inspecteur niet tijdig op het bezwaar heeft beslist, een proceskostenvergoeding moeten worden toegekend. De Hoge Raad doet dat alsnog.

NTFR 2013/28 - Tijdig ambtshalve aan agrariër opgelegde aanslag VPB aanzienlijk verminderd ondanks omkering en verzwaring bewijslast

ECLI:NL:GHARN:2012:BY3255, datum uitspraak 30-10-2012, publicatiedatum 15-11-2012
Aflevering 1, gepubliceerd op 04-01-2013 met annotatie van mr. M.H. Hogendoorn
Belanghebbende, een bv, exploiteerde een agrarisch bedrijf. Zij is voor 2003 uitgenodigd tot het doen van een aangifte vennootschapsbelasting. Daaraan heeft belanghebbende geen, ook niet na herinneringsbrief en aanmaning, gehoor gegeven. De inspecteur heeft ambtshalve de onderhavige, op 31 augustus 2007 gedagtekende, aanslag vastgesteld naar een belastbaar bedrag van € 1.800.000 (bestaande uit ‘vrijval vervangingsreserve 1997’, ‘vrijval HIR 2003’, ‘normaal resultaat’ en ‘niet-aftrekbare rente’). De rechtbank heeft de aanslag verminderd tot een aanslag naar belastbaar bedrag van € 300.000. Het hof bevestigt die uitspraak. Volgens het hof is de aanslag tijdig opgelegd, omdat aan belanghebbende op de voet van de Becon-regeling uitstel is verleend. Voorts moet volgens het hof de bewijslast worden omgekeerd en verzwaard, nu door belanghebbende de vereiste aangifte niet is gedaan. Belanghebbende was immers verplicht het uitgereikte aangiftebiljet in te dienen, nu zij door de oprichtingsfictie in de vennootschapsbelasting wordt geacht in Nederland gevestigd te zijn. Een eventuele verplaatsing van de feitelijke leiding naar Portugal doet daaraan niet af. Die verplaatsing heeft belanghebbende overigens niet doen blijken. Belanghebbende slaagt er niet in aan de verzwaarde bewijslast te voldoen, behoudens de correctie inzake de ‘vrijval vervangingsreserve 1997’. Die vervangingsreserve is namelijk reeds in 1998 vrijgevallen. Er is in dit verband geen sprake van een fout in de zin van de foutenleer, zodat herstel in 2003 niet mogelijk is.

NTFR 2013/31 - Navorderingsaanslagen aan bekenner VLB-rekening zijn voortvarend opgelegd

ECLI:NL:RBSGR:2012:BX2249, datum uitspraak 27-06-2012, publicatiedatum 27-07-2012
Aflevering 1, gepubliceerd op 04-01-2013 met annotatie van mr. R.W.J. Kerckhoffs
Belanghebbende is in de zomer van 2008 via handmatige identificatie als VLB-rekeninghouder geïdentificeerd. In november 2008 is de inspecteur hiervan op de hoogte gesteld. Nadat belanghebbende hierover in november 2008 door de inspecteur is aangeschreven, heeft zij erkend VLB-rekeninghouder te zijn. Eind december 2008 zijn aan belanghebbende de eerste navorderingsaanslagen opgelegd (IB 1996 en VB 1997). Op 9 oktober 2009 is er een navorderingsaanslag VB over 2000 opgelegd. Hierin is onder meer de nagevorderde inkomstenbelasting over 1997 tot en met 2007 en de nagevorderde vermogensbelasting over 1998 tot en met 2000 begrepen. In geschil was onder meer of de inspecteur van de verlengde navorderingstermijn gebruik mocht maken. De omstandigheid dat de Belastingdienst geruime tijd na de geautomatiseerde identificatie alsnog tot een handmatige identificatie is overgegaan, acht de rechtbank niet onredelijk, nu dit inherent is aan de door de belastingdienst gekozen projectmatige aanpak. De met het project Bank Zonder Naam gemoeide tijd van zo’n drie en een half jaar voordat de Belastingdienst tot (handmatige) identificatie van belanghebbende is gekomen, acht de rechtbank gezien de complexiteit niet onredelijk lang. Nu belanghebbende eind februari 2009 heeft ingestemd met heffing middels één navorderingsaanslag en nadien zowel in maart 2009 als in mei 2009 nog nadere, relevante, gegevens naar voren zijn gekomen die van belang waren voor de door de inspecteur in juli 2009 gemaakte berekeningen en partijen in september 2009 een vaststellingsovereenkomst hebben ondertekend, is de rechtbank van oordeel dat de inspecteur de nagevorderde inkomstenbelasting over de jaren 1997 tot en met 2003 en de nagevorderde vermogensbelasting over de jaren 1998 tot en met 2000 met redelijke voortvarendheid heeft voorbereid en vastgesteld. De rechtbank vermindert nog wel de verhogingen en vergrijpboetes in verband met overschrijding van de redelijke termijn.

