Aflevering 39

Gepubliceerd op 25 september 2024

NTFR 2024/1497 - Prinsjesdag 2024: veel voorstellen, weinig samenhang

Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2024 geschreven door prof. dr. mr. E.J.W. Heithuis
Traditiegetrouw was het op de derde dinsdag in september, 17 september dit jaar, weer Prinsjesdag, de dag waarop het kabinet zijn begroting voor het komende jaar presenteert. Even traditiegetrouw gebeurde dat door het indienen van het pakket Belastingplan: het pakket Belastingplan 2025. Het pakket Belastingplan 2025 bevat weliswaar maar liefst tien wetsvoorstellen, maar voor de gemiddelde praktijkfiscalist zijn er slechts vier, hooguit vijf interessant. Naast de vaste wetsvoorstellen Belastingplan 2025 en Overige fiscale maatregelen 2025, zijn dat de Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025, de Fiscale verzamelwet 2025 en, voor de liefhebber, de Wet aanpassing wet minimumbelasting 2024. In deze Opinie bespreek ik enkele van de in deze wetsvoorstellen voorgestelde maatregelen.

NTFR 2024/1498 - Wetsvoorstel Belastingplan 2025

Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2024 geschreven door dr. H.J. Bresser, mr. dr. T.M. Vergouwen, mr. D.C. Simonis, drs. F.W.G. Kam, drs. R. van Haperen en mr. drs. W.A.P. Nieuwenhuizen
Het Belastingplan 2025 is met de overige Prinsjesdagstukken op Prinsjesdag 17 september 2024 aangeboden aan de Tweede Kamer.

NTFR 2024/1499 - Wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2025

Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2024 geschreven door dr. E.A.P. Schouten CPC, dr. H.J. Bresser en H. van Toledo
Het wetsvoorstel Overige Fiscale Maatregelen 2025 is op Prinsjesdag ingediend als onderdeel van het Belastingpakket 2025. Het wetsvoorstel OFM 2025 bestaat uit verschillende maatregelen die te klein zijn om als zelfstandig wetsvoorstel in te dienen.

NTFR 2024/1501 - Wetsvoorstel Belastingplan BES-eilanden 2025

Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2024
Met dit wetsvoorstel wordt het fiscale stelsel op de BES-eilanden op een aantal onderdelen aangepast. Dit betreft wijzigingen in de Belastingwet BES, de Wet inkomstenbelasting BES (Wet IB BES), de Wet loonbelasting BES (Wet LB BES) en de Douane en Accijnswet BES (DABES) en enkele sociale verzekeringswetten die op de BES-eilanden van toepassing zijn.

NTFR 2024/1502 - Wetsvoorstel Wet tot wijziging van de Wet op het kindgebonden budget tot intensivering van het kindgebonden budget in verband met de koopkrachtondersteuning

Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2024
Met dit wetvoorstel verhoogt het kabinet het kindbedrag structureel met ingang van 1 januari 2025. Dit wetsvoorstel is daarmee onderdeel van een pakket koopkrachtmaatregelen dat per 1 januari 2025 van kracht wordt. De intensivering van het kindgebonden budget is gericht op het verminderen van de (kinder)armoede.

NTFR 2024/1503 - Wetsvoorstel Wet tot wijziging van de Algemene nabestaandenwet en de Participatiewet; in 2025, 2026, en 2027 niet afbouwen van de dubbele algemene heffingskorting in het referentieminimumloon

Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2024
Als onderdeel van een breder pakket aan maatregelen stelt de regering voor om de afbouw van de dubbele algemene heffingskorting in het referentieminimumloon voor drie jaar te pauzeren. De regering kiest zo voor de meest gerichte maatregel die beschikbaar is om de koopkracht van huishoudens op het sociaal minimum te ondersteunen.

NTFR 2024/1504 - Wetsvoorstel wijziging Wet op de huurtoeslag ter verbetering van de koopkracht en vereenvoudiging van de regeling

Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2024
In dit wetsvoorstel voor wijziging van de Wet op de huurtoeslag en enkele andere wetten wordt de koopkracht verbeterd en wordt de huurtoeslag versimpeld. De inkomensafhankelijke afbouw van de huurtoeslag wordt gelijkmatiger, waardoor huurtoeslagontvangers beter kunnen inschatten welk effect een inkomensstijging heeft voor hun huurtoeslag en zij meer zekerheid hebben over de hoogte van hun besteedbare inkomen. Daarnaast krijgt een deel van de huurtoeslagontvangers een lagere marginale druk: hun huurtoeslag neemt hierdoor minder snel af wanneer hun inkomen toeneemt.

