Aflevering 42

Gepubliceerd op 18 oktober 2012

NTFR 2012/2374 - Van uitkopen, ruzie en uitstel

Aflevering 42, gepubliceerd op 18-10-2012 geschreven door prof. dr. J.N. Bouwman
Onlangs heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 29 juni 2012, nr. 10/0807, NTFR 2012/1695, een aantal belangwekkende beslissingen genomen over de wijze waarop de splitsingsfaciliteitDe geruisloze splitsing van art. 14a Wet VPB 1969 en de bijbehorende bepaling in de Wet IB 2001. van art. 14a Wet VPB 1969, mede in het licht van de FusierichtlijnVoor deze procedure was Richtlijn nr. 90/434/EEG van 23 juli 1990, Pb EG 1990/L 225, geldend recht. De Fusierichtlijn is thans opgenomen in Richtlijn nr. 2009/133/EG van 19 oktober 2009, Pb EU L 310., moet worden toegepast. In deze Opinie wil ik vooral stilstaan bij de einduitkomst van deze procedure. De voorgenomen splitsing kon niet rekenen op de splitsingsfaciliteit omdat zij uitsluitend een alternatieve route beoogde te zijn voor de uitkoop van een aandeelhouder. Daarmee was sprake van een vorm van uitstel van belasting die strijdig was met doel en strekking van de Fusierichtlijn.

NTFR 2012/2375 - Overzicht toezeggingen Financiën naar de Tweede Kamer

Aflevering 42, gepubliceerd op 18-10-2012
De minister van Financiën stuurt een overzicht van de toezeggingen op het terrein van Financiën aan de Tweede Kamer. In totaal gaat het om 87 toezeggingen, waarvan een groot aantal is afgerond. Tussen de toezeggingen staan enkele openstaande toezeggingen op fiscaal terrein. Het gaat onder meer om de vergelijking van de 30%-regeling in de loonbelasting met andere landen, de evaluatie van de Wet uniformering loonbegrip en de toezegging om aan de minister van BZK het gevoelen van de Kamer inzake hypotheken en particuliere erfpacht over te brengen.

NTFR 2012/2376 - Memorie van antwoord Fiscale verzamelwet 2012 naar de Eerste Kamer

Aflevering 42, gepubliceerd op 18-10-2012
De staatssecretaris van Financiën stuurt de memorie van antwoord inzake de Fiscale verzamelwet 2012 aan de Eerste Kamer. In de memorie van antwoord gaat de staatssecretaris in op de vrijstelling voor de kostenvergoeding voor pleegouders en op de vrijstelling van erfbelasting voor de zogeheten steunstichtingen sbbi (sociaal belang behartigende instellingen).

NTFR 2012/2377 - RvS-voorlichting over mogelijkheden versobering sociale zekerheid

Aflevering 42, gepubliceerd op 18-10-2012
De afdeling Advisering van de Raad van State heeft voorlichting gegeven over kaders bij de vormgeving van overgangsrecht bij verlaging van aanspraken in de socialezekerheids- of pensioenwetgeving. In het bijzonder gaat het over de invloed van het eigendomsrecht van art. 1 Eerste Protocol (bij het EVRM). De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft deze voorlichting aan het parlement gezonden.

NTFR 2012/2378 - Herbalife-activiteiten vormen een bron van inkomen

ECLI:NL:GHARN:2012:BX7255, datum uitspraak 04-09-2012, publicatiedatum 13-09-2012
Aflevering 42, gepubliceerd op 18-10-2012 met annotatie van mr. J.S. van Daal
Belanghebbende verricht samen met zijn echtgenote in firmaverband activiteiten voor Herbalife. Belanghebbende is daarmee in 2000 gestart, zijn echtgenote reeds in 1994. In 2009 behoorden zij in de organisatie tot het zogenoemde President’s Team. Belanghebbende en de echtgenote hadden in 2009 een netwerk van 92 subdistributeurs. In de afgelopen jaren en ook in het onderhavige jaar (2009) zijn steeds (aanzienlijke) positieve winsten behaald. Deze winsten zijn telkens als winst uit onderneming verantwoord. Voor 2009 stelt belanghebbende zich echter op het standpunt dat geen sprake is van een bron van inkomen, omdat een objectieve voordeelsverwachting ontbreekt. Het hof deelt dat standpunt niet. De aanzienlijke arbeidsinspanningen die belanghebbende heeft geleverd en moet blijven leveren voor de positieve resultaten vormen volgens het hof een verklarende factor voor die resultaten. Er was derhalve meer dan louter een speculatief uitzicht op het behalen van de positieve resultaten.

