Aflevering 43

Gepubliceerd op 25 oktober 2012

NTFR 2012/2426 - De nieuwe buitenlandse VPB-plicht voor bestuursvergoedingen: verdere afbakening is gewenst

Aflevering 43, gepubliceerd op 25-10-2012 geschreven door mr. R. Snoeij en L. Wagenaar
In het Nederlandse fiscale stelsel wordt de belastbare basis over het algemeen breed geformuleerd. Zo wordt voorkomen dat inkomsten tussen wal en schip vallen en zodoende nergens belast worden. Een dergelijke opzet van een fiscaal systeem kan in internationaal verband betekenen dat (dezelfde) inkomsten tweemaal belast worden bij dezelfde of verschillende personen. In zulke gevallen stelt Nederland zich van oudsher op het standpunt dat internationaal dubbele belastingheffing zoveel mogelijk vermeden moet worden en dat de belastbare basis beperkt moet worden tot winsten die territoriaal aan Nederland gebonden zijn. Dit uitgangspunt heeft zich vertaald in bijvoorbeeld een eenzijdige regeling tot het vermijden van dubbele belasting, een ruime deelnemingsvrijstelling en een objectvrijstelling voor buitenlandse ondernemingswinsten.

NTFR 2012/2428 - Voortgang Belastingpakket 2013

Aflevering 43, gepubliceerd op 25-10-2012
De staatssecretaris van Financiën stuurt de nota’s naar aanleiding van het verslag aan de Tweede Kamer van de wetsvoorstellen Belastingplan 2013, Overige fiscale maatregelen 2013, de Wet Verhuurdersbelasting, de Wet herziening fiscale behandeling van de eigen woning, de Wet herziening fiscale behandeling woon-werkverkeer en de Wet elektronische registratie notariële akten.

NTFR 2012/2430 - MKB-winstvrijstelling van toepassing in jaar van inbreng in bv met terugwerkende kracht

ECLI:NL:HR:2012:BX0947, datum uitspraak 12-10-2012, publicatiedatum 12-10-2012
Aflevering 43, gepubliceerd op 25-10-2012 met annotatie van drs. N.M. Ligthart
Belanghebbende drijft samen met zijn vader een onderneming in de vorm van een vof. Op 31 mei 2007 hebben zij een bv opgericht. De resultaten van de onderneming komen met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2007 voor rekening van de bv. In geschil is of belanghebbende in 2007 recht heeft op de MKB-winstvrijstelling van € 2.984. Rechtbank Breda (NTFR 2011/2138) heeft deze vraag ontkennend beantwoord, omdat belanghebbende in 2007 geen onderneming meer heeft gedreven. Dat de stakingswinst in 2007 mag worden verantwoord, doet daaraan niet af, aldus de rechtbank. De Hoge Raad casseert de rechtbankuitspraak. Onder verwijzing naar de wetsgeschiedenis oordeelt de Hoge Raad dat de MKB-winstvrijstelling ook van toepassing is op (stakings)winst die wordt verantwoord in enig jaar dat volgt op een jaar waarin de onderneming voor rekening van de belastingplichtige werd gedreven en die als voordeel uit die onderneming wordt verkregen.

NTFR 2012/2431 - Lijfrenteregime voor ondernemers is niet discriminatoir

ECLI:NL:HR:2012:BW9799, datum uitspraak 12-10-2012, publicatiedatum 12-10-2012
Aflevering 43, gepubliceerd op 25-10-2012 met annotatie van mr. J.A.G. van Es
Belanghebbende is ondernemer. De door hem afgetrokken lijfrentepremies zijn door de inspecteur niet toegestaan voor zover deze aftrek de in art. 3.127 Wet IB 2001 genoemde jaarruimte en reserveringsruimte heeft overschreden. Belanghebbende stelt dat genoemde wettelijke bepaling discriminatoir is, omdat ondernemers bij het opbouwen van een redelijke oudedagsvoorziening fiscaal aanzienlijk minder worden gefaciliteerd dan werknemers. De Hoge Raad stelt belanghebbende in het ongelijk. Gelet op de wetsgeschiedenis kan namelijk niet worden gezegd dat de uit het lijfrenteregime voortvloeiende verschillen tussen werknemers en andere belastingplichtigen zoals belanghebbende van redelijke grond ontbloot zijn. Van discriminatie is daarom geen sprake.