NTFR 2013/32 - Belastingrechter past Brummen-lijn toe

ECLI:NL:RBROT:2012:BY5450, datum uitspraak 06-12-2012, publicatiedatum 07-12-2012
Aflevering 1, gepubliceerd op 04-01-2013 met annotatie van mr. L.E.C. Neve
Eerder in de procedure heeft de rechtbank Rotterdam het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de heffingsambtenaar opgedragen een nieuwe uitspraak op bezwaar te nemen. Nadat deze nieuwe uitspraak was genomen, heeft belanghebbende wederom beroep bij de rechtbank ingesteld. Belanghebbende heeft daarbij onder meer als grond aangevoerd dat de legesnota’s zijn opgelegd door een daartoe onbevoegd persoon. De rechtbank heeft echter hierover in de eerdere uitspraak geoordeeld. Daartegen heeft belanghebbende geen hoger beroep ingesteld, zodat de rechtbank uitgaat van het eerder gegeven oordeel over deze beroepsgrond. Volgens de rechtbank heeft de zogenoemde Brummen-lijn namelijk ook in het belastingrecht te gelden. De rechtbank verwijst daarvoor naar de uitspraak van de Afdeling van 16 november 2012, LJN BY3708, en ziet geen aanleiding anders te oordelen in het licht van HR 4 december 2009, NTFR 2009/2683.

NTFR 2013/34 - Misbruik van bevoegdheid om wrakingsverzoeken in te dienen

ECLI:NL:HR:2012:BY6931, datum uitspraak 21-12-2012, publicatiedatum 21-12-2012
Aflevering 1, gepubliceerd op 04-01-2013
Verzoeker heeft al verschillende keren wrakingsverzoeken bij de Hoge Raad ingediend. Zie HR NTFR 2012/25, 2012/379, 2012/1085, 2012/1086 en 2012/1823. Ook de wrakingskamer die het verzoek zou gaan behandelen heeft hij gewraakt. In dit laatste verzoek wordt hij niet ontvangen, omdat sprake is van kennelijk misbruik van recht. Het verzoek tot wraking van de leden van de Hoge Raad die het arrest zouden wijzen wordt afgewezen. Dit verzoek is kennelijk ongegrond, omdat de gronden een herhaling opleveren van de gronden die hij al in eerdere wrakingsverzoeken heeft aangevoerd. Feiten en omstandigheden die erop wijzen dat de rechterlijke onpartijdigheid van deze raadsheren schade zou kunnen leiden, zijn niet aangevoerd. De Hoge Raad bepaalt tevens dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in deze zaak niet meer in behandeling wordt genomen, omdat verzoeker de bevoegdheid om wrakingsverzoeken in te dienen, misbruikt.