NTFR 2024/1507 - ROW door specifieke deskundigheid en kennis van vastgoedmarkt (art. 81.1 Wet RO)

ECLI:NL:HR:2024:1255, datum uitspraak 20-09-2024, publicatiedatum 20-09-2024
Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2024
Erflaatster was enig aandeelhouder en bestuurder in A nv en formeel bestuurder in B nv. Erflaatster heeft in 2011 een perceel van A nv gekocht voor € 500.000. A nv heeft dit perceel eind 2011 voor € 500.000 aan B nv geleverd. Het perceel is uiteindelijk in 2015 voor € 3.040.000 verkocht aan een provincie. Erflaatster heeft in 2015 ter zake van het perceel een goedkeuringsovereenkomst met B nv gesloten. Erflaatster heeft op grond van deze overeenkomst in 2015 een schadeloosstelling van € 1.900.000 van B nv ontvangen. De inspecteur heeft voor het jaar 2015 een bedrag van € 1.900.000 als ROW bij erflaatster in aanmerking genomen. In geschil is of de inspecteur terecht een ROW-correctie van € 1.900.000 heeft aangebracht. Hof Den Haag (ECLI:NL:GHDHA:2023:1041, NTFR 2023/1257) heeft geoordeeld dat de correctie terecht is. De inspecteur heeft aannemelijk gemaakt dat erflaatster beschikte over deskundigheid, ervaring en relaties op het gebied van de onroerendgoedmarkt. Het hof heeft daarbij in aanmerking genomen dat zij niet alleen in privé beschikte over een onroerendgoedportefeuille, maar tevens bestuurder van onroerendgoedvennootschappen was. Verder staat in de tot de gedingstukken behorende dagvaardingen vermeld dat erflaatster bedrijfsmatig onroerend goed exploiteert en dat erflaatster projectontwikkelaar is. Ook uit de koopovereenkomst met A nv blijkt dat erflaatster de intentie had om het perceel te ontwikkelen als bouwlocatie en heeft zij daartoe verzocht om gedetailleerde ontwikkelplannen en tekeningen van een architectenbureau en deze ontvangen. Het hof achtte verder aannemelijk dat erflaatster een voordeel heeft beoogd en dat dit voordeel redelijkerwijs was te verwachten. Het hof is dan ook van oordeel dat erflaatster door deelname aan het economische verkeer met haar ervaring en deskundigheid en kennis van de onroerendgoedmarkt werkzaamheden heeft verricht, waarbij een voordeel is beoogd en dit voordeel ook redelijkerwijs was te verwachten. De inspecteur heeft terecht € 1.900.000 als ROW in aanmerking genomen. Het hof heeft nog wel de uitspraak van de rechtbank over de hoogte van de vergoeding van immateriële schade vernietigd.

NTFR 2024/1512 - Ab-verkrijgingsprijs bij remigratie wordt niet vermeerderd met waardeaangroei aandelen als vestigingsplaatsfictie van toepassing is