NTFR 2012/2432 - Loonbelasting nageheven over in voorafgaande jaren zwart uitbetaalde lonen kan ten laste van de winst worden gebracht

ECLI:NL:GHAMS:2012:BX8074, datum uitspraak 06-09-2012, publicatiedatum 26-09-2012
Aflevering 43, gepubliceerd op 25-10-2012 met annotatie van mr. I.R.J. Thijssen
Belanghebbende heeft een groothandel in bloemen, planten en andere sierteeltproducten. Uit onderzoek door de Belastingdienst is gebleken dat het aan sommige werknemers betaalde loon gedeeltelijk niet in de loonadministratie verantwoord was en het aan andere werknemers betaalde loon in het geheel niet. Hiervoor zijn naheffingsaanslagen LB/PVV opgelegd. Belanghebbende heeft in 2006 een bedrag van € 50.000 ten laste van zijn winst gebracht. Dit bedrag is een schatting van belanghebbende van het uiteindelijk te betalen bedrag aan loonheffingen over de periode van 1998 tot en met 2001. Zowel Rechtbank Haarlem als het hof volgen de inspecteur niet in zijn standpunt dat de naheffingsaanslag loonheffing door belanghebbende al ten laste van de winst is of moet zijn gebracht. Uit de enkele omstandigheid dat belanghebbende zich niet heeft verzet tegen de berekening van de naheffingsaanslag OB, kan niet worden afgeleid dat hij die omzet ook daadwerkelijk heeft gegenereerd, laat staan dat hij deze niet tot zijn winst heeft gerekend omdat hij tot een even groot bedrag (gebruteerd) zwart loon had betaald. Ook indien ervan moet worden uitgegaan dat in verband met de door belanghebbende voorziene aftrek inkomsten zijn genoten die hij niet heeft verantwoord, dan zou dit de inspecteur niet baten, omdat die inkomsten dan immers zouden zijn genoten in jaren waarin de aan de naheffingsaanslag loonheffing ten grondslag gelegde lonen zijn uitbetaald. Het gaat hier om andere (eerdere) jaren dan het onderhavige jaar, jaren waarover de inspecteur een navorderingsaanslag heeft kunnen opleggen, maar waarvan hij heeft afgezien. Belanghebbende heeft aldus terecht € 50.000 ten laste van de winst gebracht.

NTFR 2012/2434 - Duitse tandarts heeft geen recht op voortzetting van 30%-regeling

ECLI:NL:RBARN:2012:BX5211, datum uitspraak 23-08-2012, publicatiedatum 24-08-2012
Aflevering 43, gepubliceerd op 25-10-2012 met annotatie van drs. J.C. de Zeeuw
Belanghebbende heeft de Duitse nationaliteit en is tandarts van beroep. Met ingang van 1 november 2006 maakt belanghebbende gebruik van de 30%-regeling. Nadien is belanghebbende een aantal keren veranderd van werkgever en is de 30%-regeling steeds voortgezet. Ook in 2011 is belanghebbende gewisseld van werkgever en heeft hij de inspecteur verzocht om voortzetting van de 30%-regeling. Dit verzoek is afgewezen door de inspecteur. In geschil is of dat terecht is. Meer specifiek is in geschil of er ten tijde van het sluiten van de arbeidsovereenkomst in 2011 sprake is van een ingekomen werknemer die specifieke deskundigheid bezit die op de Nederlandse arbeidsmarkt niet of schaars aanwezig is.

