Aflevering 49

Gepubliceerd op 4 december 2008

NTFR 2008/2327 - Valutaverlies op deelneming: aftrekbaar!

Aflevering 49, gepubliceerd op 04-12-2008 geschreven door prof. mr. S.C.W. Douma
In tijden van financiële crisis zullen bedrijven moeten nagaan of er geen aftrekposten zijn gemist. Zij kunnen zich het immers niet veroorloven om meer vennootschapsbelasting te betalen dan nodig, gelet op hun veelal moeilijke cashpositie. Als valutaverliezen in verband met een deelneming zijn geleden, biedt het gemeenschapsrecht wellicht een mogelijkheid. Waar gaat het om? De waarde van een buiten de eurozone gevestigde deelneming kan zijn gedaald indien de lokale valuta waarde heeft verloren tegenover de euro. Deze waardedaling kan in beginsel niet ten laste van de Nederlandse winst worden gebracht, aangezien de Hoge Raad in BNB 1982/230 heeft beslist dat waardeveranderingen van een deelneming als gevolg van valutakoersverschillen onder de deelnemingsvrijstelling vallen. De waardeverandering van de lening die is aangegaan ter financiering van de deelneming valt niet onder de deelnemingsvrijstelling (BNB 1994/273), zij het dat een dergelijke lening met ingang van 1 januari 2007 bij voor bezwaar vatbare beschikking onder de deelnemingsvrijstelling kan worden gebracht. Na het arrest van het HvJ EG in Deutsche Shell (NTFR 2008/561) en de arresten van de Hoge Raad van 26 september jl. (NTFR 2008/1868-9) kan worden betwijfeld of BNB 1982/230 en art. 13, lid 7, Wet VPB 1969 nog geldend recht zijn voor zover het gaat om waardeverminderingen van de deelneming respectievelijk de lening ter financiering daarvan. In deze Opinie bespreek ik de mogelijke gevolgen van deze arresten.

NTFR 2008/2332 - Exploitatie windturbine vormt een onderneming

Aflevering 49, gepubliceerd op 04-12-2008
Belanghebbende, een agrariër, heeft ten behoeve van een energieleverancier voor een periode van vier jaar een opstalrecht gevestigd op een aan hem in eigendom toebehorend stuk grond. Daarop heeft de energieleverancier vervolgens een windturbine gevestigd. Bij het einde van het opstalrecht is de windturbine aan belanghebbende overgedragen voor f 360.000. Belanghebbende heeft zich vervolgens verplicht tot het opwekken van duurzame elektriciteit voor een periode van ten minste tien jaar.

NTFR 2008/2334 - Geen fictieve vi in Nederland: cassatieberoep ingetrokken

Aflevering 49, gepubliceerd op 04-12-2008 met annotatie van mr. J.C.L.M. Fijen
De staatsecretaris van Financiën heeft het beroep in cassatie tegen Hof Den Bosch 14 augustus 2008, nr. 07/00422, NTFR 2008/2027 ingetrokken. Die zaak betrof de vraag of belanghebbende, een Belgische BVBA, in Nederland beschikte over een fictieve vaste inrichting in de zin van art. 6, lid 3, onderdeel b, Wet LB 1964 ter zake van de door haar enige werknemer (de heer A) in Nederland verrichte advieswerkzaamheden. Het hof beoordeelde deze vraag ontkennend, ten eerste omdat genoemd artikel het meervoud 'degenen' bezigt en vast staat dat alleen de heer A in Nederland persoonlijke arbeid heeft verricht. Ten tweede omdat belanghebbende advieswerkzaamheden uitvoert en niet werkzaamheden 'die gericht zijn op het verlenen van tussenkomst ten behoeve van degenen die tegen beloning persoonlijke arbeid in Nederland verrichten en een derde ten behoeve van wie die arbeid wordt verricht'.