NTFR 2013/36 - Eindarrest in zaak DTZ Zadelhoff vof: bemiddelingsdiensten zijn vrijgesteld

ECLI:NL:HR:2011:BO3637, datum uitspraak 22-04-2011, publicatiedatum 22-04-2011
Aflevering 1, gepubliceerd op 04-01-2013 met annotatie van mr. A.J. Blank
Belanghebbende is actief in de vastgoedsector. Zij heeft bemiddelingsdiensten verricht jegens opdrachtgevers die middellijk onroerende zaken in eigendom hebben. Die diensten hebben ertoe geleid dat de opdrachtgevers hun aandelen in de dochtervennootschappen die de onroerende zaken bezitten, hebben verkocht aan derden. Belanghebbende heeft voor deze diensten geen omzetbelasting berekend, omdat zij van mening is dat zij vrijgestelde bemiddelingshandelingen inzake effecten (art. 11, lid 1, letter 1, Wet OB 1968) heeft verricht. De inspecteur heeft nageheven, omdat zijns inziens sprake is van een belaste bemiddeling bij een onroerendgoedtransactie. De Hoge Raad heeft prejudiciële vragen gesteld (HR 22 april 2011, NTFR 2011/1620). Na beantwoording van die vragen door het Hof van Justitie (HvJ 5 juli 2012, zaak C-259/11, NTFR 2012/1766), stelt de Hoge Raad in het onderhavige arrest belanghebbende in het gelijk.

NTFR 2013/37 - Ter beschikking stellen van kamers aan prostituees is geen (vrijgestelde) verhuur van onroerende zaken I

ECLI:NL:HR:2012:BY4604, datum uitspraak 30-11-2012, publicatiedatum 30-11-2012
Aflevering 1, gepubliceerd op 04-01-2013 met annotatie van mr. P.F. Zijlstra
Belanghebbende stelt kamers ter beschikking aan prostituees en verricht daarnaast nog prestaties zoals de inrichting van de werkkamers, het toezicht op een ordentelijk verloop van de prostitutie en het aanbieden van serviceverlening. Hof Amsterdam (NTFR 2011/1324) heeft geoordeeld dat sprake is van (vrijgestelde) verhuur van kamers. De Hoge Raad casseert deze hofuitspraak. Daarvoor wijst de Hoge Raad op de jurisprudentie van het Hof van Justitie waaruit volgt dat de (vrijgestelde) verhuur van onroerend goed een betrekkelijk passieve activiteit is die enkel verband houdt met het tijdsverloop en geen toegevoegde waarde van betekenis oplevert. Handelingen waarvan is te onderkennen dat zij worden verricht om een specifiek gebruik van de onroerende zaak door de huurder te faciliteren, hebben wel een dergelijke toegevoegde waarde van betekenis. Belanghebbende verricht dergelijke handelingen. Derhalve is geen sprake van vrijgestelde verhuur, maar van één dienst, namelijk het gelegenheid geven tot prostitutie.

NTFR 2013/38 - Ter beschikking stellen van kamers aan prostituees is geen (vrijgestelde) verhuur van onroerende zaken II

ECLI:NL:HR:2012:BY4590, datum uitspraak 30-11-2012, publicatiedatum 30-11-2012
Aflevering 1, gepubliceerd op 04-01-2013 met annotatie van mr. P.F. Zijlstra
Belanghebbende stelt kamers ter beschikking aan prostituees en zorgt daarnaast voor toezicht, beheer en onderhoud, schoonmaak, verschoning van beddengoed en handdoeken en de mogelijkheid een GGD-arts te bezoeken. Hof Amsterdam (NTFR 2011/177) heeft tot uitgangspunt genomen dat de overeenkomst tussen belanghebbende en de prostituee één dienst is, namelijk het gelegenheid geven tot prostitutie. Het geheel van activiteiten kan derhalve niet worden aangemerkt als de (vrijgestelde) verhuur van onroerende zaken, aldus het hof. De Hoge Raad onderschrijft dit oordeel.