NTFR 2012/2436 - Kosten ter verwerving en behoud van een uitkering vormen geen negatief loon

ECLI:NL:GHAMS:2012:BX8104, datum uitspraak 20-09-2012, publicatiedatum 26-09-2012
Aflevering 43, gepubliceerd op 25-10-2012 met annotatie van mr. J.D. Schouten
In 2008 ontving belanghebbende een pensioenuitkering en een WW-uitkering. In zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2008 heeft belanghebbende bij aftrekbare kosten voor ontvangen periodieke uitkeringen of afkoopsommen daarvan € 1.576 aangegeven als aftrekbare kosten. Bij de definitieve aanslag is dit door de inspecteur geweigerd. Het hof stelt voorop dat van negatief loon sprake kan zijn als de loonontvanger een (terug)betaling doet aan zijn inhoudingsplichtige of een derde, welke betaling geheel en rechtstreeks zijn oorzaak vindt in de (fictieve) dienstbetrekking waaruit de (pseudo)werknemer het loon geniet, c.q. zozeer met die (fictieve) dienstbetrekking samenhangt dat de betaling als in negatieve zin geacht moet worden uit de (fictieve) dienstbetrekking te zijn genoten. De onderhavige kosten van belanghebbende tot verwerving en behoud van zijn WW-uitkering kunnen niet als negatief loon worden aangemerkt. Het beroep van belanghebbende op het gelijkheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel wordt verworpen. Daarnaast is terecht en tot het juiste bedrag heffingsrente in rekening gebracht.

NTFR 2012/2437 - Kosten ter verwerving en behoud van een WW-uitkering vormen geen negatief loon

ECLI:NL:GHAMS:2012:BX8105, datum uitspraak 20-09-2012, publicatiedatum 26-09-2012
Aflevering 43, gepubliceerd op 25-10-2012 met annotatie van mr. J.D. Schouten
In 2007 was belanghebbende in loondienst en ontving hij een WW-uitkering. In zijn aangifte IB heeft belanghebbende € 790 aan negatief loon (in verband met vakliteratuur en lidmaatschap beroepsverenigingen) in aftrek gebracht. Bij de definitieve aanslag is dit door de inspecteur geweigerd. Het hof stelt voorop dat van negatief loon sprake kan zijn als de loonontvanger een (terug)betaling doet aan zijn inhoudingsplichtige of een derde, welke betaling geheel en rechtstreeks zijn oorzaak vindt in de (fictieve) dienstbetrekking waaruit de (pseudo)werknemer het loon geniet, c.q. zozeer met die (fictieve) dienstbetrekking samenhangt dat de betaling als in negatieve zin geacht moet worden uit de (fictieve) dienstbetrekking te zijn genoten. De onderhavige kosten van belanghebbende tot verwerving en behoud van zijn WW-uitkering kunnen niet als negatief loon worden aangemerkt. Het beroep van belanghebbende op het gelijkheidsbeginsel wordt verworpen.

NTFR 2012/2438 - Goedkeuringswet AOW-leeftijd

Aflevering 43, gepubliceerd op 25-10-2012
De gevolgen van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd voor andere wetten zijn bij wijze van uitzondering opgenomen in een algemene maatregel van bestuur. Deze is in augustus aan de Tweede Kamer aangeboden en moet worden goedgekeurd bij wet. Dit laatste is opgenomen in de voorliggende Goedkeuringswet AOW-leeftijd. De beoogde ingangsdatum is 1 januari 2013.

NTFR 2012/2439 - Bijtelling autokostenforfait ondanks verklaring 'geen privégebruik'

