Aflevering 31

Gepubliceerd op 30 juli 2015

NTFR 2015/2063 - Over stoommolens en iPads

Aflevering 31, gepubliceerd op 30-07-2015 geschreven door prof. dr. H. Vording
In Through the Looking-Glass maakt Alice kennis met Humpty Dumpty.Lewis Carroll, Through the Looking-Glass, (1871) chapter 6. Hij is een pedant, eivormig mannetje, dat op een muur zit. Vanaf die hoge positie staat hij Alice te woord. Er ontspint zich een discussie over de betekenis van woorden. ‘“When I use a word,” Humpty Dumpty said, in rather a scornful tone, “it means just what I choose it to mean–neither more nor less.” “The question is,” said Alice, “whether you can make words mean so many different things.” “The question is,” said Humpty Dumpty, “which is to be master–that’s all.”’

NTFR 2015/2064 - Negatief loon

Aflevering 31, gepubliceerd op 30-07-2015 geschreven door mr. J. van de Merwe
Loon is al hetgeen uit een dienstbetrekking wordt genoten, leert ons art. 10 Wet LB. Voor de vraag hoe nauw het verband tussen dienstbetrekking en de bate moet zijn, wil het als loon worden aangemerkt, leert het smeerkuilarrestHR 29 juni 1983, nr. 21.435, BNB 1984/2. ons dat een bate tot het loon behoort als zij zo zeer haar grond in de dienstbetrekking vindt dat zij als daaruit genoten moet worden beschouwd.

NTFR 2015/2065 - Herwaardering van onder landbouwvrijstelling vallende landbouwgrond op WEVAB is strijdig met goed koopmansgebruik

ECLI:NL:HR:2015:1780, datum uitspraak 10-07-2015, publicatiedatum 10-07-2015
Aflevering 31, gepubliceerd op 30-07-2015 met annotatie van dr. W. Bruins Slot
Belanghebbende drijft een melkveehouderij. Tot het ondernemingsvermogen behoort landbouwgrond. De landbouwgrond is in de balans opgenomen voor de verkrijgingsprijs. Met het oog op een mogelijke afschaffing van de landbouwvrijstelling wenst belanghebbende de landbouwgrond bestendig te waarderen op de WEVAB. Hof Arnhem-Leeuwarden 13 mei 2014, nr. 13/01025 (NTFR 2014/1525) heeft dat toegestaan. De Hoge Raad heeft echter een andere visie. De Hoge Raad zet uiteen dat het stelsel van waardering op de WEVAB niet strookt met goed koopmansgebruik omdat het in strijd moet worden geacht met een uitdrukkelijk voorschrift van de belastingwet, te weten het bepaalde in art. 3.12 Wet IB 2001, waarin de landbouwvrijstelling is geregeld.

NTFR 2015/2067 - Als scheepvaartintermediair ontvangen aanbrengcommissie is belast als resultaat uit overige werkzaamheden

ECLI:NL:GHARL:2015:4050, datum uitspraak 02-06-2015, publicatiedatum 10-06-2015
Aflevering 31, gepubliceerd op 30-07-2015 met annotatie van drs. J.C. de Zeeuw
Belanghebbende is een gepensioneerd piloot en bezit 50% van de aandelen in H bv. H bv is beherend vennoot in de commanditaire vennootschappen J cv en K cv. In deze commanditaire vennootschappen worden twee motorschepen geëxploiteerd. H bv heeft deze schepen laten bouwen bij bv Scheepswerf N. In een in mei 2003 gesloten overeenkomst tussen belanghebbende (als scheepvaartintermediair) en de scheepswerf staat dat in de prijs die H bv betaalt voor bouw en levering van een schip (de werfprijs) een vergoeding voor aanbrengcommissie is begrepen van € 260.000, door de werf te betalen aan belanghebbende. In februari 2004 zijn twee soortgelijke overeenkomsten gesloten. De aanbrengcommissie bedraagt dan tweemaal € 156.733,50. Het bedrag van € 260.000 is door bv Scheepswerf N verrekend met de door H bv te betalen werfprijs. Belanghebbende heeft in 2003 geen aangifte IB/PVV gedaan en in 2004 heeft hij aangifte gedaan naar een verzamelinkomen van nihil. Er is vervolgens een boekenonderzoek ingesteld naar de feitelijke woonplaats (Spanje of Nederland) van belanghebbende. Daarbij zijn vragen gesteld over de ‘commissiebetaling’. Aan belanghebbende zijn over 2003 en 2004 navorderingsaanslagen opgelegd. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard (Rechtbank Noord-Nederland 3 april 2014, nr. 10/2658). In hoger beroep is in geschil of ter zake van de (aanbreng)commissies sprake is van resultaat uit overige werkzaamheden. In confesso is inmiddels dat belanghebbende in de betreffende jaren woonachtig was in Nederland. Het hof overweegt dat de feiten geen andere conclusie toelaten dan dat belanghebbende in 2003 een vordering heeft verkregen van € 260.000 op (uiteindelijk) H bv en daarmee een bate heeft gehad. Voor dat geval is niet in geschil dat sprake is van resultaat uit overige werkzaamheden. De afwikkeling van deze vordering in latere jaren acht het hof niet van belang. Het enkele ontstaan van de vordering is voldoende om te spreken van resultaat. Voor 2004 overweegt het hof dat uit de feiten volgt dat belanghebbende een vordering heeft gekregen op bv Scheepswerf N ter grootte van € 313.467. Bv Scheepswerf N heeft deze schuld, als onderdeel van een betaling van P bv aan bv Scheepswerf N, door middel van verrekening voldaan aan P bv, waarvan belanghebbende middellijk 50% aandeelhouder is. Belanghebbende heeft gesteld dat hij van P bv geen vergoeding heeft gevraagd. Het hof is van oordeel dat belanghebbende zich hiermee een voordeel van € 313.467 heeft laten ontgaan, dat in het onderhavige jaar bij hem moet worden belast.