NTFR 2012/2379 - Trainingsacteur voor WW geen artiest

ECLI:NL:CRVB:2012:BX8066, datum uitspraak 08-10-2012, publicatiedatum 09-10-2012
Aflevering 42, gepubliceerd op 18-10-2012 met annotatie van dr. D. Molenaar
X is acteur en werkt mee aan trainingen van een opleidinginstituut voor leidinggevenden in het bedrijfsleven. Tijdens deze trainingen speelt X verschillende rollen in met de werkelijkheid overeenkomende situaties, waarbij die rollen worden aangepast aan de wensen van de cursisten. De trainingen staan onder leiding van een psycholoog. In geschil is of de acteur bij de aanvraag van een WW-uitkering in aanmerking komt voor de verlaagde wekeneis van 16 uit 36 weken arbeid, die voor artiesten geldt, of dat hij aan de normale eis van 26 uit 36 weken moet voldoen.

NTFR 2012/2380 - Aandelenoverdracht camping-bv aan moeder leidt tot ongebruikelijke terbeschikkingstelling

ECLI:NL:PHR:2012:BX8493, datum uitspraak 09-11-2012, publicatiedatum 09-11-2012
Aflevering 42, gepubliceerd op 18-10-2012 met annotatie van mr. E. Alink
Belanghebbende en zijn echtgenote drijven in firmaverband een campingbedrijf. Op 22 december 2000 hebben zij een bv opgericht waarin zij het campingbedrijf hebben ingebracht. Niet ingebracht zijn de onroerende zaken van de camping. Die onroerende zaken worden aan de bv verhuurd. Op 28 december 2001 hebben belanghebbende en zijn echtgenote de aandelen in de bv verkocht en geleverd aan de moeder van belanghebbende. Na de aandelenoverdracht hebben belanghebbende en zijn echtgenote de verhuur van de onroerende zaken aan de bv ongewijzigd voortgezet.

NTFR 2012/2381 - Door werkgever op werknemer verhaalde heffingsrente vormt geen negatief loon

Aflevering 42, gepubliceerd op 18-10-2012 met annotatie van G.J. van Mulbregt
Belanghebbende heeft in het verleden van zijn werkgever A optierechten op aandelen ontvangen. B bv (dochter van A; hierna: de bv) heeft met de inspecteur een vaststellingsovereenkomst gesloten over de door de bv af te dragen loonheffing ter zake van aan haar werknemers sedert 1999 toegekende loonvoordelen in de vorm van opties. De inspecteur heeft op basis van deze overeenkomst een naheffingsaanslag opgelegd aan de bv. De bv heeft het gedeelte van de naheffingsaanslag dat betrekking heeft op belanghebbende, op hem verhaald (in totaal € 682.915). Tevens heeft de bv de haar in rekening gebrachte heffingsrente pro rata aan belanghebbende doorberekend. Dit kwam neer op een bedrag van € 74.296. In geschil is of deze heffingsrente als negatief loon kan worden aangemerkt. Het hof heeft die vraag ontkennend beantwoord.