ECLI:NL:HR:2012:BY0463, datum uitspraak 19-10-2012, publicatiedatum 19-10-2012
Aflevering 43, gepubliceerd op 25-10-2012
Aan belanghebbende zijn door zijn werkgever auto’s ter beschikking gesteld. Op verzoek van belanghebbende heeft de inspecteur een ‘verklaring geen privégebruik’ verstrekt. Nadien heeft de inspecteur het standpunt ingenomen dat belanghebbende niet heeft doen blijken dat op jaarbasis niet meer dan 500 kilometer privé is gereden. Daarom heeft hij aan belanghebbende een naheffingsaanslag loonbelasting opgelegd met een vergrijpboete. De naheffingsaanslag en boete worden door belanghebbende aangevochten, echter zonder succes. Volgens Hof Arnhem (NTFR 2011/1969) rammelt de door belanghebbende overgelegde rittenadministratie en heeft belanghebbende ook anderszins niet aan de verzwaarde bewijslast inzake het privégebruik voldaan. Met betrekking tot de boete is het hof van oordeel dat de inspecteur voorwaardelijk opzet aan de zijde van belanghebbende aannemelijk maakt. Ondanks dat belanghebbende bij het verstrekken van de ‘verklaring geen privégebruik’ is gewezen op de verzwaarde bewijslast, heeft hij door zijn ondeugdelijke rittenadministratie de aanmerkelijke kans op de koop toegenomen dat het door hem verlangde bewijs niet kon worden geleverd en aldus te weinig loonbelasting zou worden betaald.

NTFR 2012/2441 - Aftrek van winstuitkering aan anbi pas mogelijk nadat schriftelijke overeenkomst is gesloten

ECLI:NL:HR:2012:BX9942, datum uitspraak 12-10-2012, publicatiedatum 12-10-2012
Aflevering 43, gepubliceerd op 25-10-2012 met annotatie van mr. M.F. Nouwen
Belanghebbende is werkzaam in de thuiszorg. Alle aandelen in belanghebbende worden gehouden door een stichting. De stichting is sinds 2006 aangemerkt als een anbi. In december 2005 zijn belanghebbende en de stichting overeengekomen dat belanghebbende alle winst jaarlijks zal uitkeren aan de stichting. In geschil is of belanghebbende het in 2005 behaalde en aan de stichting uitgekeerde resultaat op grond van art. 9, lid 1, onderdeel i, Wet VPB 1969 ten laste van haar winst mag brengen. Hof Leeuwarden (4 oktober 2011, nr. 10/00228, NTFR 2011/2832) heeft deze vraag bevestigend beantwoord, met dien verstande dat de overeenkomst slechts gelding heeft vanaf het moment dat zij is gesloten en dat de aftrek pro rata moet worden berekend. Belanghebbende heeft tegen de hofuitspraak cassatieberoep ingesteld. Daarbij heeft belanghebbende betoogd dat de staatssecretaris bij het besluit van 20 november 2002, nr. CPP2002/3050M, NTFR 2002/1779 het vertrouwen heeft gewekt dat voor toepassing van art. 9, lid 1, onderdeel i, Wet VPB 1969 niet een voorafgaande schriftelijke overeenkomst nodig is. Volgens de Hoge Raad kan dit echter niet uit dit besluit worden afgeleid.

NTFR 2012/2442 - Ontwerp Uitvoeringsbesluit aftrekbeperking bovenmatige deelnemingsrente

Aflevering 43, gepubliceerd op 25-10-2012 geschreven door mr. M.H.C. Ruijschop
De ministerraad heeft vrijdagmiddag 12 oktober ingestemd met een concept van het Uitvoeringsbesluit aftrekbeperking bovenmatige deelnemingsrente. De conceptregeling behandelt drie onderwerpen, te weten de werking van de regeling bij reorganisaties (art. 2 t/m 5), de samenloop van de aftrekbeperking voor deelnemingsrente met de fiscale eenheid (art. 6) en de samenloop van de aftrekbeperking voor deelnemingsrente met art. 15ad Wet VPB 1969 (art. 7). Art. 1 van de conceptregeling bevat enkele definities.