NTFR 2008/2337 - Wetsvoorstel 'Tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten' aangenomen door de Tweede Kamer

Aflevering 49, gepubliceerd op 04-12-2008
De Tweede Kamer heeft het wetsvoorstel 'Regeling van een tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten' (Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten) aangenomen. Dit wetsvoorstel namen wij op in NTFR 2008/1865. Er zijn een amendement en drie moties aangenomen; te weten een motie over het gebruik van één webportal voor informatie over de nieuwe regeling (nr. 27), een motie over de registratie van het gebruik van een rolstoel of vergelijkbaar hulpmiddel (nr. 28) en een (gewijzigd) amendement over inzage in de gronden van toekenning/weigering tegemoetkoming (nr. 30).

NTFR 2008/2342 - Berekening te verrekenen schenkingsrecht bij schenking binnen 180 dagen voor overlijden

ECLI:NL:HR:2008:BG5450, datum uitspraak 28-11-2008, publicatiedatum 05-04-2013
Aflevering 49, gepubliceerd op 04-12-2008
In het jaar 2005 is de vader van eisers overleden. Hij heeft als erfgenamen achtergelaten de moeder en eisers, ieder voor een derde deel. Binnen 180 dagen voor het overlijden van de vader hebben de vader en moeder aan elk van eisers een schenking vrij van recht gedaan en heeft de moeder aan elk van eisers een schenking vrij van recht gedaan. Ter zake van deze schenkingen is aan eisers een aanslag schenkingsrecht opgelegd.

NTFR 2008/2344 - Voortgang modernisering successiewetgeving

Aflevering 49, gepubliceerd op 04-12-2008
Zoals toegezegd heeft de staatssecretaris van Financiën op 24 oktober jl. een nota over de modernisering van de successiewet naar de Tweede Kamer gezonden. Hierin stelt hij voor om allereerst, binnen de bestaande SW 1956, de tarieven te verlagen, het stelsel van vrijstellingen te vereenvoudigen, daar waar nodig de wet aan te passen om ontgaansmogelijkheden te pareren en de bedrijfsopvolgingsregeling opnieuw vorm te geven. De staatssecretaris stelt voor het tarief voor partners en kinderen te verlagen naar 10% en 20% en voor andere verkrijgers naar 30% en 40%. De vrijstelling voor partners wordt verhoogd naar € 600.000 en voor kinderen naar € 19.000. Voor andere verkrijgers wordt deze verhoogd naar € 2.000. Als te pareren ontgaansmogelijkheden worden in de nota doelvermogens, de levensverzekering waarbij het verzekerde lijf als verzekeraar optreedt, de verkoop met uitgestelde levering, de herroepelijke schenking en renteloze direct opeisbare leningen genoemd.

NTFR 2008/2345 - Schenkingen tussen echtgenoten bij wijziging huwelijksgoederenregime

Aflevering 49, gepubliceerd op 04-12-2008
In dit besluit geeft de staatssecretaris aan dat op grond HR 28 januari 1959 (BNB 1959/122) en HR 17 maart 1971 (BNB 1971/95) de wijziging van het huwelijksgoederenregime van huwelijksvoorwaarden in een algehele gemeenschap van goederen (nog steeds) geen belastbare schenking is. Hetzelfde geldt bij een overgang naar een wederkerig finaal verrekenbeding alsof de echtgenoten in algehele gemeenschap van goederen zijn gehuwd. Daarentegen kan een vermogensverschuiving door een overgang naar een beperkte gemeenschap of naar een beperkt finaal verrekenbeding wel een schenking zijn. In het besluit is verder de goedkeuring overgenomen en verduidelijkt uit het besluit van 20 november 2000, nr. CPP2000/2426M (NTFR 2000/1740), betreffende een tweetal situaties waarbij in algehele gemeenschap van goederen gehuwden alsnog huwelijkse voorwaarden opmaken.