NTFR 2015/2068 - Geen redelijke schatting met betrekking tot inkomsten uit hennepkwekerij

ECLI:NL:GHDHA:2015:1540, datum uitspraak 14-04-2015, publicatiedatum 12-06-2015
Aflevering 31, gepubliceerd op 30-07-2015 met annotatie van J.J.H. Reijnen LLM
Belanghebbende is door de politierechter veroordeeld tot een werkstraf van 120 uur voor de teelt, verkoop en het aanwezig hebben van hennep op 14 augustus 2009 en voor diefstal van elektriciteit gedurende de periode van 3 januari 2009 tot en met 13 augustus 2009. Tegen belanghebbende is geen ontnemingsprocedure opgestart. De inspecteur heeft aan belanghebbende een navorderingsaanslag opgelegd, waarbij hij een correctie voor de inkomsten uit hennepteelt heeft aangebracht. Daarbij is de inspecteur ervan uitgegaan dat belanghebbende over de periode 3 januari 2009 tot en met 13 augustus 2009 inkomsten heeft genoten en heeft hij aan de hand van het BOOM-rapport een schatting van deze inkomsten gemaakt. Voorts is aan belanghebbende een vergrijpboete van 50% opgelegd. In geschil is of de navorderingsaanslag en de boete terecht zijn opgelegd. Het hof oordeelt, net als de rechtbank, dat belanghebbende te kwader trouw is geweest, zodat de inspecteur mocht navorderen, en dat omkering van de bewijslast volgt, omdat belanghebbende niet de vereiste aangifte heeft gedaan. Het hof oordeelt, anders dan de rechtbank, dat de schatting van de inspecteur niet redelijk is, omdat niet aannemelijk is dat in de periode van 3 januari 2009 tot en met 28 februari 2009 in de woning van belanghebbende een hennepkwekerij operationeel is geweest. Op 28 februari 2009 heeft een medewerker van het energiebedrijf een nieuwe elektriciteitsmeter geplaatst. Hem is toen niets opgevallen. De verzwaringen van de hoofdzekeringen van de elektriciteitsaansluiting en de aangebrachte illegale aftakkingen hadden hem niet kunnen ontgaan. Het hof stelt het aantal voltooide oogsten daarom op 2 in plaats van 3 en vermindert aan de hand van de normen van het BOOM-rapport de correctie. Voorts oordeelt het hof dat ook de boete in verband met de omkering van de bewijslast gematigd dient te worden.

NTFR 2015/2073 - Rechtbank vernietigt aan zwangere vrouw met bekkeninstabiliteit opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting

ECLI:NL:RBLIM:2015:3767, datum uitspraak 01-05-2015, publicatiedatum 10-06-2015
Aflevering 31, gepubliceerd op 30-07-2015 met annotatie van mr. M.H. Hogendoorn
Aan belanghebbende, een zwangere vrouw, is een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd, omdat tijdens een controle is gebleken dat de geldigheidsduur van het parkeerkaartje verstreken was. Belanghebbende stelt dat de naheffingsaanslag moet worden kwijtgescholden nu van haar kant geen sprake was van opzet. Vanwege haar zwangerschap had ze op dat moment last van bekkeninstabiliteit. Ze had een afspraak die 30 minuten zou duren en zij had voor 45 minuten parkeerbelasting betaald. Na afloop van de afspraak was ze echter niet meer in staat om te lopen vanwege vocht in haar voeten. De rechtbank oordeelt dat onder deze omstandigheden sprake is van overmacht, zodat de naheffingsaanslag dient te worden vernietigd. De vochtproblematiek van belanghebbende was niet zodanig frequent dat zij hier rekening mee had moeten houden.

