NTFR 2009/1959 - Gezag van gewijsde geen beletsel voor rechterlijke misbruiktoets in nieuwe zaak
Aflevering 38, gepubliceerd op 17-09-2009 met annotatie van mr. dr. J.Th. SandersOlimpiclub, een vennootschap met als doel de bouw en het beheer van sportfaciliteiten en eigenaar van een op grond van de Italiaanse Staat gesitueerd sportcomplex, heeft een contract gesloten met een vereniging zonder winstoogmerk (APO), waarvan de oprichters grotendeels ook de aandeelhouders van Olimpiclub zijn. Krachtens dit contract worden alle faciliteiten van het sportcomplex aan APO in bruikleen gegeven. Als tegenprestatie moet APO aan de Italiaanse Staat de erfpachtcanon betalen voor het genot van de grond, een bedrag van 5 miljoen ITL als jaarlijkse vaste onkostenvergoeding, en aan Olimpiclub alle bruto-inkomsten van APO afstaan, zijnde het totaal van de jaarlijkse lidmaatschapsgelden. Dit beziende concludeert de Italiaanse belastingdienst dat de partijen door een formeel rechtmatige rechtshandeling in feite uitsluitend de wet hebben willen omzeilen om een belastingvoordeel te krijgen. Olimpiclub heeft namelijk alle lasten van het bestuur en het beheer van het sportcomplex overgedragen aan APO, terwijl zij alle inkomsten van deze vereniging bestaande uit de – niet aan de btw onderworpen – lidmaatschapsgelden verkreeg. Ondanks deze overeenkomst heeft de belastingdienst alle bruto-inkomsten van APO toegerekend aan Olimpiclub en dienovereenkomstig naheffingsaanslagen opgelegd. In de daarop volgende gerechtelijke procedure heeft de curator van het inmiddels failliete Olimpiclub zich beroepen op twee in kracht van gewijsde gegane vonnissen van de belastingrechter betreffende naheffingen van btw die naar aanleiding van dezelfde belastingcontrole jegens Olimpiclub, maar voor andere jaren waren opgelegd. De genomen beslissingen, alsmede de beslechting van het geding, zijn overeenkomstig art. 2909 van het Italiaanse BW, waarin het beginsel van gezag van gewijsde is neergelegd, bindend in de thans spelende procedure. Italiaanse rechterlijke instanties volgden lange tijd het beginsel dat elk aanslagjaar autonoom is en losstaat van andere jaren, zodat wanneer een afzonderlijke rechterlijke uitspraak bestaat voor gedingen voor verschillende jaren, doch betreffende dezelfde belasting (ook al gaat het om soortgelijke vragen), elk geding autonoom blijft en de beslissing tot afdoening van dat geding geen gezag van gewijsde toekomt in gedingen voor andere aanslagjaren. Deze zienswijze is onlangs bijgestuurd, met name doordat van dit beginsel werd afgestapt. Voortaan kan de rechterlijke uitspraak in een geding, wanneer de daarin genomen beslissingen soortgelijke vragen betreffen, met succes worden ingeroepen in een ander geding, ook al betreft deze rechterlijke uitspraak een ander aanslagjaar dan dat waarop de procedure waarin de uitspraak wordt ingeroepen, betrekking heeft.