Aflevering 41

Blijkens de jurisprudentie van het HvJ EGZie onder meer HvJ EG van 5 oktober 1994, zaak C–23/93 (TV 10), van 12 mei 1988, zaak C–367/96 (Kefalas), van 9 maart 1999, zaak C–212/97 (Centros) en van 12 december 2002, zaak C–324/00 (Lankhorst–Hohorst GmbH). bestaat er zoiets als misbruik van gemeenschaps–recht. In het arrest Emsland–StärkeHvJ EG van 14 december 2000, zaak C–110/99. heeft het HvJ EG voor het eerst de criteria daarvan geformuleerd. Die criteria lijken erg op die welke onder het Nederlandse fiscale leerstuk van fraus legis zijn ontwikkeld.

inbreng in bv, lijfrente, staking, stakingswinstvrijstelling, voorovereenkomst

voorziening

De staatssecretaris heeft in een besluit verduidelijkt dat geen investeringsaftrek kan worden verkregen als een bestaand bedrijfsmiddel wordt verbeterd voor een bedrag van minder dan 450 euro. Een dergelijke investering in een onderdeel van een bedrijfsmiddel valt onder de uitsluitingsbepaling van art. 3.45, lid 1, onderdeel a, Wet IB 2001.

35%-regeling, deskundigheidstoets, inkomenstoets, profvoetballer

35%-regeling, deskundigheidstoets, inkomenstoets, profvoetballer

aansprakelijkstelling, aftrekbare kosten, verband met dienstbetrekking

In dit besluit wordt ingegaan op de reikwijdte van de vrijstelling van inkomstenbelasting voor het salaris van functionarissen van internationale organisaties. Aanleiding is een arrest van de HR van 27 september 2002 (NTFR 2002/1404). De vrijstelling neemt niet weg dat met het salaris wel rekening wordt gehouden bij de toepassing van (de meeste) inkomensafhankelijke tegemoetkomingen en regelingen in de inkomstenbelasting.

Hof Amsterdam heeft in zijn uitspraak van 29 januari 2004, NTFR 2004/195, geoordeeld dat horloges ter zake van een 25–jarig dienstjubileum in hoofdzaak een ideële waarde hebben. De staatssecretaris gaat tegen deze uitspraak niet in cassatie aangezien hij het oordeel te zeer verweven acht met waarderingen van feitelijke aard, zo deelt hij mede. Het hof kwalificeert het horloge als aandenken met in hoofdzaak een ideële waarde op grond van een ervaringsregel waarvan het hof het bestaan heeft aangenomen. De juistheid van zo‘n oordeel kan niet worden bestreden, aldus de staatssecretaris. De door het hof gebruikte overwegingen bieden echter mogelijk de ruimte voor een ongewenste toepassing van de vrijstellingsbepaling. Dat is volgens de staatssecretaris ongewenst en daarom zal hij de ontwikkelingen op dit terrein volgen en bezien of nadere regelgeving gewenst is.

tijdelijk ter beschikking, verhuurde woning

afschrijvingskosten, herinvesteringsreserve, privégebruik auto

Hof Amsterdam heeft in zijn uitspraak van 31 maart 2004, NTFR 2004/968, beslist dat vennootschappen die zich uitsluitend bezighouden met beleggen een beroep kunnen doen op de aandelenfusiefaciliteit. De staatssecretaris deelt mede dat hij geen cassatie instelt, al is hij van oordeel dat het hof de bewijslast inzake de zakelijke overwegingen voor de fusie ten onrechte niet bij belanghebbende (het beleggingslichaam) heeft gelegd. Echter, het hof oordeelde dat de beweegredenen van belanghebbende aannemelijk zijn en dat daarom sprake is van zakelijke overwegingen. Impliciet toetst het hof daarmee dan toch de op belanghebbende rustende bewijslast, aldus de staatssecretaris.

leeftijdsdiscriminatie, toerekening

anoniementarief, voorlopige teruggaaf

kinderbijslag, levensonderhoud, onderhoud, opvoeding, pleegkind

AWBZ, eigen bijdrage, huisvestingskosten, huwelijksgoederenregime

Aankoopkosten voor deelnemingen zijn door de Hoge Raad op 24 mei 2002 (NTFR 2002/742) aftrekbaar verklaard. Inmiddels ligt wetgeving voor bij de Eerste Kamer waarin die aftrekbaarheid met terugwerkende kracht ongedaan wordt gemaakt. Daarop wordt voor een beperkt aantal gevallen een uitzondering toegestaan (NTFR 2004/1052). De staatssecretaris had eerder inspecteurs de opdracht gegeven in afwachting van de wetgevende ontwikkelingen de aanslagregeling zoveel mogelijk aan te houden. Die opdracht trekt hij nu in.