NTFR 2008/2347 - Commentaar NOB op derde nota van wijziging Invoeringswet Titel 7.13 BW

Aflevering 49, gepubliceerd op 04-12-2008
De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs heeft een commentaar uitgebracht op de derde nota van wijziging met betrekking tot het wetsvoorstel Invoeringswet Titel 7.13 BW (zie NTFR 2008/2348). De NOB spreekt daarin haar verbazing uit over het feit dat zo laat in het parlementaire proces nog substantiële wijzigingen in het wetsvoorstel worden aangebracht. De derde nota van wijziging bevat verder volgens de NOB de nodige onduidelijkheden.

NTFR 2008/2349 - Beleid inzake vrijstellingen overdrachtsbelasting geactualiseerd en samengevoegd

Aflevering 49, gepubliceerd op 04-12-2008
De staatssecretaris heeft het beleid over een aantal vrijstellingen van overdrachtsbelasting geactualiseerd en samengevoegd onder intrekking van een aantal eerdere besluiten. Dit besluit betreft met name de vrijstellingen voor de verkrijging bij een verdeling van een gemeenschap tussen samenwoners (art. 15, lid 1, onderdeel g, Wet BRV), voor de verkrijging van een zaak die is aangebracht door of in opdracht en voor rekening van de verkrijger of zijn rechtsopvolger onder algemene titel (art. 15, lid 1, onderdeel i, Wet BRV) en voor de verkrijging van monument door monumentenrechtspersonen (art. 15, lid 1, onderdeel p, Wet BRV).

NTFR 2008/2357 - EC verzoekt Estland discriminatie van buitenlandse liefdadigheidsinstellingen te beëindigen

Aflevering 49, gepubliceerd op 04-12-2008
De Europese Commissie heeft Estland verzocht de discriminerende behandeling van donaties aan buitenlandse non-profitorganisaties en liefdadigheidsinstellingen te beëindigen. Estland heeft verschillende fiscale faciliteiten voor donaties aan liefdadigheidsinstellingen, mits deze instellingen in Estland zijn gevestigd. Het verschil in behandeling tussen donaties aan liefdadigheidsinstellingen in Estland en dergelijke instellingen in andere lidstaten is een belemmering van het vrij verkeer van kapitaal. De Estlandse regels zijn ook in strijd met de vrijheid van vestiging. Buitenlandse instellingen worden immers gedwongen filialen in Estland op te zetten om het voor inwoners van dat land die aan deze instellingen doneren, mogelijk te maken te profiteren van de fiscale faciliteiten. Het verzoek betreft de tweede stap in de infractieprocedure van art. 226 EG-Verdrag. Als er binnen twee maanden geen bevredigende reactie komt, kan de Commissie de zaak naar het Hof van Justitie EG verwijzen.

NTFR 2008/2358 - EC verzoekt Portugal en Spanje exitbelastingbepalingen voor bedrijven te wijzigen

Aflevering 49, gepubliceerd op 04-12-2008
De Europese Commissie heeft Portugal en Spanje verzocht hun belastingbepalingen te wijzigen. Als een Spaans bedrijf zijn vestigingsplaats overbrengt naar een andere lidstaat of als van een vaste inrichting de activiteiten in Spanje worden beëindigd of de Spaanse activa worden verplaatst naar een andere lidstaat, moeten ongerealiseerde vermogenswinsten worden begrepen in de belastinggrondslag van dat jaar, terwijl niet gerealiseerde vermogenswinsten uit zuiver binnenlandse transacties niet in de belastinggrondslag worden begrepen. De Portugese wetgeving kent vergelijkbare regelingen. De Commissie meent dat een dergelijke onmiddellijke heffing die bedrijven straft die Portugal of Spanje willen verlaten of activa naar het buitenland willen overbrengen door voor hen een minder gunstige behandeling te introduceren vergeleken met die bedrijven die in die landen blijven of activa in het binnenland verplaatsen. Deze regels weerhouden bedrijven ervan hun recht op vrije vestiging uit te oefenen. De Commissie meent dat deze bepalingen niet verenigbaar zijn met de vrijheid van vestiging zoals gegarandeerd in art. 43 EG-Verdrag en art. 31 EEA-overeenkomst. Het verzoek betreft de tweede stap in de infractieprocedure van art. 226 EG-Verdrag. Als er binnen twee maanden geen bevredigende reactie komt, kan de Commissie de zaak naar het Hof van Justitie EG verwijzen.