NTFR 2013/39 - Prestaties raamprostitutiebedrijf vormen niet louter verhuur van onroerende zaken maar het gelegenheid geven tot prostitutie

ECLI:NL:HR:2012:BY3891, datum uitspraak 23-11-2012, publicatiedatum 23-11-2012
Aflevering 1, gepubliceerd op 04-01-2013 met annotatie van mr. P.F. Zijlstra
Belanghebbende, ondernemer, exploiteert met vergunning een raamprostitutiebedrijf. Naast het ter beschikking stellen van kamers, verricht belanghebbende bijkomende handelingen. Volgens Hof Den Haag (NTFR 2012/1724) bestaat de prestatie van belanghebbende uit de verhuur van onroerende zaken. De Hoge Raad ziet dat echter anders. Uitgaande van de feiten, waaronder de korte duur van de terbeschikkingstelling van de kamers, is volgens de Hoge Raad onbegrijpelijk het oordeel van het hof dat naast de terbeschikkingstelling van de kamers de andere in samenhang daarmee verrichte handelingen en elementen van de prestatie zoals de inrichting van een werkkamer, de terbeschikkingstelling van afzonderlijke vitrines, het toezicht op een ordentelijk verloop van de prostitutie, en het aanbieden van serviceverlening, afzonderlijk moeten worden beschouwd dan wel als kennelijk bijkomstig aan de terbeschikkingstelling van de kamers moeten worden beschouwd. Die handelingen laten volgens de Hoge Raad namelijk geen andere conclusie toe dan dat de door belanghebbende jegens de prostituees verrichte prestaties niet in hoofdzaak zijn beperkt tot het enkel verlenen van het recht een kamer te gebruiken, maar als één dienst in hoofdzaak is gericht op het voor een prostituee scheppen van een omgeving die het mogelijk maakt haar beroep uit te oefenen.

NTFR 2013/40 - Verleggingsregeling ten onrechte toegepast bij invoer van jacht

ECLI:NL:PHR:2012:BY3227, datum uitspraak 23-10-2012, publicatiedatum 16-11-2012
Aflevering 1, gepubliceerd op 04-01-2013 met annotatie van mr. A.J. Blank
Centraal in deze zaak staat de heffing van omzetbelasting ter zake van de invoer van een motorjacht (verder: het jacht) door belanghebbende. Het jacht is door belanghebbende gehuurd van een Arubaanse vennootschap, die het op haar beurt heeft gehuurd van de juridische eigenaar, een op Guernsey gevestigde vennootschap. Belanghebbende verhuurt het jacht aan de natuurlijke persoon die de enige aandeelhouder is van de juridische eigenaar. Het jacht is gebouwd op een Nederlandse werf en is in internationale wateren (zonder btw) overgedragen aan de juridische eigenaar. Op 15 december 2003 heeft belanghebbende het jacht aangegeven voor het vrije verkeer. Zij heeft met toepassing van de zogenoemde verleggingsregeling van art. 23 Wet OB 1968 (hierna: de wet) de ter zake verschuldigde omzetbelasting op aangifte voldaan én in aftrek gebracht.

NTFR 2013/44 - Uit Duitsland ingevoerde kampeerauto is 'nieuw'

ECLI:NL:GHARN:2012:BY3252, datum uitspraak 30-10-2012, publicatiedatum 15-11-2012
Aflevering 1, gepubliceerd op 04-01-2013 met annotatie van mr. J. Rolleman
Belanghebbende, exploitant van een autobedrijf, heeft een kampeerwagen in Duitsland gekocht voor € 35.300. Datum van eerste toelating en registratie in Duitsland van de kampeerwagen is 22 januari 2010. Belanghebbende heeft de kampeerwagen overgebracht naar Nederland en alhier laten registreren in het kentekenregister. Het aantal gereden kilometers bedroeg 398. In geschil is de hoogte van de verschuldigde BPM. Het hof is met de inspecteur van oordeel dat sprake is van een nieuw voertuig. Van belang acht het hof dat de Nederlandse koper de eerste gebruiker is, dat slechts een gering aantal kilometers is gereden met de kampeerwagen, dat deze als nieuw wordt aangeprezen en dat de hoezen nog om de banken zitten. Dat de auto in Duitsland geregistreerd is geweest en dat de kampeerwagen uiteindelijk voor € 15.000 minder is verkocht dan de nieuwprijs, doen hieraan niet af. Wat de heffingsmaatstaf betreft maakt de inspecteur volgens het hof aannemelijk dat de nettocatalogusprijs € 28.120 bedraagt.

