Aflevering 27

Gepubliceerd op 5 juli 2018

NTFR 2018/1520 - De Deense zaak Fidelity Funds en de Nederlandse dividendbelasting

Aflevering 27, gepubliceerd op 05-07-2018 geschreven door drs. M.F.C. Cox en mr. W.F.E.M. Egelie
Op 21 juni 2018 verscheen het arrest van het HvJ in de Deense zaak Fidelity Funds (zaak C-480/16, NTFR 2018/1484). Het arrest is mede van belang voor een tweetal Nederlandse zaken die momenteel aanhangig zijn bij het HvJ. Het betreft de zaken Köln-Aktienfonds Deka (zaak C-156/17) en X (zaak C-157/17). Voor de prejudiciële vragen verwijzen wij naar HR 3 maart 2017, nr. 16/03954 (NTFR 2017/686) en nr. 16/03955 (NTFR 2017/687).

NTFR 2018/1521 - Fiscale vergroeningsbrief naar de Tweede Kamer

Aflevering 27, gepubliceerd op 05-07-2018
De staatssecretaris van Financiën heeft de zogeheten Fiscale vergroeningsbrief aan de Tweede Kamer gestuurd. Met de brief wil hij de Tweede Kamer informeren over de voortgang van de in het regeerakkoord opgenomen maatregelen op het terrein van vergroening. Ook zet hij zijn visie op fiscale vergroening uiteen. De staatssecretaris is voornemens om de volgende maatregelen op dit terrein op te nemen in het Belastingplan 2019: een schuif in de energiebelasting van elektriciteit naar gas, de verlaging van de belastingvermindering in de energiebelasting, het afschaffen van de BPM-teruggave voor taxi’s en de verhoging van de afvalstoffenbelasting en invoering van bijbehorende heffing van afvalstoffenbelasting bij verwijdering buiten Nederland. In het Belastingplan 2019 wil hij naast deze uit het regeerakkoord voortvloeiende maatregelen de implementatie van het protocol tot wijziging van het Eurovignetverdrag opnemen.

NTFR 2018/1522 - Moties aangenomen tijdens debat over problemen bij het innen van belastingen

Aflevering 27, gepubliceerd op 05-07-2018
De Tweede Kamer heeft tijdens het debat van 26 juni 2018 over problemen bij het innen van de belastingen twee moties aangenomen. De ene motie betreft het verzoek de Tweede Kamer driemaal jaarlijks te informeren over de voortgang van de hervormingen bij de Belastingdienst en de Auditdienst Rijk (ADR) te vragen een toetsende rol uit te voeren (Kamerstukken II, 2017 – 2018. 31 066, nr. 415). De andere motie betreft meer openheid over bepaalde (fiscale) begrippen of concepten in de APA/ATR-praktijk (Kamerstukken II, 2017 – 2018. 31 066, nr. 417).

NTFR 2018/1524 - Ingevolge relatiebeding betaald bedrag niet aftrekbaar als 'afschrijving goodwill'

ECLI:NL:PHR:2018:495, datum uitspraak 09-05-2018, publicatiedatum 25-05-2018
Aflevering 27, gepubliceerd op 05-07-2018 met annotatie van drs. N.M. Ligthart
Belanghebbende stelt de vraag aan de orde wat de gevolgen zijn voor de inkomstenbelasting van het door hem ingevolge een relatiebeding verschuldigd zijn van € 35.170 aan zijn ex-werkgever A. Aan het dienstverband tussen A en belanghebbende is reeds in 2003 een einde gekomen. Belanghebbende ontving in dat kader € 45.434 aan ontbindingsvergoeding van A. Op zijn beurt was belanghebbende ingevolge het relatiebeding € 35.170 aan A verschuldigd, omdat hij werkzaamheden voor cliënten van A had verricht. Een en ander heeft erin geresulteerd dat A per saldo € 10.264 aan belanghebbende heeft betaald. In zijn IB-aangifte 2008 heeft belanghebbende het door A betaalde bedrag van € 10.264 verantwoord als winst uit onderneming. De aanslag is conform de aangifte opgelegd. In zijn aangifte voor 2012 heeft belanghebbende € 35.170 als afschrijving goodwill in aftrek gebracht. De inspecteur heeft de afschrijving gecorrigeerd. In cassatie is in geschil of belanghebbende met toepassing van de foutenleer het bedrag van € 35.170 in het onderhavige jaar in aftrek mag brengen. Volgens de eerste klacht van belanghebbende is het hof er ten onrechte van uitgegaan dat het bedrag van € 35.170 niet kan worden aangemerkt als negatief loon. Naar het oordeel van het hof (Hof Arnhem-Leeuwarden 5 september 2017, nr. 16/01428 NTFR 2017/2608) was belanghebbende het bedrag van € 35.170 verschuldigd als tegenprestatie voor het recht om werkzaamheden te verrichten voor voormalige cliënten van A. Dat brengt volgens het hof mee dat de betaling niet is aan te merken als boete of schadevergoeding aan de werkgever, maar als tegenprestatie voor het verkrijgen van goodwill.