NTFR 2012/2382 - Effectenrapportage dga-pakket 2010 naar Tweede Kamer

Aflevering 42, gepubliceerd op 18-10-2012
De staatssecretaris heeft een Effectenrapportage dga-pakket aan de Tweede Kamer gezonden. Daarin staan de effecten voor de directeur-grootaandeelhouder (dga) van de maatregelen die zijn opgenomen in de wet Overige fiscale maatregelen 2010. Zijn conclusie is dat hij er vertrouwen in heeft dat de fiscale positie van de dga door dit pakket is verbeterd.

NTFR 2012/2385 - Onderbrengen eigenwoningschuld bij een andere kredietinstelling leidt niet tot hogere aftrek

ECLI:NL:HR:2012:BX9871, datum uitspraak 12-10-2012, publicatiedatum 12-10-2012
Aflevering 42, gepubliceerd op 18-10-2012
Belanghebbende heeft in 2006 de hypothecaire leningen bij ING afgelost en nieuwe leningen afgesloten bij een andere bank. In de aangifte IB/PVV 2006 heeft belanghebbende een bedrag van € 12.538 aan betaalde rente en kosten eigenwoningschuld opgenomen. Rechtbank Haarlem heeft in de procedures voor de jaren 2004 en 2005 geoordeeld dat de eigenwoningschuld € 170.269 beloopt en dat de inspecteur de renteaftrek daarom terecht heeft beperkt tot € 7.360. Hof Amsterdam (NTFR 2012/1217) heeft zich in zijn uitspraak over die jaren bij dit oordeel aangesloten. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze schuld in 2006 groter is geworden. De rechtbank heeft voor het jaar 2006 dan ook terecht geoordeeld dat de aftrek beperkt blijft tot het bedrag van de over eerdere jaren in aanmerking genomen aftrek. De omstandigheid dat belanghebbende de eigenwoningschuld heeft ondergebracht bij een andere kredietinstelling doet daar niet aan af.

NTFR 2012/2386 - Bijdragen aan werkgever vormen geen 'vergoedingen voor privégebruik' maar vooruitbetalingen op koopsom

ECLI:NL:GHARN:2012:BX7762, datum uitspraak 11-09-2012, publicatiedatum 19-09-2012
Aflevering 42, gepubliceerd op 18-10-2012 met annotatie van mr. J. Rolleman
Belanghebbende, een dga, heeft van zijn werkgever een leaseauto – ook voor privédoeleinden – ter beschikking gesteld gekregen. Het door de werkgever gesloten leasecontract kenmerkt zich door een korte leaseperiode, een hoge leaseprijs en een lage restwaarde van de auto. Na afloop van het leasecontract heeft belanghebbende de auto gekocht voor € 5.259. De waarde in het economische verkeer van de auto bedroeg op dat moment € 32.000. In de jaren 2003, 2004 en 2005 heeft belanghebbende respectievelijk € 3.619, € 6.681 en € 6.681 aan zijn werkgever betaald. Deze bedragen zijn door hem als ‘vergoeding voor privégebruik’ in mindering gebracht op de autokostenfictiebijtelling. Deze bedragen zijn via navordering door de inspecteur gecorrigeerd. Volgens het hof terecht. Belanghebbende, op wie – ook bij navordering – de bewijslast rust, heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van ‘vergoedingen voor privégebruik’. De bijdragen vormen volgens het hof in wezen vooruitbetalingen op de koopsom van de auto.

NTFR 2012/2388 - Spaanse vennootschap heeft recht op teruggaaf van ingehouden dividendbelasting

