NTFR 2007/2009 - Prejudiciële vragen over etikettering, aftrek en heffing bij diensten en niet-investeringsgoederen
ECLI:NL:HR:2007:BB0414, datum uitspraak 02-11-2007, publicatiedatum 02-11-2007
Aflevering 45, gepubliceerd op 08-11-2007 met annotatie van mr. drs. W.A.P NieuwenhuizenBelanghebbende, een vereniging, heeft tot doel de belangen van de agrarische sector en van de daarin werkzame ondernemers te bevorderen. Haar leden betalen een contributie. Daarnaast verricht belanghebbende tegen vergoeding individuele diensten aan leden en niet-leden. Aldus verricht belanghebbende zowel activiteiten die binnen het bereik van de btw vallen als activiteiten die daarbuiten vallen. Hof Leeuwarden besliste dat de op de algemene belangenbehartiging betrekking hebbende voorbelasting door belanghebbende niet in aftrek kan worden gebracht. De Hoge Raad stelt voorop dat de zaak Charles en Charles-Tijmens (HvJ EG 14 juli 2005, zaak C-434/03, NTFR 2005/965) ook geldt voor een rechtspersoon die als belastingplichtige medeactiviteiten verricht die niet binnen de werkingssfeer van de btw vallen. Voor investeringsgoederen heeft belanghebbende dan ook recht op aftrek van alle in rekening gebrachte omzetbelasting. Met betrekking tot andere goederen en investeringsdiensten heeft de Hoge Raad echter Europeesrechtelijke twijfel. De Hoge Raad besluit daarom – in navolging van A-G De Wit (NTFR 2007/1480) – tot het stellen van de volgende prejudiciële vragen: 1. Mag een belastingplichtige alle gemengd gebruikte goederen en diensten volledig voor zijn onderneming bestemmen en de daarop betrekking hebbende voorbelasting onmiddellijk en volledig aftrekken? 2. Zo ja, dient met betrekking tot diensten en goederen, andere dan investeringsgoederen, heffing van btw dan eenmalig plaats te vinden in het tijdvak waarover de aftrek wordt genoten of moet ook in de daarop volgende tijdvakken heffing plaatsvinden en, zo ja, hoe moet dan voor de goederen en diensten waarop niet wordt afgeschreven, de maatstaf van heffing worden bepaald.