NTFR 2015/2074 - Detailgegevens van geautomatiseerd bestel- en kassasysteem vallen in beginsel onder wettelijke bewaarplicht

ECLI:NL:HR:2015:1740, datum uitspraak 26-06-2015, publicatiedatum 26-06-2015
Aflevering 31, gepubliceerd op 30-07-2015 met annotatie van mr. R.W.J. Kerckhoffs
Belanghebbende exploiteerde een restaurant waarin gebruik werd gemaakt van een geautomatiseerd bestel- en kassasysteem. Het systeem had een maximale opslagcapaciteit van tweeduizend bestellingen. De ingevoerde detailgegevens zijn niet door belanghebbende bewaard. Anders dan de inspecteur, oordeelde Hof Arnhem-Leeuwarden 16 juli 2013, nrs. 12/00544 t/m 12/00548 (NTFR 2013/1754) dat dit geen schending van de administratieplicht oplevert en dus niet tot omkering en verzwaring van de bewijslast leidt. In cassatie houdt dit oordeel echter geen stand. Volgens de Hoge Raad dienen in een geautomatiseerd bestel- en kassasysteem ingevoerde detailgegevens namelijk ingevolge art. 52, lid 1, AWR te worden bewaard indien deze gegevens voor de heffing van belasting van belang zijn. De detailgegevens vallen in beginsel onder de wettelijke bewaarplicht, omdat zij voor de heffing van belang kunnen zijn. Een dergelijk belang ontbreekt indien de administratie voldoende andere gegevens bevat die een afdoende controle binnen een redelijke termijn van de verantwoorde omzet in geld mogelijk maakt. Verder bestaat geen grond voor omkering en verzwaring van de bewijslast indien de geconstateerde gebreken in de administratie van zo weinig gewicht zijn dat zij omkering en verzwaring van de bewijslast niet rechtvaardigen of indien sprake is van overmacht. Een te beperkte opslagcapaciteit van het systeem kan echter niet worden aangemerkt als overmacht.

NTFR 2015/2075 - Wanneer gebreken in administratie niet relevant zijn voor belastinggeschil van partijen bestaat geen grond voor omkering en verzwaring van bewijslast

ECLI:NL:HR:2015:1736, datum uitspraak 26-06-2015, publicatiedatum 26-06-2015
Aflevering 31, gepubliceerd op 30-07-2015 met annotatie van mr. R.W.J. Kerckhoffs
Belanghebbende exploiteerde een restaurant waarin gebruik werd gemaakt van een geautomatiseerd bestel- en kassasysteem. De ingevoerde detailgegevens zijn niet door belanghebbende bewaard. Bij controles door de Arbeidsinspectie is gebleken dat in de keuken personen werkzaam waren die niet in de loonadministratie waren opgenomen. Op grond van deze bevindingen van de Arbeidsinspectie heeft de inspecteur de onderhavige naheffingsaanslagen LB en boetebeschikkingen opgelegd. Hof Arnhem-Leeuwarden 16 juli 2013, nr. 12/00549, (NTFR 2013/1977) heeft met betrekking tot de boete over 2007 geen oordeel gegeven over ‘de opzet’ omdat dit niet in geschil zou zijn. Belanghebbende klaagt in cassatie met succes erover dat het hof dit verkeerd heeft gezien. De staatssecretaris keert zich in cassatie tegen het oordeel van het hof dat ondanks het niet bewaren van de detailgegevens geen sprake is van schending van de administratieplicht. De staatssecretaris heeft geen succes. Gelet op het processuele karakter van het aan schending van de wettelijke administratieverplichting verbonden gevolg van omkering en verzwaring van de bewijslast kan dit gevolg namelijk niet intreden indien de gestelde gebreken niet relevant zijn voor de heffing van de belasting waarover het geschil tussen de belastingplichtige en de inspecteur bestaat. Dat is hier het geval, aangezien de naheffingsaanslagen en boetebeschikkingen hun grond vinden in de bevindingen van de Arbeidsinspectie tijdens de arbeidscontroles.