ECLI:NL:HR:2012:BV1420, datum uitspraak 28-09-2012, publicatiedatum 28-09-2012
Aflevering 42, gepubliceerd op 18-10-2012 met annotatie van mr. drs. A.J. van den Bos
Belanghebbende, een in Spanje gevestigde en aldaar aan winstbelasting onderworpen vennootschap, heeft een in Nederland gevestigde deelneming (nv) van 5,48%. De nv heeft in 2003, 2004 en 2005 aan belanghebbende dividend uitgekeerd waarop dividendbelasting is ingehouden. Eind 2006 heeft belanghebbende een teruggaafverzoek gedaan met betrekking tot die dividendbelasting. De inspecteur heeft dit verzoek niet-ontvankelijk verklaard. Hof Den Bosch (NTFR 2011/1477) heeft beslist dat belanghebbende recht heeft op teruggaaf. De Hoge Raad is het daarmee eens. Het Europeesrechtelijke vrije kapitaalverkeer (art. 56 en 58 EG) verbiedt namelijk dat binnenlandse dividenden en buitenlandse – aan een in een andere lidstaat van de Europese Unie gevestigde vennootschap uitgekeerde – dividenden fiscaal verschillend worden behandeld. Dit geldt zowel voor de inhouding als voor de teruggaaf van geheven dividendbelasting. Dit betekent dat belanghebbende gelijke aanspraak heeft op teruggaaf van de ingehouden dividendbelasting als een in Nederland gevestigde vennootschap zou hebben. De mogelijkheid van belanghebbende om die aanspraak in rechte geldend te maken dient gelijkwaardig te zijn aan die van een ingezeten vennootschap. Niet van belang is of belanghebbende in Nederland al dan niet buitenlands belastingplichtige was voor de vennootschapsbelasting. Nu belanghebbende binnen drie jaar na afloop van de dividenduitkeringsjaren een teruggaafverzoek bij de inspecteur heeft ingediend, heeft zij – gelijk binnenlandse vennootschappen – recht op teruggaaf. De beslissing van het hof is dus juist, zij het dat het hof bij de vaststelling van de terug te geven bedragen is uitgegaan van verkeerde jaren. Dit wordt door de Hoge Raad hersteld.

NTFR 2012/2389 - Vrijval afdrachtschuld dividendbelasting is belast

Aflevering 42, gepubliceerd op 18-10-2012 met annotatie van mr. dr. C. Bruijsten
Belanghebbende heeft in een jaar van vóór de invoering van de euro een (netto)dividend uitgekeerd aan haar enige aandeelhouder/directeur. De daarop ingehouden dividendbelasting ad € 45.378 is nooit afgedragen maar gepassiveerd op de fiscale balans van belanghebbende. In 2006 heeft de inspecteur het door belanghebbende aangegeven belastbare bedrag verhoogd met genoemde € 45.378, omdat dat bedrag niet meer kan worden nageheven. Het hof heeft de inspecteur in het gelijk gesteld.

NTFR 2012/2392 - KNB wil amnestie voor oude economische eigendomsoverdrachten

Aflevering 42, gepubliceerd op 18-10-2012
In de praktijk doen zich problemen voor met betrekking tot economische eigendomsoverdrachten van onroerende zaken die in het verleden hebben plaatsgevonden. De oorsprong van deze problematiek ligt vóór 31 maart 1995, 18.00 uur. Tot dat moment was uitsluitend de verkrijging van de juridische eigendom van in Nederland gelegen onroerende zaken belast met overdrachtsbelasting. De verkrijging van de economische eigendom hiervan was onbelast. Sinds dit moment is ook de verkrijging van de economische eigendom van in Nederland gelegen onroerende zaken belast met overdrachtsbelasting. Degenen die in het verleden onroerend goed hebben aangeschaft, maar de juridische eigendomsrechten nog elders hebben liggen, ondervinden hiervan in de praktijk diverse problemen. Zo komt het met enige regelmaat voor dat de rechtspersoon die de juridisch eigenaar is, inmiddels ontbonden is of failliet gaat. De KNB zal deze problemen onder de aandacht brengen van de wetgever met als doel tot een oplossing te komen. Daarbij zou volgens de KNB kunnen worden gedacht aan een tijdelijke amnestieregeling.