NTFR 2008/2359 - EC daagt Portugal en Spanje voor het Hof wegens discriminerende behandeling van buitenlandse pensioenfondsen

Aflevering 49, gepubliceerd op 04-12-2008
De Europese Commissie heeft besloten Spanje en Portugal voor het Hof van Justitie EG te dagen. Volgens de Spaanse wetgeving zijn in Spanje gevestigde pensioenfondsen vrijgesteld van belasting over hun inkomen en kunnen zij de Spaanse bronbelasting op ontvangen dividenden terugvragen. Daarentegen houdt Spanje een bronheffing van 18% in op dividenden betaald aan pensioenfondsen die elders in de EU of in de EEA/EFTA landen zijn gevestigd. Op dezelfde wijze stelt Portugal door binnenlandse pensioenfondsen ontvangen dividenden vrij van belasting en houdt een bronheffing in van 25% op dividenden betaald aan pensioenfondsen die elders in de EU of in de EEA/EFTA landen zijn gevestigd. De Commissie meent dat deze wetgeving in strijd is met het EG-Verdrag en de EEA-overeenkomst, aangezien de vrijheid van kapitaal wordt beperkt.

NTFR 2008/2360 - EC neemt stappen tegen Luxemburg wegens de implementatie van de spaarrenterichtlijn

Aflevering 49, gepubliceerd op 04-12-2008
De Europese Commissie heeft Luxemburg verzocht de wetgeving aan te passen wegens het niet correct implementeren van enkele bepalingen uit de spaarrenterichtlijn. Volgens deze richtlijn moeten uitbetalende instanties ofwel de rente rapporteren die inwoners van andere lidstaten hebben ontvangen ofwel een bronbelasting inhouden op de ontvangen rente. Volgens de Commissie kan Luxemburg geen vrijstelling van bronbelasting verlenen in andere situaties dan die genoemd in art. 13 van de richtlijn. Niettemin verleent Luxemburg ook een vrijstelling van bronbelasting voor rentebetalingen aan uiteindelijke gerechtigden die van de zogenoemde 'non-domiciled resident' status in hun land of woonplaats profiteren. De Commissie meent dat de uitbetalende instantie de verplichting heeft de woonplaats van de uiteindelijke gerechtigde vast te stellen op basis van de criteria van art. 3 van de richtlijn. Als, met in achtneming van deze criteria, de uiteindelijke gerechtigde een inwoner is van een andere lidstaat, dan moet de lidstaat van de uitbetalende instantie verzekeren dat de laatste de richtlijn toepast en in geval van Luxemburg dat de uitbetalende instantie een bronheffing inhoudt op rentebetalingen aan zo'n uiteindelijke gerechtigde. De commissie meent dat de Luxemburgse wetgeving niet verenigbaar is met de art. 2, 3, 10 en 11 van de richtlijn. Het verzoek betreft de tweede stap in de infractieprocedure van art. 226 EG-Verdrag. Als er binnen twee maanden geen bevredigende reactie komt, kan de Commissie de zaak naar het Hof van Justitie EG verwijzen.

