NTFR 2012/2036 - Verlengde navorderingstermijn niet geoorloofd; niet redelijk voortvarend gehandeld
ECLI:NL:RBLEE:2012:BW0256, datum uitspraak 01-03-2012, publicatiedatum 30-03-2012
Aflevering 34, gepubliceerd op 23-08-2012 met annotatie van mr. P.T. van ArnhemBelanghebbende heeft de door hem bij Crédit Agricole Luxembourg aangehouden bankrekening niet aangegeven. Op 13 augustus 2009 bericht hij de Belastingdienst dat hij gebruik wil maken van de zogenoemde inkeerregeling. Bij brief van 19 oktober 2009 verschaft belanghebbende alle relevante feiten voor de navorderingsaanslag IB/PVV 1998, die conform de vaststellingsovereenkomst tussen belanghebbende en de inspecteur ook ziet op de inkomstenbelasting 1997 tot en met 2007 en de vermogensbelasting 1998 tot en met 2000. De navorderingsaanslag wordt op 31 december 2010 opgelegd. Rechtbank Leeuwarden is van oordeel dat de inspecteur, voor zover de verlengde navorderingstermijn van twaalf jaar is toegepast, niet redelijk voortvarend genoeg de navorderingsaanslag heeft voorbereid en vastgesteld. Dit is het tweede criterium zoals geformuleerd in de arresten van de Hoge Raad van 26 februari 2010 (HR 26 februari 2010, nr. 43.050, NTFR 2008/614 en HR 26 februari 2010, nr. 43.670, NTFR 2008/615. De rechtbank volgt de inspecteur niet in zijn stelling dat indien het totale tijdsverloop van de inkeer tot de navorderingsaanslag niet langer dan twee jaar is, altijd voortvarend is gehandeld. Tussen 19 oktober 2009 en het moment dat de behandelend ambtenaar de ontvangen informatie heeft beoordeeld en berekeningen heeft gemaakt, zijn acht maanden verstreken. Door het tijdsverloop van acht maanden, waarin de inspecteur feitelijk heeft stilgezeten, is een langere tijd gebruikt dan noodzakelijkerwijs is gemoeid met het met redelijke voortvarendheid voorbereiden en vaststellen van de navorderingsaanslag, aldus de rechtbank.