NTFR 2012/2393 - Beleid over teruggaafregeling overdrachtsbelasting geactualiseerd

Aflevering 42, gepubliceerd op 18-10-2012
De staatssecretaris van Financiën heeft het beleid over de teruggaafregeling in de overdrachtsbelasting (art. 19 Wet BRV) en de daarmee samenhangende vrijstelling (art. 15, lid 1, onderdeel r, Wet BRV) geactualiseerd. Het nieuwe besluit vervangt het besluit van 3 mei 2005, nr. CPP2005/370M. Op verzoek wordt teruggaaf van betaalde overdrachtsbelasting verleend als de toestand van vóór de verkrijging zowel feitelijk als rechtens wordt hersteld als gevolg van de vervulling van een ontbindende voorwaarde, nietigheid of vernietiging of ontbinding wegens niet nakoming van een verbintenis (art. 19 Wet BRV). Voor de verkrijging krachtens herstel kan beroep worden gedaan op de vrijstelling van art. 15, lid 1, onderdeel r, Wet BRV. Naast enkele redactionele aanpassingen bevat het nieuwe besluit een goedkeuring voor het geval dat niet aan de gestelde vereisten van een feitelijk en rechtens herstel wordt voldaan. Onder voorwaarden wordt goedgekeurd dat op grond van art. 19 Wet BRV teruggaaf van betaalde overdrachtsbelasting wordt verleend als bij de restitutie van de koopsom een bedrag wordt verrekend gelijk aan de waardeverandering van de betrokken onroerende zaak tussen het moment van verkrijging en de latere terugoverdracht.

NTFR 2012/2394 - Rechtbank heeft ten onrechte geen proceskostenvergoeding toegekend voor rechtsbijstand in bezwaarfase en ter zitting

ECLI:NL:GHAMS:2012:BX7643, datum uitspraak 09-07-2012, publicatiedatum 19-09-2012
Aflevering 42, gepubliceerd op 18-10-2012 met annotatie van mr. drs. A.J. Meijer
In een procedure over de WOZ-waarde van de woning heeft Rechtbank Amsterdam het beroep van belanghebbende gegrond verklaard. De rechtbank heeft bij het vaststellen van de proceskostenvergoeding één punt toegekend voor het indienen van het beroepschrift. Volgens de rechtbank bestond geen aanleiding voor het toekennen van een procespunt voor het verschijnen van de gemachtigde ter zitting omdat de gegrondverklaring van het beroep uitsluitend voortvloeit uit de door de heffingsambtenaar voor de zitting verlaagde waarde van de woning. Het hof is het hier niet mee eens. De rechtbank had de hoofdregel dienen te volgen dat de heffingsambtenaar wordt veroordeeld in de kosten van de wederpartij, overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht en had zowel voor het indienen van het beroepschrift als voor het verschijnen ter zitting een punt moeten toekennen.

NTFR 2012/2395 - Vergrijpboeten voor 'autoleaseconstructie' zijn terecht opgelegd

ECLI:NL:GHARN:2012:BX7758, datum uitspraak 11-09-2012, publicatiedatum 19-09-2012
Aflevering 42, gepubliceerd op 18-10-2012 met annotatie van mr. D.N.N. Jansen
Belanghebbende, een dga, heeft van zijn werkgever achtereenvolgens drie leaseauto’s – ook voor privédoeleinden – ter beschikking gesteld gekregen. De door de werkgever gesloten leasecontracten kenmerken zich door een korte leaseperiode, een hoge leaseprijs en een lage restwaarde van de auto. Na afloop van de leasecontracten heeft belanghebbende de auto’s steeds gekocht voor een veel lagere prijs dan de waarde in het economische verkeer van de auto’s op dat moment. De door belanghebbende in de onderhavige jaren aan zijn werkgever betaalde vergoedingen zijn door hem als ‘vergoedingen voor privégebruik’ in mindering gebracht op de autokostenfictiebijtelling. Deze bedragen zijn via navordering door de inspecteur gecorrigeerd. Daarbij zijn voorts vergrijpboeten opgelegd. Belanghebbende gaat ermee akkoord dat geen sprake is van ‘vergoedingen voor privégebruik’, maar van vooruitbetalingen op de koopsom van de auto’s. De boeten bestrijdt hij echter, omdat geen sprake zou zijn van opzet. Volgens het hof kan belanghebbende wel opzet worden verweten, omdat hij (i) zelf de aangiften heeft ingevuld, (ii) de contacten met de leasemaatschappij heeft onderhouden, (iii) werkzaam is als accountant in een leidinggevende functie bij het kantoor dat de onderhavige constructie actief ‘in de markt heeft gezet’, en (iv) de door hem geleasde auto’s na afloop van de leaseperiode steeds voor een zeer lage prijs heeft gekocht. Op grond hiervan wist belanghebbende dat de betaalde bedragen geen vergoedingen voor privégebruik vormden. Niettemin heeft hij dat wel in zijn aangiften ingevuld.

