Aflevering 52

Gepubliceerd op 24 december 2014

NTFR 2014/2980 - Erfpacht voor onbepaalde tijd een btw-levering … of toch niet?

Aflevering 52, gepubliceerd op 24-12-2014 geschreven door mr. drs. W.A.P Nieuwenhuizen
In het eindejaarsbericht van het Ministerie van Financiën (‘Wijziging in de belastingheffing met ingang van 2015’) werd een btw-maatregel omtrent erfpachtgronden openbaar gemaakt die eerder vertrouwelijk aan gemeenten in november was meegedeeld. Gelukkig blijft niets in Nederland vertrouwelijk, zodat de inhoud van de brief al direct op internet kon worden verspreid. Maar op zich is dit toch een merkwaardige procedure: eerst een (weliswaar belangrijke) doelgroep informeren, om vervolgens pas enige weken later de rest van Nederland daarmee te ‘verblijden’. Indien zo’n besluit toch al genomen is, waarom dan niet meteen iedereen informeren? Ik kan mij de verontwaardiging onder niet-gemeenten, zoals projectontwikkelaars en woningbouwcorporaties die juist door deze maatregel getroffen worden, goed begrijpen. De gevolgde procedure is niet bepaald charmant.

NTFR 2014/2981 - Eindejaarspersbericht 2014

Aflevering 52, gepubliceerd op 24-12-2014
Het ministerie van Financiën heeft het eindejaarspersbericht 2014 gepubliceerd. In dit bericht zijn de wijzigingen in de Rijksbelastingen verwerkt zoals deze met ingang van 1 januari 2015 gelden op grond van onder meer het Belastingplan 2015.

NTFR 2014/2982 - Eerste Kamer heeft het Belastingplan 2015 aangenomen

Aflevering 52, gepubliceerd op 24-12-2014
De Eerste Kamer heeft het Belastingplan 2015 aangenomen. Daarbij is een motie aangenomen waarin het kabinet word verzocht om uiterlijk op Prinsjesdag 2015 een uitgewerkt voorstel voor de belastingherziening te presenteren aan de Staten-Generaal. Dat verzoek geldt als het kabinet in het voorjaar van 2015 al voldoende middelen kan reserveren voor de noodzakelijke lastenverlichting.

NTFR 2014/2983 - Fiscaal partnerbegrip wordt aangepast in opvangsituaties

Aflevering 52, gepubliceerd op 24-12-2014
De staatssecretaris van Financiën heeft zowel aan de Eerste als aan de Tweede Kamer een brief gestuurd waarin hij aankondigt dat hij het fiscale partnerbegrip gaat wijzigen. Het gaat om een wijziging van het partnerbegrip in de situatie dat twee personen die worden gehuisvest in een opvanghuis met een kind van een van beiden zowel fiscaal partner als toeslagpartner van elkaar worden. Dat vindt de staatssecretaris onwenselijk en daarom zal hij in de loop van volgend jaar met een voorstel tot wijziging komen van de Wet IB 2001 en de Awir. Over de vormgeving zal nog moeten worden nagedacht.

NTFR 2014/2984 - Bij zeer bijkomstige dienstbaarheid aan bedrijfsuitoefening kan woning niet tot het ondernemingsvermogen worden gerekend