Hof Amsterdam heeft in zijn uitspraak van 24 december 2003, NTFR 2004/86 (met commentaar van Albert), geoordeeld dat de in art. 13f Wet VPB 1969 vastgelegde regeling ter voorkoming van de zogenoemde Holland–routing een ongeoorloofde belemmering vormt van het vrije kapitaalverkeer in de zin van het EG–recht. Verder heeft het hof geoordeeld dat er geen bevredigende verklaring voor het ontbreken van een tegenbewijsregeling bestaat. De staatssecretaris heeft zijn pro forma–beroep in cassatie inmiddels ingetrokken. Hij onderschrijft niet het hofoordeel over de reikwijdte van de vrijheid van kapitaalverkeer, maar hij kan zich verenigen met het uiteindelijke hofoordeel. Hij verwijst daarbij naar de Fiscale onderhoudswet 2004, NTFR 2004/1002. Uit redelijkheidsoverwegingen staat hij toe dat de tegenbewijsregeling uit dat wetsvoorstel hier al wordt toegepast. De in te voeren tegenbewijsregeling kan wat hem betreft ook worden toegepast op alle nog niet definitief vaststaande aanslagen.

Bij een ontvoeging van een fiscale eenheid gaan de verliezen in beginsel met de moedermaatschappij mee. Art. 15af Wet VPB 1969 vormt hierop een uitzondering. Sommige verliezen kunnen onder voorwaarden meegaan met een dochtermaatschappij. Dat geldt voor voorvoegingsverliezen van de dochtermaatschappij en voor verliezen die ‘zijn toe te rekenen‘ aan die maatschappij. In een besluit beantwoordt de staatssecretaris vier vragen over deze mogelijkheid.

gemeenschappelijke huishouding, waarde, woonrecht

algemene vrijstelling, andere gevallen, discriminatie, drempelvrijstelling, kinderen, voetvrijstelling

conserverende aanslag, schulden

direct beroep bij Hof

Alle aandelen in belanghebbende worden gehouden door D. Belanghebbende heeft geen aangifte loonbelasting gedaan van het fictieve loon ex art. 12a Wet LB 1964 van D en evenmin van het loon van de echtgenote van D. Beide bedragen zijn wel aangegeven in de betreffende aangiften inkomstenbelasting. De inspecteur heeft een naheffingsaanslag loonbelasting opgelegd met een boete van per saldo 10%.

niet-ontvankelijk

aanvang cassatietermijn, ontvankelijkheid

overleggen bewijsstukken, privégebruik auto, tardief

proceskostenveroordeling, samenhangende zaken

niet-ontvankelijk

keurlonen, naheffing, nieuw opgerichte BV, tijdvak

voorlopige teruggaaf

Volgens het besluit IFZ 2004/668M zal in het kader van de vereenvoudiging van de uitvoering van regelgeving, de regeling ‘Nederlandse uitvoeringsvoorschriften belastingverdragen‘ worden gepubliceerd. Deze nieuwe uitvoeringsregeling vervangt, op een aantal uitzonderingen na, de afzonderlijke uitvoeringsvoorschriften bij diverse door Nederland afgesloten belastingverdragen. Bij de nieuwe regeling behoren twee nieuwe formulieren ‘IB 92 Universeel‘ en ‘IB 93 Universeel‘, die, eveneens op een aantal uitzonderingen na, de diverse bestaande formulieren vervangen.

prejudiciële vraag, vrijstelling kinderopvang

bemiddeling bij verzekeringen, beperking vooraftrek

discriminatie, tariefsvermindering, verontreinigingsheffing, zuiveringsinstallaties

minicamping, tijdsevenredige vermindering, verontreinigingsheffing

evenredigheidsbeginsel, gelijkheidsbeginsel, rioolrecht

aansprakelijkheid VPB-schulden, burgerlijke rechter

inlenersaansprakelijkheid

omzetbelasting, waardebepaling

courant object, omzetbelasting, waardebepaling