NTFR 2012/2397 - Het volgen van correctieberichten heeft geen vertrouwen gewekt

ECLI:NL:RBLEE:2012:BX5901, datum uitspraak 09-08-2012, publicatiedatum 30-08-2012
Aflevering 42, gepubliceerd op 18-10-2012 met annotatie van mr. M.J. Hamer
Aan belanghebbende zijn naheffingsaanslagen LB opgelegd. Naar aanleiding van de hiertegen ingediende bezwaarschriften is een boekenonderzoek ingesteld. Lopende het boekenonderzoek, en voor de uitspraak op bezwaar, dient belanghebbende correctieberichten in. Deze correctieberichten zijn door de inspecteur conform indiening verwerkt. Dit is aan belanghebbende meegedeeld. Belanghebbende ontvangt voorts een brief van de inspecteur waarin staat dat de bezwaarschriften in feite zijn afgehandeld. Nadien wordt aan belanghebbende de in geschil zijnde naheffingsaanslag opgelegd. Belanghebbende stelt dat dit in strijd is met het vertrouwensbeginsel. De rechtbank overweegt dat het belanghebbende duidelijk moet zijn geweest dat het ingestelde boekenonderzoek nog niet was afgerond en dat belanghebbende in de correctieberichten de onderhavige kwestie niet gemotiveerd aan de orde heeft gesteld. In de berichten die belanghebbende na het indienen van de correctieberichten heeft ontvangen staan niet de bewoordingen ‘uitspraak op bezwaar’ en er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die erop wijzen dat de inspecteur het standpunt van belanghebbende deelde en dat hij een bewust standpunt innam toen hij de naheffingsaanslagen conform de correctieberichten heeft verminderd. Het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt. Gelet op de ne-bis-in-idemregel heeft de inspecteur ter zitting verklaard te willen afzien van de opgelegde verzuimboete. De verzuimboete en de boetebeschikking worden door de rechtbank vernietigd.

NTFR 2012/2398 - EC daagt Duitsland voor het HvJ vanwege discriminerende bepalingen in de erf- en schenkbelasting

Aflevering 42, gepubliceerd op 18-10-2012
De Europese Commissie heeft besloten Duitsland voor het HvJ te dagen wegens zijn wetgeving inzake de erf- en schenkbelasting. Volgens de Duitse wet geldt er een hogere belastingvrijstelling voor geërfd Duits bezit als de erflater of de erfgenaam in Duitsland woont, dan als zij allebei in het buitenland wonen. Daardoor worden de niet-ingezetenen veel hoger belast op geërfde activa die in Duitsland zijn gelegen dan inwoners van Duitsland. Zo’n bepaling kan burgers die in het buitenland wonen ervan afhouden te investeren in in Duitsland gelegen bezittingen. De Commissie is van mening dat deze bepaling discriminerend is en een ongerechtvaardigde beperking vormt van het vrije verkeer van kapitaal, zoals voorzien in de Verdragen.