NTFR 2012/2444 - Schending mandaatvoorschrift geen reden voor bovenforfaitaire proceskostenvergoeding

ECLI:NL:HR:2012:BU3785, datum uitspraak 12-10-2012, publicatiedatum 12-10-2012
Aflevering 43, gepubliceerd op 25-10-2012 met annotatie van mr. M.H. Hogendoorn
Handelend namens de inspecteur is ambtenaar B betrokken geweest bij zowel het vaststellen van de belastingaanslagen als bij het beslissen op de daartegen ingediende bezwaarschriften. Desgevraagd had de gemachtigde van belanghebbende eerder bij brief bevestigd geen bezwaar te hebben tegen de betrokkenheid van ambtenaar B bij de behandeling van het bezwaar. De rechtbank (Rechtbank Leeuwarden 21 januari 2010, nr. 09/02341, NTFR 2010/957) heeft geoordeeld dat in strijd is gehandeld met het mandaatvoorschrift van art. 10:3, lid 3, Awb. Voor het hof was uitsluitend in geschil of belanghebbende aanspraak heeft op een integrale vergoeding van de bij de rechtbank gemaakte proceskosten. Hof Leeuwarden heeft deze vraag ontkennend beantwoord. De Hoge Raad onderschrijft dit oordeel. Voor een integrale proceskostenvergoeding is grond als het bestuursorgaan een verwijt treft dat het een uitspraak doet terwijl duidelijk is dat die uitspraak geen stand zal houden. Daarvan is geen sprake. De inspecteur mocht op grond van de brief in redelijkheid menen dat het niet naleven van art. 10:3 Awb geen gevolg zou hebben voor de houdbaarheid van zijn uitspraken op bezwaar.

NTFR 2012/2445 - Belanghebbende handelt niet in strijd met vaststellingsovereenkomst

ECLI:NL:HR:2012:BT7448, datum uitspraak 05-10-2012, publicatiedatum 05-10-2012
Aflevering 43, gepubliceerd op 25-10-2012 met annotatie van mr. J.M. van der Vegt
De activiteiten van belanghebbende bestaan uit het reinigen van vliegtuigen op de luchthavens Schiphol en S (Duitsland). De aandeelhouders van belanghebbende hebben besloten om haar feitelijke leiding per 1 januari 1992 naar Duitsland te verplaatsen. De inspecteur meent dat belanghebbende haar zetel niet heeft verplaatst en dat zij voor het jaar 1992 binnenlands belastingplichtig is. Voorts is de vraag of belanghebbende op de twee luchthavens over een vaste inrichting beschikt. Belanghebbende en de inspecteur hebben hierover een vaststellingsovereenkomst gesloten. Overeengekomen is dat belanghebbende tot 1994 haar hoofdhuis in Nederland heeft en een vaste inrichting in Duitsland. Met de Duitse belastingautoriteiten heeft belanghebbende dezelfde discussie gevoerd. In een beslissing van het Bundesfinanzhof is uiteindelijk geoordeeld dat in de periode 1990 tot 1993 belanghebbende geen vaste inrichting in Duitsland heeft. Nadat de inspecteur hiermee bekend is geworden, heeft hij een navorderingsaanslag opgelegd. Hof Den Bosch (11 november 2010, nr. 09/00707, NTFR 2011/686) heeft geoordeeld dat belanghebbende niet in strijd met de goede trouw heeft gehandeld bij de uitvoering van de vaststellingsovereenkomst. De Hoge Raad onderschrijft dit oordeel. Er is geen aanleiding de vaststellingsovereenkomst aldus uit te leggen dat het belanghebbende niet vrij zou staan de belastingheffing in Duitsland te betwisten. Als de inspecteur voor ogen stond dat in Duitsland daadwerkelijk belasting zou worden geheven, had hij in de vaststellingsovereenkomst dat voorbehoud moeten maken.