ECLI:NL:HR:2014:3657, datum uitspraak 19-12-2014, publicatiedatum 19-12-2014
Aflevering 52, gepubliceerd op 24-12-2014
Belanghebbende drijft in firmaverband met zijn partner een onderneming die leesportefeuilles exploiteert in het pand a straat 1. Op 11 maart 2006 hebben belanghebbende en zijn partner de onroerende zaak b straat 2 gekocht, bestaande uit een woning en een paardenstal. Het perceel heeft een oppervlakte van 8.280 m2. De zaak is gekocht met de bedoeling om erin te gaan wonen. In 2006 is b straat 2 aangemerkt als privévermogen. In 2007 is het voornemen ontstaan de onderneming mede te gaan uitoefenen in b straat 2. Daartoe is de paardenstal geheel verbouwd tot bedrijfsruimte. Belanghebbende heeft vanaf 2007 de gehele onroerende zaak tot het ondernemingsvermogen gerekend. De inspecteur is hiermee niet akkoord gegaan. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden (NTFR 2014/1839) vormen de verbouwde paardenstal en woning splitsbare onroerende zaken, zodat de etikettering van de woning en verbouwde paardenstal afzonderlijk dient te worden bezien. De bedrijfsruimte behoort, naar niet in geschil is, tot het verplichte ondernemingsvermogen. Wat de woning betreft, heeft het hof de rechtsregel vooropgesteld dat de grenzen der redelijkheid worden overschreden wanneer de woning van de ondernemer tot het ondernemingvermogen wordt gerekend ingeval de dienstbaarheid aan de bedrijfsuitoefening van zeer bijkomstige aard is. Dat is in dit geval aan de orde volgens het hof. Daarom behoort de woning tot het privévermogen. Wel heeft de inspecteur te weinig m2 van de ondergrond van het gehele perceel, te weten 200 m2, tot het aan de onderneming dienstbare gedeelte gerekend. Volgens het hof moet dat 550 m2 zijn.

NTFR 2014/2985 - Voor gebruikelijk-loonregeling zijn werknemers van maatschap niet tevens werknemers van de maten

ECLI:NL:HR:2014:3440, datum uitspraak 28-11-2014, publicatiedatum 28-11-2014
Aflevering 52, gepubliceerd op 24-12-2014 met annotatie van mr. A.L. Mertens
Dit arrest betreft het cassatieberoep in de verwijzingszaak naar aanleiding van HR 9 november 2012, nr. 11/03555, NTFR 2012/2586. Belanghebbende neemt via zijn bv deel in een advocatenmaatschap. De inspecteur heeft een correctie toegepast op grond van de gebruikelijkloonregeling. Hof Amsterdam (NTFR 2013/2371) heeft geoordeeld dat de bv niet met de maatschap is verbonden in de zin van art. 10a, lid 7, Wet LB 1964. Verder heeft het hof geoordeeld dat de werknemers die in dienst zijn van de maatschap, voor de toepassing van (de zogenoemde ‘minimumregel’ van) art. 12a Wet LB 1964 niet tevens worden aangemerkt als werknemers van één of meer bv’s die maat zijn in de maatschap. De Hoge Raad onderschrijft dit oordeel. Het door belanghebbende in aanmerking genomen loon is derhalve juist.

NTFR 2014/2986 - Een verlies op in de werkgever gehouden aandelen vormt geen negatief loon

ECLI:NL:GHAMS:2014:4833, datum uitspraak 06-11-2014, publicatiedatum 24-11-2014
Aflevering 52, gepubliceerd op 24-12-2014 met annotatie van drs. J.C. de Zeeuw
Belanghebbende heeft in de jaren 2004, 2005 en 2006 certificaten van aandelen gekocht van het bedrijf waar hij in dienst was. Bij beëindiging van het dienstverband op 1 december 2009 heeft belanghebbende de certificaten verkocht. Het daarbij geleden verlies heeft belanghebbende in zijn aangifte IB/PVV als negatief loon opgenomen. De inspecteur betwist dat belanghebbende verlies heeft geleden. Het hof oordeelt dat in het midden kan blijven of sprake is van een geleden verlies. Immers ook indien daarvan sprake is, kan een eventueel in een later jaar ingetreden waardevermindering van die vermogensrechten niet op het inkomen in mindering worden gebracht. In ieder geval is geen sprake van een verlies dat geheel en rechtstreeks zijn oorzaak vond in de dienstbetrekking, zodat het om die reden niet als negatief loon kan worden aangemerkt.