NTFR 2012/2399 - EC daagt Duitsland voor het HvJ vanwege discriminerende belastingregels op stille reserves

Aflevering 42, gepubliceerd op 18-10-2012
De Europese Commissie heeft besloten Duitsland voor het HvJ te dagen vanwege de discriminerende regels over herinvestering van stille reserves. Volgens de Duitse wetgeving kunnen de stille reserves slechts belastingvrij naar een herinvestering worden overgebracht als de onlangs gekochte activa tot een permanente onderneming in Duitsland behoren. In de praktijk, betekent dit dat een inwoner van Duitsland die bepaalde vaste activa wenst te verkopen om zichzelf te vestigen in een andere EU-lidstaat, of om zijn economische activiteiten uit te breiden in het buitenland, duidelijk in het nadeel zal zijn. Deze ongelijke behandeling kan grensoverschrijdende investeringen ontmoedigen en zijn discriminerende aard is strijdig met de regels van de EU.

NTFR 2012/2400 - EC daagt het VK voor het HvJ vanwege de regels over grensoverschrijdende verliesverrekening

Aflevering 42, gepubliceerd op 18-10-2012
De Europese Commissie heeft besloten het Verenigd Koninkrijk voor het HvJ te dagen vanwege zijn wetgeving over grensoverschrijdende verliesverrekening. De Commissie is van mening dat het VK er niet in is geslaagd om het arrest van het HvJ ‘Marks & Spencer’ (zaak C-446/03, NTFR 2005/1718) behoorlijk te implementeren. In 2005, besliste het Hof dat een moedermaatschappij de verliezen van haar in een andere lidstaat gevestigde dochteronderneming af mag trekken, als alle andere mogelijkheden zijn uitgeput. Hoewel het VK zijn wetgeving na het arrest heeft gewijzigd, bleef het voorwaarden stellen aan grensoverschrijdende groepsverliesverrekening waardoor het in de praktijk erg moeilijk wordt van de bepaling te profiteren. De Commissie meent dat dit in strijd is met het non-discriminatiebeginsel en de vrijheid van vestiging, die in het verdrag zijn neergelegd.

NTFR 2012/2401 - Vooraftrek kan worden herzien bij diefstal door een onbekende dader

Aflevering 42, gepubliceerd op 18-10-2012 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
PIGI, een eenmanszaak naar Bulgaars recht, is actief op het gebied van landbouwproducten, van dranken en van levensmiddelen. Na een fiscale controle heeft de Bulgaarse belastingdienst PIGI een naheffingsaanslag opgelegd, omdat verpakte waren en sigaretten in de bedrijfsruimten waren gestolen en PIGI op basis van de Bulgaarse wetgeving de aftrek moest herzien. Met het oog op het bewijs is van deze diefstal aangifte gedaan bij de Bulgaarse justitie. Op prejudiciële vragen van de verwijzende Bulgaarse rechter in het ontstane geschil verklaart het Hof van Justitie voor recht dat art. 185, lid 2, Btw-richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen Bulgaarse nationale fiscale bepalingen die, wanneer wordt vastgesteld dat aan btw onderworpen goederen ontbreken, herziening eisen van de bij de aankoop van deze goederen verrichte aftrek van voorbelasting ingeval de belastingplichtige het slachtoffer is van diefstal van die goederen en de dader niet is geïdentificeerd.

NTFR 2012/2402 - Ontbreken btw-identificatienummer van afnemer te weinig voor weigeren nultarief