ECLI:NL:HR:2024:1243, datum uitspraak 20-09-2024, publicatiedatum 20-09-2024
Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2024 met annotatie van mr. E. Alink
Belanghebbende houdt alle aandelen in een Nederlandse bv. In 2001 is hij geëmigreerd naar het VK. In 2003 is belanghebbende verhuisd naar België. In 2004 is de werkelijke leiding van de bv verplaatst naar Curaçao. Op 10 januari 2017 is belanghebbende geremigreerd naar Nederland. Toen is ook de werkelijke leiding van de bv ‘terugverplaatst’ naar Nederland. België heeft geen belasting geheven. De inspecteur heeft – anders dan belanghebbende bepleit – bij de vaststelling van de step-up geen rekening gehouden met de waardeaangroei tussen het moment van verplaatsing van de werkelijke leiding van de bv van Nederland naar Curaçao en het moment waarop na deze verplaatsing tien jaren waren verstreken. Rechtbank Noord-Holland (19 oktober 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:9413, NTFR 2021/3954) heeft de inspecteur in het gelijk gesteld. Ook in cassatie krijgt belanghebbende nul op het rekest. Na een uiteenzetting van het juridische kader oordeelt de Hoge Raad dat de vraag of een houder van een ab ter zake daarvan buitenlands belastingplichtig was in de periode voordat hij in Nederland komt wonen, moet worden beoordeeld naar de wettelijke regels betreffende de buitenlandse belastingplicht die golden in de desbetreffende periode. Op grond van die regels omvat de buitenlandse belastingplicht ter zake van een ab zowel het geval dat de vennootschap waarin het ab wordt gehouden, feitelijk in Nederland is gevestigd, als het geval dat die vennootschap ex art. 7.5 lid 6 Wet IB 2001 fictief in Nederland is gevestigd. De opvatting van belanghebbende dat deze vestigingsplaatsfictie niet is bedoeld om een ab-claim te vestigen op waardeaangroei ontstaan na verplaatsing van de werkelijke leiding van de vennootschap uit Nederland, is onjuist. Voor de duiding van het nationaalrechtelijke systeem is het Nederlandse verdragsbeleid niet relevant. De opvatting van belanghebbende dat de verkrijgingsprijs alleen niet wordt vermeerderd met waardeaangroei die is ontstaan in een periode dat de ab-houder voor zijn komst naar Nederland buitenlands belastingplichtig was op de grond dat de vennootschap feitelijk in Nederland was gevestigd, is dus onjuist.

NTFR 2024/1517 - Prejudiciële vraag over de verkoop van in-game valuta (prej.vr. zaak C-472/24)

Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2024 met annotatie van prof. mr. dr. J.B.O. Bijl
Verzoekster verkoopt in-game goud dat bruikbaar is in het online spel ‘runescape’. Verzoekster stelt dat dit een vrijgestelde handeling is in de zin van art. 135 lid 1 onderdeel e BTW-richtlijn. Volgens verzoekster is in-game goud een virtuele valuta die als betaalmiddel wordt gebruikt en geaccepteerd binnen een specifieke virtuele gemeenschap. De belastinginspectie betwist dit, omdat het niet in voldoende mate als ruilmiddel wordt aanvaard buiten de virtuele gemeenschap van het spel. De verwijzende rechter wenst te vernemen of de verkoop van goud uit het spel runescape een btw-vrijgestelde handeling is in de zin van art. 135 lid 1 onderdeel e BTW-richtlijn. Indien het antwoord op deze vraag ontkennend luidt, wenst de verwijzende rechter te vernemen of de BTW-richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat de belastbare waarde van in-game goud bestaat in de totale tegenprestatie voor de verkoop ervan, of dat deze waarde slechts bestaat in het verschil tussen de aankoopprijs en de verkoopprijs van het in-game goud, voor zover de handelaar geen afzonderlijke provisie in rekening brengt voor de overdracht ervan.

NTFR 2024/1518 - Prejudiciële vraag over het corrigeren van een onjuist btw-tarief (prej.vr. zaak C-794/23)

Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2024 met annotatie van mr. A. Vroon
Deze prejudiciële vraag bouwt voort op het feitencomplex uit het gelijknamige HvJ-arrest van 8 december 2022 (zaak C-378/21). P GmbH is een naar Oostenrijks recht opgerichte vennootschap en exploiteert een binnenspeeltuin. Op de toegangsgelden heeft P GmbH ten onrechte 20% Oostenrijkse btw toegepast op vereenvoudigde facturen. Vervolgens corrigeerde P GmbH haar btw-aangifte omdat 13% btw had moeten worden toegepast. De Oostenrijkse belastingautoriteiten hebben deze correctie niet toegestaan omdat de facturen niet konden worden gecorrigeerd. P GmbH heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en voerde aan dat het verlies van belastinginkomsten ook zonder herstelfactuur is uitgesloten, aangezien haar diensten bijna uitsluitend zijn verricht voor particulieren die geen recht op aftrek van voorbelasting hebben. Het Bundesgerichtshof oordeelde dat niet volledig kan worden uitgesloten dat klanten van P GmbH de voorbelasting uit facturen hebben afgetrokken en schat dat over 0,5% van de totale omzet de btw alsnog verschuldigd is. Het Bundesfinanzgericht heeft in de motivering van zijn eerdere verzoek om een prejudiciële beslissing uitdrukkelijk uiteengezet dat de klanten van P GmbH uitsluitend eindverbruikers waren die geen recht hebben op aftrek van voorbelasting. Op basis daarvan heeft het HvJ voornoemd arrest van 8 december 2022 gewezen. In het vervolg van de procedure gaat het Bundesfinanzgericht er weliswaar van uit dat niet is uitgesloten dat een geschatte 0,5% van de klanten van P GmbH de voorbelasting heeft afgetrokken.