NTFR 2014/2988 - Ontvangen betalingen van zakenrelatie vormen row voor directeur woningstichting

ECLI:NL:HR:2014:3656, datum uitspraak 19-12-2014, publicatiedatum 19-12-2014
Aflevering 52, gepubliceerd op 24-12-2014
Belanghebbende was directeur van een woningstichting. In 2009 is hij op staande voet ontslagen. A bv kreeg opdrachten van de woningstichting. Belanghebbende heeft in 2002 de eigendom verworven van een dubbelappartement. A bv heeft betalingen gedaan voor dit dubbelappartement. Belanghebbende heeft voorts de beschikking gehad over een Mercedes, die afkomstig is van een zakenrelatie. De inspecteur heeft de door belanghebbende ontvangen betalingen van A bv als row bij belanghebbende belast. Voorts heeft de inspecteur (nader) € 18.000 als voordeel voor de terbeschikkingstelling van de Mercedes bij belanghebbende in het inkomen begrepen. Belanghebbende bestrijdt deze correcties. Hof Arnhem-Leeuwarden (NTFR 2014/968) heeft, anders dan belanghebbende stelde, niet aannemelijk geacht dat A bv heeft geïnvesteerd in het dubbelappartement dan wel een lening aan belanghebbende heeft verstrekt. Volgens het hof vormen de betalingen een tegenprestatie voor de arbeid die belanghebbende voor A bv heeft verricht (het gunnen van vastgoedprojecten). Ook met betrekking tot de Mercedes is het hof van oordeel dat belanghebbende vanwege de zakelijke relatie met de zakenrelatie de Mercedes om niet ter beschikking heeft gekregen.

NTFR 2014/2989 - Besluit KEW, SEW en BEW geactualiseerd

Aflevering 52, gepubliceerd op 24-12-2014
De staatssecretaris van Financiën heeft het besluit Kapitaalverzekering eigen woning, spaarrekening eigen woning, beleggingsrecht eigen woning en vóór 2001 bestaande kapitaalverzekeringen in box 3 van 28 april 2009, nr. CPP2008/1118M (NTFR 2009/1168), geactualiseerd. Er zijn aanpassingen aan het nieuwe partnerbegrip en het overgangsrecht voor de kapitaalverzekering eigen woning (KEW), spaarrekening eigen woning (SEW) en het beleggingsrecht eigen woning (BEW). Daarnaast zijn er enkele nieuwe beleidsstandpunten.

NTFR 2014/2992 - Aangepast besluit internationale aspecten van de schenk- en erfbelasting

Aflevering 52, gepubliceerd op 24-12-2014
De staatssecretaris van Financiën heeft het besluit over het beleid voor voorkoming van dubbele schenk- en erfbelasting aangepast. De onderdelen 2 en 9 zijn aangevuld in verband met de aanpassing van art. 47, lid 6 en 7, en art. 48, lid 5 en 6, BVDB 2001. Onderdeel 6 is vervangen. Dit onderdeel behandelde de situatie waarin de langstlevende echtgenoot op grond van een wettelijke verdeling of een ouderlijke boedelverdeling een buitenlandse onroerende zaak verkrijgt. Indien het woonland van de erflater om redenen van daar geldend (internationaal) privaatrecht de wettelijke verdeling niet volgt, kon de door de kinderen aldaar verschuldigde successiebelasting niet worden verrekend met Nederlandse erfbelasting. De staatssecretaris geeft aan dat hij thans bereid is om in een dergelijk geval te bezien of Nederland op basis van een flexibele toepassing van de voorkomingsregels dubbele successiebelasting kan voorkomen. Onderdeel 7 van het oude besluit is vervallen. In dat onderdeel was nog het standpunt ingenomen dat Nederland geen vermindering verleent voor de buitenlandse belasting die een Staat heft over Nederlandse situsgoederen. Bij de aanpassing van het BVDB 2001 bij besluit van 23 december 2010, NTFR 2011/3, is met terugwerkende kracht tot 1 januari 2010 de uitzonderingsbepaling van de derde volzin van art. 48, lid 1, (geen voorkoming) vervallen. Degenen op wie de tienjarenregeling van art. 3 SW 1956 van toepassing is, komen voortaan wel in aanmerking voor verrekening van buitenlandse belasting over Nederlandse situsgoederen. Het nieuwe onderdeel 7 behandelt de toepassing van art. 39 AWR voor de schenk- en erfbelasting. Voor een schenking door of de erfenis van een buitenlandse diplomaat die tijdens zijn ambtstermijn in Nederland verblijft, verleent de staatssecretaris vrijstelling van schenk- en erfbelasting. Voor een schenking door of voor een erfenis van een ambtenaar die werkzaam is of was bij een internationale organisatie en die in Nederland woont, verleent hij geen vrijstelling voor de schenk- of erfbelasting. In onderdeel 12 zijn ter verduidelijking voorbeelden toegevoegd.