NTFR 2015/2076 - Hoge Raad geeft bewijsspelregels inzake ontvangst afhaalbericht PostNL

ECLI:NL:HR:2015:1774, datum uitspraak 10-07-2015, publicatiedatum 10-07-2015
Aflevering 31, gepubliceerd op 30-07-2015 met annotatie van mr. M.H. Hogendoorn
Rechtbank Gelderland heeft het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard wegens niet-betaling van het griffierecht. De stelling van belanghebbende dat de aangetekend verzonden nota griffierecht niet is ontvangen, is verworpen door de rechtbank. In cassatie houdt deze beslissing geen stand. De rechtbank had volgens de Hoge Raad namelijk bij PostNL een onderzoek moeten instellen of de nota griffierecht op regelmatige wijze is aangeboden. De Hoge Raad verwijst de zaak en geeft het volgende kader mee. Indien een stuk aangetekend is verzonden en de belanghebbende de ontvangst ervan ontkent, dient te worden onderzocht of het stuk door PostNL op regelmatige wijze aan het adres van de belanghebbende is aangeboden. Wanneer PostNL bij aanbieding van het stuk niemand thuis treft en daarom een afhaalbericht achterlaat, komt het niet ophalen van dat stuk bij het kantoor van PostNL voor rekening en risico van de belanghebbende. Stelt de belanghebbende geen afhaalbericht te hebben ontvangen, dan ligt het op zijn weg feiten aannemelijk te maken op grond waarvan redelijkerwijs kan worden betwijfeld dat een afhaalbericht is achtergelaten.

NTFR 2015/2081 - Rechtbank vernietigt informatiebeschikking omdat onvoldoende rekening is gehouden met het belang van coffeeshophouder om vragen niet mondeling te beantwoorden.

ECLI:NL:RBNNE:2015:2046, datum uitspraak 23-04-2015, publicatiedatum 03-06-2015
Aflevering 31, gepubliceerd op 30-07-2015 met annotatie van mr. P.G.M. Jansen
Belanghebbende exploiteert een coffeeshop. Bij belanghebbende is een boekenonderzoek ingesteld. Ter inleiding van dit onderzoek is aan belanghebbende een bezoek gebracht. De inspecteur heeft vervolgens een informatiebeschikking gegeven omdat belanghebbende niet terstond en niet mondeling antwoord wilde geven op gestelde vragen. De rechtbank is van oordeel dat in zijn algemeenheid heeft te gelden dat inleidende vragen (bij een boekenonderzoek) mondeling gesteld kunnen worden en dat de inspecteur belanghebbende kan verplichten de antwoorden daarop zo veel als mogelijk mondeling te verstrekken. Om te beoordelen of de inspecteur in het onderhavige geval in strijd met het evenredigheids- en het proportionaliteitsbeginsel heeft gehandeld, dient de rechtbank te beoordelen of belanghebbende mocht worden gehouden aan de dwingend voorgeschreven wijze van informatieplicht en of de gestelde termijn redelijk was. Hierbij toetst de rechtbank of in redelijkheid rekening is gehouden met de belangen van belanghebbende om mondelinge vragen niet terstond en mondeling te beantwoorden. Belanghebbende heeft aangevoerd dat hij er, gelet op ervaringen bij controles uit het verleden die hebben geleid tot beroepsprocedures over aan deze zaak voorafgaande jaren, belang bij heeft om slechts schriftelijke vragen schriftelijk te beantwoorden. Hij heeft toegezegd dat hij deze antwoorden steeds dezelfde dag zal aanleveren. De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur dit belang had moeten meenemen in zijn belangenafweging. De rechtbank overweegt dat toetsing van de aard van het informatieverzoek in het onderhavige geval niet mogelijk is, omdat onbekend is om welke vragen het gaat. De in dit verband genomen informatiebeschikking beoogt nu juist rechtsbescherming te bieden aan de belastingplichtige die zich wenst te verzetten tegen een verzoek om informatie zonder zich bloot te stellen aan de bedreiging van omkering en verzwaring van de bewijslast. Gelet op het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat de inspecteur door, zonder het maken van een (voldoende) belangenafweging, belanghebbende te verplichten mondelinge vragen terstond mondeling te beantwoorden in strijd heeft gehandeld met het evenredigheids- en het proportionaliteitsbeginsel. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt de informatiebeschikking.

NTFR 2015/2083 - De Hoge Raad mag een verzoek om prejudiciële verwijzing niet ongemotiveerd met art. 81 Wet RO passeren

ECLI:NL:PHR:2015:996, datum uitspraak 18-06-2015, publicatiedatum 10-07-2015
Aflevering 31, gepubliceerd op 30-07-2015 met annotatie van mr. J.M. van der Vegt
Belanghebbenden hebben een woning gekocht die op 1 juni 2011 aan hen is geleverd. Zij hebben overdrachtsbelasting voldaan naar een tarief van 6%. Nadien is het tarief voor de verkrijging van een woning op of na 15 juni 2011 verlaagd naar 2%. De belanghebbenden hebben tevergeefs bezwaar gemaakt tegen hun voldoening op aangifte en vergeefs verzocht om toekenning van een dwangsom wegens niet tijdig beslissen op bezwaar.