NTFR 2008/2361 - Zelfs sprake van kosten voor gemene rekening indien kosten voor 93% worden doorberekend

Aflevering 49, gepubliceerd op 04-12-2008 met annotatie van mr. T.G. Perié
Belanghebbende is gevestigd in het Verenigd Koninkrijk. Zij biedt via een Nederlandse vaste inrichting levensverzekeringen aan op het Europese continent. B, een aan belanghebbende gelieerde vennootschap die in Luxemburg is gevestigd, berekent, door middel van 'invoices' kosten door aan de vaste inrichting. Aan deze kostendoorberekening ligt een overeenkomst tussen B en de vaste inrichting ten grondslag. De bedragen die aan belanghebbende in rekening zijn gebracht, vormen 93% van de door B gemaakte kosten. B heeft op de 'invoices' geen omzetbelasting vermeld.

NTFR 2008/2362 - Prejudiciële vragen over samenloop art. 15 en 30 Wet OB 1968

ECLI:NL:HR:2008:AY9439, datum uitspraak 14-11-2008, publicatiedatum 14-11-2008
Aflevering 49, gepubliceerd op 04-12-2008 met annotatie van drs. P.B.R. Thiemann
Belanghebbende heeft goederen vanuit andere lidstaten aangekocht en doorverkocht naar afnemers in Spanje. Het betrof ABC-transacties. Belanghebbende heeft de goederen verworven onder haar Nederlandse btw-nummer. Op de facturen is melding gemaakt van de regeling in art. 28 quater, E, lid 3, Zesde Richtlijn. In geschil is of de inspecteur terecht de teruggaaf of de aftrek van de ter zake van de intracommunautaire verwervingen verschuldigde belasting heeft geweigerd. Hof Den Haag (NTFR 2005/1199) heeft beslist dat de ter zake van de intracommunautaire verwervingen verschuldigde belasting bij belanghebbende in aftrek komt. Belanghebbende was in het bezit van met betrekking tot die verwervingen op de voorgeschreven wijze opgemaakte facturen, zodat aan art. 15, lid 1, onderdeel b, Wet OB 1968 was voldaan. De staatssecretaris heeft tegen de hofuitspraak cassatieberoep ingesteld. A-G Wattel (NTFR 2006/1443) heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep. De Hoge Raad stelt aan het Hof van Justitie EG de prejudiciële vraag of de bijzondere regeling van art. 30 Wet OB 1968/art. 28 ter, A, Zesde Richtlijn (de mogelijkheid van teruggaaf van ‘nummer‘-btw op intracommunautaire verwervingen indien de belanghebbende aantoont dat ter zake van dezelfde verwervingen volgens de hoofdregel in de lidstaat van aankomst van het geleverde is geheven) meebrengt dat geen recht bestaat de btw ter zake van een in die regeling bedoelde intracommunautaire verwerving, die in de lidstaat van btw-registratie wordt verschuldigd, in aftrek te brengen overeenkomstig art. 15 Wet OB 1968/art. 17 Zesde Richtlijn.

NTFR 2008/2366 - A-G Van Hilten adviseert tot nieuwe verwijzing in kwestie over infiltratiekorting

Aflevering 49, gepubliceerd op 04-12-2008
Deze zaak betreft een tweede cassatieronde (zie eerder HR 22 april 2005, nr. 38.305, NTFR 2005/609) Belanghebbende is houdster van een aantal pompstations waarmee zij grondwater onttrekt ten behoeve van de productie van drinkwater. In geschil is of zij recht heeft op de infiltratiekorting. Het verwijzingshof heeft die aanspraak voor het grootste deel afgewezen. A-G van Hilten acht het oordeel van het hof, dat geen recht op infiltratiekorting bestaat als de vergunning niet voorziet in infiltratie, juist. Met de overweging dat de inspecteur reeds in de procedure voor het eerste hof heeft gesteld dat belanghebbende niet overeenkomstig de voorschriften het geïnfiltreerde water heeft gemeten en dat belanghebbende daarom geen recht op vermindering van de belasting heeft, is het hof volgens A-G Van Hilten echter buiten de rechtsstrijd van partijen getreden.