NTFR 2012/2450 - Overdracht bevoegdheden door gemeente en waterschap aan Belastingsamenwerking Rivierenland is correct verlopen

ECLI:NL:GHARN:2012:BX9656, datum uitspraak 02-10-2012, publicatiedatum 10-10-2012
Aflevering 43, gepubliceerd op 25-10-2012 met annotatie van mr. M.J. Hamer
Belanghebbende is eigenaar van een woning (kennelijk gelegen in de gemeente Culemborg). De heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Rivierenland te Tiel heeft hem een WOZ-beschikking gegeven. Daarbij is voorts – verenigd in één geschrift – een aanslag OZB en een aanslag watersysteemheffing van het waterschap aan belanghebbende opgelegd. Volgens het hof is dit ook formeelrechtelijk toegestaan. Genoemd samenwerkingsverband is een openbaar lichaam als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen. Het hof gaat ervan uit dat de bevoegdheden tot het heffen van belastingen en de daarmee verband houdende bevoegdheden op de juiste wijze door de gemeente Culemborg en door het waterschap Rivierenland zijn overgedragen aan het samenwerkingsverband. Een redelijke uitlegging van art. 232, lid 4, en art. 239 Gem.w. en art. 124, lid 5, en art. 129 Waterschapswet, in onderlinge samenhang beschouwd, brengt dan mee dat het de heffingsambtenaar is toegestaan de WOZ-beschikking en aanslagen, op één aanslagbiljet te verenigen. Op diezelfde grond kan worden geoordeeld dat het de heffingsambtenaar evenzeer is toegestaan de uitspraken op de bezwaarschriften in één geschrift te vervatten (art. 25, lid 4, AWR).

NTFR 2012/2453 - Afbraak gebouwen in verband met modernisering van complex geen aanleiding voor herziening aftrek

Aflevering 43, gepubliceerd op 25-10-2012 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
TETS exploiteert een thermo-elektrische centrale te Haskovo (Bulgarije). FIAD heeft van de gemeente Haskovo een onroerendgoedcomplex (koeltoren, schoorsteen en opwekkingsgebouw) gekocht met berekening van btw, welk complex tegen uitgifte van aandelen is ingebracht in TETS. De Bulgaarse fiscus ziet deze inbreng niet als een levering van goederen, aangezien het betreft een algemeenheid van goederen. TETS heeft een bouwvergunning verkregen voor de modernisering van deze centrale. Een deel van de ingebrachte onroerende goederen, namelijk een koeltoren, een schoorsteen en een opwekkingsgebouw, is gesloopt door een andere vennootschap. Het bij de sloop verkregen schroot is met berekening van btw verkocht. Bij een ingestelde controle is geconstateerd dat de betrokken onroerende goederen, voordat deze in TETS zijn ingebracht, aan FIAD zijn geleverd en dat de btw over de aankoop is afgetrokken. De Bulgaarse fiscus oordeelt dat is voldaan aan de voorwaarden voor herziening van de btw die FIAD als voorbelasting heeft afgetrokken en heft na bij TETS als rechtsopvolger van FIAD. Op prejudiciële vragen van de verwijzende Bulgaarse rechter in het volgende geding verklaart het HvJ voor recht dat art. 185, lid 1, Btw-richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat vernietiging van diverse gebouwen bestemd voor het opwekken van energie en hun vervanging door modernere gebouwen met dezelfde bestemming, geen na de btw-aangifte ingetreden wijziging vormen van de elementen die voor het bepalen van het bedrag van de als voorbelasting afgetrokken btw in aanmerking zijn genomen, en derhalve geen verplichting meebrengen deze aftrek te herzien.

NTFR 2012/2456 - Btw en geïntegreerde eerstelijnszorg

Aflevering 43, gepubliceerd op 25-10-2012 geschreven door mr. A. Vroon
De staatssecretaris van Financiën beantwoordt vragen over de gevolgen voor de heffing van omzetbelasting bij multidisciplinaire samenwerking in de eerstelijnszorg. Als een afzonderlijke organisatie in het kader van multidisciplinaire samenwerking in de eerstelijnszorg diensten verricht, moeten die diensten voor de heffing van omzetbelasting zelfstandig worden beoordeeld. Diensten die betrekking hebben op innovatie en organisatie van de zorg, de kwaliteitszorg en het multidisciplinair overleg zijn niet vrijgesteld. De staatssecretaris zegt toe dat hij samen met de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in overleg met de desbetreffende sector zal bezien of er mogelijkheden zijn de gevolgen voor de omzetbelastingheffing aan te passen.