NTFR 2024/1522 - Voorafgaand aan verhoor moet inspecteur cautie geven en wijzen op recht op rechtsbijstand

ECLI:NL:HR:2024:1135, datum uitspraak 06-09-2024, publicatiedatum 06-09-2024
Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2024 met annotatie van mr. E.C.G. Okhuizen
Belanghebbende handelt in auto’s. Zij heeft in 2015 en 2016 auto’s verkocht aan ogenschijnlijk Hongaarse afnemers, maar de auto’s zijn naar Duitsland gegaan. De verkoopfacturen vermelden dus niet de werkelijke afnemers van de auto’s. De inspecteur heeft naar aanleiding van een boekenonderzoek het nultarief op de intracommunautaire transacties geweigerd en naheffingsaanslagen OB opgelegd. Verder heeft hij vergrijpboetes opgelegd. Deze steunen mede op verklaringen van een bestuurder van belanghebbende. Voordat hij die verklaringen tijdens twee besprekingen ten overstaan van de inspecteur aflegde, is hem de cautie gegeven maar is hem niet meegedeeld dat hij recht op rechtsbijstand heeft. Bij de tweede bespreking was de belastingadviseur van belanghebbende aanwezig.

NTFR 2024/1525 - Belanghebbende geen kwalificerend buitenlands belastingplichtige; verzuimboete vernietigd

ECLI:NL:RBZWB:2024:5371, datum uitspraak 05-08-2024, publicatiedatum 14-08-2024
Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2024 met annotatie van mr. J.M. Sitsen
Belanghebbende is via zijn bv aandeelhouder en partner in een nv. Het gebruikelijk loon is vastgesteld op € 140.000 (2016) en € 80.000 (2017). Belanghebbende heeft in 2015 in een brief aan de inspecteur gemeld dat hij weer in België is gaan wonen. Uit een rechtshulpverzoek aan de Belgische belastingautoriteiten blijkt dat hij in België als niet-inwoner aangifte heeft gedaan en dat hij in 2012 naar New York zou zijn vertrokken. Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV 2016 gemeld dat hij in België woont, hij kwalificerend buitenlands belastingplichtig is en daarom de eigenwoningrente ter zake van zijn woning in België in aftrek gebracht. De inspecteur is van de aangifte afgeweken en heeft hem niet als kwalificerend buitenlands belastingplichtige beschouwd. Voor het jaar 2017 heeft belanghebbende geen aangifte gedaan en daarom is de aanslag IB/PVV 2017 ambtshalve vastgesteld.

NTFR 2024/1529 - Wetsvoorstel Wet aanpassing Wet minimumbelasting 2024

Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2024 geschreven door prof. mr. dr. M.F. de Wilde
De Wet minimumbelasting 2024 (WMB 2024) is per 31 december 2023 in werking getreden. In dit wetsvoorstel worden de resterende onderwerpen uit de administratieve richtsnoeren van februari en juli 2023 en enkele onderdelen uit de administratieve richtsnoeren van december 2023, waarvoor een wettelijke grondslag nodig is, opgenomen in de WMB 2024. Daarnaast worden enkele technische wijzigingen voorgesteld. De overige onderdelen uit de administratieve richtsnoeren van december 2023 en juni 2024 zullen nog worden beoordeeld.

NTFR 2024/1530 - Kennisgroepstandpunt redactioneel gewijzigd over Verdrag Nederland-België

Aflevering 39, gepubliceerd op 25-09-2024
Na het openbaar maken van standpunt KG:041:2024:10 Belastingverdrag Nederland-België: reikwijdte toepassing art. 24 – werkzaamheden buitengaats – verwijderen mijnbouwinstallaties, is gebleken dat onder ‘Beschouwing’ bij de verwijzing naar het Verdrag van Wenen een verkeerd artikel (art. 31 lid 2) is genoemd. Inmiddels is het juiste artikel (art. 31 lid 3) vermeld.