NTFR 2008/2367 - Drinkwaterproducent heeft geen recht op infiltratiekorting

Aflevering 49, gepubliceerd op 04-12-2008
Belanghebbende beschikt over verschillende winplaatsen waar zij grondwater aan de bodem onttrekt ten behoeve van de productie van drinkwater. Een deel van het door belanghebbende onttrokken grondwater gebruikt zij als spoelwater voor zuiveringsfilters, welk (vervuild) water belanghebbende eerst laat bezinken in vijvers en vervolgens loost op de vennen. In de vennen zijgt water in de bodem. Belanghebbende maakt in dit verband aanspraak op de infiltratiekorting. A-G Van Hilten heeft tegelijk met deze zaak conclusie genomen in de zaken 07/11210, 07/10129 en 44.084, die alle zien op grondwaterbelasting. In een bijlage behandelt zij het onderscheid tussen recht-op-korting gevende kunstmatige infiltratie en natuurlijke infiltratie waarbij geen recht op aftrek bestaat. De onderhavige zaak en die met nummer 07/11210 hangen zeer nauw samen. A-G Van Hilten behandelt in de conclusie eerst een aantal formeelrechtelijke kwesties die spelen. Vervolgens concludeert zij inhoudelijk dat belanghebbende weliswaar kunstmatig infiltreert, maar dat zij geen recht heeft op infiltratiekorting, omdat zij niet over een infiltratievergunning beschikt. Aan belanghebbende is geen vergunning voor infiltratie verleend en de reeds voor de inwerkingtreding van de Grondwaterwet bestaande infiltratie heeft belanghebbende niet gemeld.

NTFR 2008/2369 - Naheffingsaanslag beperkt tot te weinig geheven parkeerbelasting

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG5293, datum uitspraak 21-11-2008, publicatiedatum 26-11-2008
Aflevering 49, gepubliceerd op 04-12-2008
Belanghebbende heeft geparkeerd op een plaats waar een tarief gold van € 4,40 per uur. De ParkAdammer, die zichtbaar in de auto aanwezig was, stond ingesteld op een tarief van € 3,40 per uur. De heffingsambtenaar heeft een naheffingsaanslag opgelegd ten bedrage van € 4,40 parkeerbelasting en € 46 aan kosten. Belanghebbende stelt dat hij zich niet had gerealiseerd dat op die plaats een hoger tarief gold. Art. 20, lid 1, AWR bepaalt dat de inspecteur de te weinig geheven belasting kan naheffen. Volgens de heffingsambtenaar houdt art. 234 Gem.w. een speciale regeling in voor de algemene naheffingsbevoegdheid, nu daarin is bepaald dat als een naheffingsaanslag wordt opgelegd deze wordt berekend over een parkeerduur van een uur. Met Rechtbank Amsterdam is het hof van oordeel dat art. 234, lid 4, Gem.w. niet inhoudt dat in een geval waarin vaststaat dat over het naheffingstijdvak van een uur belasting is betaald, maar tot een te laag bedrag, hiermee geen rekening hoeft te worden gehouden. De heffingsambtenaar heeft aldus € 3,40 teveel nageheven.

NTFR 2008/2370 - Waardering ziekenhuis

ECLI:NL:GHLEE:2008:BG4642, datum uitspraak 14-11-2008, publicatiedatum 19-11-2008
Aflevering 49, gepubliceerd op 04-12-2008 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
De heffingsambtenaar heeft de waarde van een ziekenhuis bij WOZ-beschikking gesteld op ruim € 40.300.000. Belanghebbende bepleit een waarde van maximaal ruim € 31.300.000. Beide partijen gaan uit van de gecorrigeerde vervangingswaarde. Het hof vergelijkt de taxatierapporten van beide partijen. Het beoordeelt vervolgens of de door de heffingsambtenaar gehanteerde herbouwkosten per m² aannemelijk zijn gemaakt.