NTFR 2012/2457 - Hoge Raad stelt prejudiciële vragen over onttrekking van motor aan douanetoezicht

Aflevering 43, gepubliceerd op 25-10-2012 met annotatie van mr. B.A. Kalshoven
Belanghebbende heeft in haar hoedanigheid van toegelaten afzender aangifte gedaan tot plaatsing van een motor onder de douaneregeling extern communautair douanevervoer. Als geadresseerde van de motor is op de aangifte D vermeld. Aan D was niet de status van toegelaten geadresseerde toegekend. De uiterste datum voor het aanbrengen van de motor op het douanekantoor van bestemming is 28 oktober 2005. Op 14 november 2005 heeft een vertegenwoordiger van D de motor aangebracht bij het douanekantoor en aangifte gedaan tot plaatsing van de motor onder de douaneregeling actieve veredeling. De oorzaak van de overschrijding van de termijn, die op 28 oktober 2005 verstreek, is niet bekend. De inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat de motor niet overeenkomstig de wettelijke bepalingen bij het douanekantoor van bestemming is aangebracht en dat daarom sprake is van onttrekking van de motor aan het douanetoezicht. Op die grond heeft hij douanerechten en omzetbelasting nagevorderd. Hof Amsterdam (NTFR 2010/489) heeft geoordeeld dat geen sprake is van een onttrekking. Daartegen heeft de minister van Financiën cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad verzoekt het Hof van Justitie om de volgende prejudiciële vragen te beantwoorden: i) Leidt de enkele overschrijding van de vervoerstermijn tot een douaneschuld wegens een onttrekking aan het douanetoezicht; ii) Is daarvoor van belang dat de oorzaak van de termijnoverschrijding bekend is; en iii) Is btw verschuldigd louter op de grond dat de vervoerstermijn is overschreden.

NTFR 2012/2458 - Heffing MRB voor in Duitsland gehuurde auto is niet strijdig met communautair recht

ECLI:NL:HR:2012:BX9880, datum uitspraak 12-10-2012, publicatiedatum 12-10-2012
Aflevering 43, gepubliceerd op 25-10-2012 met annotatie van mr. J. Rolleman
Belanghebbende, inwoner van Nederland, heeft voor de periode 2 april 2009 – 21 december 2009 in Duitsland een aldaar geregistreerde auto gehuurd. Belanghebbende had de auto feitelijk ter beschikking en heeft de auto hoofdzakelijk en duurzaam in Nederland gebruikt. De in verband hiermee opgelegde naheffingsaanslag MRB is door Hof Den Bosch (17 februari 2012, nr. 11/00515, NTFR 2012/1241) vernietigd, omdat deze strijdig zou zijn met het communautaire evenredigheidsbeginsel. De Hoge Raad oordeelt echter, onder verwijzing naar HR 2 maart 2012, nr. 10/00348, NTFR 2012/818, dat de heffing van motorrijtuigenbelasting van een inwoner van Nederland ter zake van een niet in Nederland geregistreerde personenauto waarmee van de weg in Nederland gebruik wordt gemaakt, niet als een met het Unierecht strijdige disproportionele heffing wordt beschouwd.

NTFR 2012/2459 - Na verwijzing: nieuw herstelbeleid niet van toepassing bij weggenomen tussenschot

ECLI:NL:GHARN:2012:BX7273, datum uitspraak 04-09-2012, publicatiedatum 13-09-2012
Aflevering 43, gepubliceerd op 25-10-2012 met annotatie van mr. M.H. Schoonhoven
Van belanghebbende is BPM nageheven, omdat bij een controle op 7 oktober 2006 bleek dat zijn auto niet meer voldeed aan de inrichtingseisen van een bestelauto. Het tussenschot was namelijk verwijderd (in verband met het vervoer van een bank). Enkele dagen na de controle is het tussenschot weer teruggeplaatst. Hof Den Bosch heeft de naheffingsaanslag in stand gelaten. Daarbij heeft het hof onder meer het beroep van belanghebbende op het zogenoemde herstelbeleid (een beleidsregel uit 2006) afgewezen. De Hoge Raad (NTFR 2012/45) heeft de hofuitspraak vernietigd en de zaak verwezen naar Hof Arnhem, omdat (ook) getoetst moet worden aan de opvolger van de beleidsregel uit 2006; het herstelbeleid van het zogenoemde Kaderbesluit BPM 2010.