Aflevering 42, gepubliceerd op 18-10-2012 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
In november 1998 heeft een in Duitsland gevestigde ondernemer (VSTR) twee steenbrekers verkocht aan het in de USA gevestigde Atlantic, dat een filiaal had in Portugal, maar in geen enkele lidstaat voor btw-doeleinden was geregistreerd. Op de vraag van VSTR naar het btw-identificatienummer van Atlantic heeft zij geantwoord dat zij de desbetreffende goederen had doorverkocht aan een bedrijf in Finland, en heeft zij het btw-identificatienummer van dat Finse bedrijf opgegeven. VSTR heeft dat nummer gecontroleerd. De goederen zijn vervolgens op het bedrijfsterrein van VSTR opgehaald door een transportbedrijf dat van Atlantic de opdracht had gekregen de goederen over de weg naar Lübeck (Duitsland) te vervoeren en vervolgens naar Finland te verschepen. VSTR heeft voor de levering van de steenbrekers een factuur op naam van Atlantic zonder btw uitgereikt, met vermelding van het btw-identificatienummer van het Finse bedrijf waaraan deze goederen waren doorverkocht. Omdat niet het btw-identificatienummer van Atlantic was opgegeven, meende de Duitse fiscus dat de levering niet tegen het nultarief kon geschieden. Op prejudiciële vragen van de Duitse verwijzende rechter in het daarop volgende geschil verklaart het Hof van Justitie voor recht dat niet strijdig is met art. 28 quater, A, sub a, eerste alinea, Zesde Richtlijn dat de belastingdienst van een lidstaat als voorwaarde voor het nultarief van een intracommunautaire levering stelt dat de leverancier het btw-identificatienummer van de afnemer opgeeft, als het nultarief maar niet wordt geweigerd wegens niet-naleving van deze verplichting wanneer de leverancier, te goeder trouw handelend en na alles te hebben gedaan dat redelijkerwijs van hem kan worden verlangd, dit identificatienummer niet kan opgeven en bovendien aanwijzingen verstrekt waaruit op afdoende wijze kan blijken dat de afnemer een belastingplichtige is die bij de betrokken handeling als zodanig handelt.

NTFR 2012/2403 - Na verwijzing: bij drankensmokkel betrokken belanghebbende heeft feitelijke beschikkingsmacht gehad

ECLI:NL:GHARN:2012:BX7767, datum uitspraak 11-09-2012, publicatiedatum 19-09-2012
Aflevering 42, gepubliceerd op 18-10-2012 met annotatie van mr. Stuijt en Van Dam
Uit FIOD-onderzoek is gebleken dat belanghebbende betrokken is geweest bij smokkel en illegale handel in alcoholhoudende dranken door E en A. Hof Den Bosch oordeelde dat belanghebbende voldoet aan alle aspecten van feitelijke beschikkingsmacht over de alcoholhoudende dranken, zodat belanghebbende die accijnsgoederen voorhanden heeft gehad. De Hoge Raad (HR 22 april 2011, nr. 10/00354, NTFR 2011/965) heeft die beslissing gecasseerd. Uit de door het hof vastgestelde feiten volgt namelijk niet dat belanghebbende feitelijk heeft beschikt over de alcoholhoudende dranken. De Hoge Raad heeft de zaak voor nader onderzoek verwezen naar Hof Arnhem.

NTFR 2012/2405 - Teruggaaf energiebelasting aan 'grootverbruikers': tarief van toepassing nadat plafond is overschreden

ECLI:NL:PHR:2012:BX7881, datum uitspraak 30-11-2012, publicatiedatum 30-11-2012
Aflevering 42, gepubliceerd op 18-10-2012 met annotatie van mr. E.G. Borghols
Op grond van art. 66 Wbm kwam aan degenen die in een kalenderjaar meer dan 153.000 liter gasolie voor eigen gebruik betrekken (de ‘grootverbruikers’), teruggaaf van energiebelasting toe. Belanghebbende heeft in 2008 meer dan 153.000 liter gasolie voor eigen verbruik betrokken, waarbij zij de grens van 153.000 liter gasolie ná 1 juli overschreed. Op haar verzoek om teruggaaf heeft de inspecteur teruggaaf verleend naar het (lagere) teruggaaftarief dat vanaf 1 juli 2008 geldt. Belanghebbende meent echter dat voor de berekening van de teruggaaf de overschrijding van de hoeveelheid van 153.000 liter gasolie naar rato moet worden ‘verdeeld’ over het eerste halfjaar van 2008 – met een teruggaaf naar het ‘oude’, hogere teruggaaftarief – en het tweede halfjaar van 2008 (met een teruggaaf naar het ‘nieuwe’, lagere teruggaaftarief). Hof Den Bosch heeft belanghebbende in het gelijk gesteld. De staatssecretaris heeft cassatie aangetekend.