NTFR 2014/2993 - Voortvarende behandeling in hoger beroep kan leiden tot compensatie van overschrijding redelijke termijn in bezwaar en beroep

ECLI:NL:HR:2014:3562, datum uitspraak 12-12-2014, publicatiedatum 12-12-2014
Aflevering 52, gepubliceerd op 24-12-2014 met annotatie van mr. P.G.M. Jansen
Belanghebbende heeft op 3 maart 2010 bezwaar gemaakt tegen een beschikking van de ontvanger. Nadat belanghebbende beroep heeft ingesteld, heeft de rechtbank op 20 juni 2012 uitspraak gedaan. Hof Den Haag heeft de uitspraak van de rechtbank bij uitspraak van 3 januari 2014 bevestigd. Belanghebbende heeft voor het eerst in hoger beroep verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn in de bezwaar- en beroepsfase. Het hof heeft geoordeeld dat vanaf de dag van het bezwaar (3 maart 2010) tot de dag van de hofuitspraak (3 januari 2014) niet meer dan vier jaren zijn verstreken en dat dus geen schadevergoeding wordt toegekend. De Hoge Raad onderschrijft dit oordeel. Nu belanghebbende voor het eerst in hoger beroep heeft verzocht om schadevergoeding dient de duur van de totale procedure tot de hofuitspraak in ogenschouw te worden genomen. Een voortvarende behandeling van het hoger beroep kan dan ertoe leiden dat de overschrijding van de redelijke termijn in bezwaar en/of beroep wordt gecompenseerd.

NTFR 2014/2994 - Langer uitstel voor motivering bezwaar is bijzondere omstandigheid bij overschrijding redelijke termijn

ECLI:NL:HR:2014:3321, datum uitspraak 21-11-2014, publicatiedatum 21-11-2014
Aflevering 52, gepubliceerd op 24-12-2014 met annotatie van mr. A.A. Fase
Aan belanghebbende is op zijn verzoek tweemaal uitstel verleend voor het motiveren van het bezwaar. In totaal is negen maanden uitstel verleend. Op grond van het Besluit fiscaal bestuursrecht pleegt een inspecteur vier weken uitstel te verlenen voor het herstellen van een verzuim. Volgens de Hoge Raad betekent dit dat de vertraging in de bezwaarprocedure voor ruim acht maanden wordt veroorzaakt door een aan belanghebbende toe te rekenen bijzondere omstandigheid. Rekening houdend daarmee is geen sprake van een overschrijding van de redelijke termijn. De toegekende vergoeding van de immateriële schade dient te vervallen.

NTFR 2014/3015 - Nederland is heffingsbevoegd over ontslagvergoeding

ECLI:NL:RBZWB:2014:6916, datum uitspraak 02-10-2014, publicatiedatum 19-12-2014
Aflevering 52, gepubliceerd op 24-12-2014
Belanghebbende is geboren in 1949. Van 1997 tot en met oktober 2010 is hij werkzaam geweest in de VS. De arbeidsovereenkomst is per 12 november 2010 beëindigd. Aan belanghebbende is een afkoopsom toegekend, welke in een stamrecht-bv is gestort. In september 2011 is door deze bv een uitkering gedaan aan belanghebbende. Hierop is loonheffing ingehouden. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de inhouding.