NTFR 2012/2461 - Verordening reclamebelasting gemeente Ede is onverbindend

ECLI:NL:GHARN:2012:BX7756, datum uitspraak 11-09-2012, publicatiedatum 19-09-2012
Aflevering 43, gepubliceerd op 25-10-2012 met annotatie van mr. R. van den Berg MRE
Belanghebbende, exploitant van een fietsenwinkel, is door de gemeente Ede aangeslagen in de reclamebelasting. In de Verordening reclamebelasting 2009 van die gemeente is onder de belastingplicht vermeld: ‘In afwijking van het bepaalde in het eerste (...) lid van dit artikel, wordt de reclamebelasting niet geheven ter zake van openbare aankondigingen waarvoor op grond van een privaatrechtelijke overeenkomst betaling moet geschieden, onderscheidenlijk een vergoeding verschuldigd is aan de gemeente, dan wel aan de organisatie aan wie de gemeente zich middels een convenant verplicht heeft tot het uitbetalen van opbrengsten van de reclamebelasting.’ Volgens het hof is de verordening door de omschrijving van de belastingplicht, in het bijzonder door de uitzondering in lid 3, onverbindend. Er is strijdigheid met art. 217 Gem.w. Een voldoende scherpe afbakening van de belastingplicht ontbreekt namelijk.

NTFR 2012/2462 - Voor aansprakelijkheid van verkopende aanmerkelijkbelanghouder (art. 40 IW 1990) is verwijtbaarheid geen vereiste

Aflevering 43, gepubliceerd op 25-10-2012 met annotatie van mr. A.E.H. van der Voort Maarschalk
Belanghebbende was dga van A bv. In 2003 heeft hij de aandelen in A bv verkocht. Het vermogen van de vennootschap bestond op dat moment nagenoeg geheel uit een herinvesteringsreserve en een vordering in rekening-courant op belanghebbende. De koper heeft de koopsom voldaan door overname van de rekening-courantschuld van belanghebbende. De inspecteur heeft belanghebbende op grond van art. 40 IW 1990 aansprakelijk gesteld voor een bedrag aan onbetaald gebleven vennootschapsbelasting over 2003. Hof Den Bosch (18 februari 2011, nr. 10/00180, NTFR 2011/1278) heeft geoordeeld dat art. 40 IW 1990 niet bedoeld is voor een geval als het onderhavige waarin aan de belanghebbende niets relevants kan worden verweten. De Hoge Raad casseert de hofuitspraak. De tekst van art. 40, lid 1, IW 1990 stelt niet als voorwaarde dat de aangesproken persoon een verwijt is te maken. De wetgever heeft dit ook niet bedoeld. De verwijtbaarheid is slechts van belang in het kader van art. 40, lid 6, IW 1990 (disculpatiegrond). Op grond daarvan is een aangesprokene bevrijd van aansprakelijkheid indien hij bewijst dat het niet aan hem is te wijten dat het vermogen van de vennootschap ontoereikend is voor het voldoen van de vennootschapsbelasting.

NTFR 2012/2464 - Uitstel van betaling exitheffing

Aflevering 43, gepubliceerd op 25-10-2012 geschreven door mr. J.D. Schouten
De staatssecretaris van Financiën heeft de nota naar aanleiding van het verslag uitgebracht over het wetsvoorstel Wet uitstel van betaling exitheffingen. Vooruitlopend op deze wetswijziging was al een beleidsbesluit uitgebracht (besluit van 14 december 2011, nr. BLKB2011/2477M; NTFR 2011/2935).