NTFR 2013/45 - Verzoek om uitstel van betaling wegens bedrijfsopvolging terecht afgewezen nu koopsom deels is betaald

ECLI:NL:HR:2012:BY5288, datum uitspraak 07-12-2012, publicatiedatum 07-12-2012
Aflevering 1, gepubliceerd op 04-01-2013 met annotatie van mr. R.W.J. Kerckhoffs
Belanghebbenden hebben hun aandelen in A bv overgedragen aan hun zoon. De zoon heeft een derde deel van de koopsom voldaan door storting op een derdenrekening, een derde deel is schuldig gebleven en een derde deel is door belanghebbenden aan de zoon geschonken. Voor de aan belanghebbenden opgelegde belastingaanslagen hebben zij verzocht om toepassing van de uitstelfaciliteit van art. 25, lid 9, IW 1990. De ontvanger heeft dit verzoek afgewezen. Hof Den Bosch (9 maart 2012, nr. 11/00356 en 11/00380, NTFR 2012/1039) en de Hoge Raad stellen de ontvanger in het gelijk. Op grond van art. 25, lid 9, IW 1990 wordt uitstel van betaling verleend voor zover in een aanslag de inkomstenbelasting is begrepen ter zake van de vervreemding van aanmerkelijkbelangaandelen. Voorwaarde voor uitstel is dat de overdrachtsprijs is schuldig gebleven of de aandelen zijn geschonken. In dit geval heeft de zoon een derde deel van de koopsom voldaan, zodat niet aan deze voorwaarde is voldaan.

NTFR 2013/46 - Wijziging Leidraad Invordering 2008

Aflevering 1, gepubliceerd op 04-01-2013 geschreven door mr. J.D. Schouten
In dit besluit is nieuw beleidRedactie: Naar wij aannemen wordt het kenmerk van dit beleidsbesluit nog gecorrigeerd. kenbaar gemaakt in verband met de nieuwe renteregeling (met ingang van 1 januari 2013), het uitstelbeleid in verband met bezwaar, het uitstelbeleid voor ondernemers, inlenersaansprakelijkheid ook voor bruteringsaanslagen, invorderingsonderzoeken in faillissementssituaties, de WSNP, toeslagenschulden (met name ook indien kinderdagverblijven failliet gaan of dreigen te failleren). Tevens wordt een aantal oudere besluiten ingetrokken die hun belang verloren hebben, dan wel geen beleid bevatten.

NTFR 2013/47 - Horecavoorziening op camping vormt geen afzonderlijk object

ECLI:NL:GHARN:2012:BY5425, datum uitspraak 27-11-2012, publicatiedatum 07-12-2012
Aflevering 1, gepubliceerd op 04-01-2013 met annotatie van mr. B.S. Kats
Belanghebbende is eigenares en gebruikster van een recreatieterrein (camping). Voor de exploitatie van de aanwezige horecagelegenheid heeft belanghebbende met een derde een exploitatieovereenkomst gesloten. De gemeente heeft de WOZ-waarde van het recreatieterrein vastgesteld op € 2.368.000. Rechtbank Arnhem heeft de waarde nader in goede justitie bepaald op € 1.700.000. In hoger beroep stelt belanghebbende dat de objectafbakening niet goed is. Volgens haar vormt de horecavoorziening een apart gedeelte, omdat die voorziening niet bij haar in gebruik is. Het hof deelt dat standpunt niet. Volgens het hof heeft belanghebbende, kort gezegd, de zeggenschap over de horecavoorziening behouden. Zij is gebruikster van het gehele eigendom. Wat de waarde betreft zijn partijen het erover eens dat die waarde moet worden bepaald via de discountedcashflowmethode. De rechtbank heeft de gezochte WOZ-waarde in goede justitie bepaald, omdat beide partijen niet hebben voldaan aan hun bewijslast. Het hof is het eens met de rechtbank.