NTFR 2018/1528 - Kabinetsreactie op SEO-onderzoek naar platformwerk

Aflevering 27, gepubliceerd op 05-07-2018
Het kabinet reageert op de uitkomsten van het onderzoek ‘De opkomst en groei van de kluseconomie in Nederland’ van onderzoeksbureau SEO. Deze studie definieert en inventariseert de stand van zaken met betrekking tot de omvang en potentie van de kluseconomie in Nederland, de werkpraktijk en de gevolgen in arbeidsrechtelijke, sociaalzekerheidsrechtelijke en fiscaalrechtelijke zin.

NTFR 2018/1529 - Antwoord op Kamervragen over de inwerkingtreding van de handhaving op schijnzelfstandigheid per 1 juli 2018

Aflevering 27, gepubliceerd op 05-07-2018
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft, mede namens de staatssecretaris van Financiën, Kamervragen beantwoord over de inwerkingtreding van de handhaving op schijnzelfstandigheid per 1 juli 2018. In navolging op hetgeen is aangegeven in de Kamerbrief uitwerking maatregelen ‘werken als zelfstandige’ van 22 juni 2018 benadrukt de minister nogmaals dat de Belastingdienst op 1 juli 2018 een toezichtsplan publiceert dat invulling geeft aan het toezicht op arbeidsrelaties vanaf 1 juli 2018. Nieuwe informatie die de minister geeft in zijn antwoorden op de Kamervragen is dat de Belastingdienst sinds eind 2016 een aantal onderzoeken naar mogelijke evident kwaadwillenden is gestart (die naar voren zijn gekomen binnen het reguliere toezicht loonheffingen). Het aantal onderzoeken bij opdrachtgevers die mogelijk evident kwaadwillend zijn, is op dit moment 49. In 38 gevallen heeft de Belastingdienst niet kunnen vaststellen dat sprake is van evidente kwaadwillendheid. Zo hebben opdrachtgevers de arbeidsrelaties op een andere manier vormgegeven, bijvoorbeeld door payrollbedrijven of uitzendkrachten of door gebruik te maken van door de Belastingdienst goedgekeurde modelovereenkomsten. De 11 resterende gevallen worden verder onderzocht. Deze gevallen zijn nog in verschillende stadia van onderzoek en de aangetroffen problematiek is divers. Het handhaven op constructies van schijnzelfstandigheid is vanwege de zware bewijslast die op de Belastingdienst rust arbeidsintensief voor de Belastingdienst. Daarom verwacht de minister dat het enige tijd kost voordat hierover meer duidelijkheid is. Naast het onderzoek waarbij de Belastingdienst de bewijslast heeft voor hetgeen hij stelt, volgt in tijd nog een bezwaar- en beroepsmogelijkheid en eventueel een strafrechtelijk traject. In een dergelijk geval kan het dus enkele jaren duren voor een oordeel over de kwalificatie van een arbeidsrelatie en de bewezen opzet onherroepelijk komt vast te staan. Daarnaast ziet de Belastingdienst dat contact en overleg met een opdrachtgever vaak al leiden tot aanpassing van de werkwijze en dus tot verbetering. Van kwaadwillendheid is dan geen sprake.

NTFR 2018/1530 - Kamerbrief Uitwerking maatregelen 'werken als zelfstandige'

Aflevering 27, gepubliceerd op 05-07-2018
Met de brief van 9 februari 2018 heeft het kabinet de Tweede Kamer geïnformeerd over de route naar de inwerkingtreding van de wetgeving ter vervanging van de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (Wet DBA). Met de brief van 22 juni 2018 informeren de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de staatssecretaris van Financiën de Tweede Kamer over de stand van zaken en de vervolgstappen.

NTFR 2018/1531 - Door ingezetene ontvangen Australisch pensioen behoort tot premie-inkomen VV en bijdrage-inkomen Zvw (art. 81.1 Wet RO)

ECLI:NL:HR:2018:1037, datum uitspraak 29-06-2018, publicatiedatum 29-06-2018
Aflevering 27, gepubliceerd op 05-07-2018
Belanghebbende, inwoner van Nederland, heeft zowel de Australische als de Nederlandse nationaliteit. Hij ontvangt een pensioen uit Australië. In geschil is of dit Australische pensioen tot het premie-inkomen voor de VV en tot het bijdrage-inkomen voor Zvw behoort. Hof Arnhem-Leeuwarden (19 december 2017, nrs. 17/00407 t/m 17/00413, NTFR 2018/246) heeft die vraag bevestigend beantwoord.

NTFR 2018/1534 - Geen afwaarderingsverlies in kader van earn-outregeling: niet koopsom maar aflossing schuldigerkenning vormt ‘bij vervreemding bedongen prijs’

ECLI:NL:HR:2018:1019, datum uitspraak 29-06-2018, publicatiedatum 29-06-2018
Aflevering 27, gepubliceerd op 05-07-2018 met annotatie van mr. N.I. Groenland
Belanghebbende heeft in 2008 enkele certificaten van aandelen in een vennootschap verkocht aan derden. Daarbij is kort gezegd overeengekomen dat enerzijds de bedongen koopsom wordt kwijtgescholden en anderzijds een schuldigerkenning door de kopers wordt aanvaard. De door belanghebbende verkochte certificaten behoorden tot een deelneming. De vorderingen van belanghebbende op de kopers bedroegen per 1 januari 2012 elk € 81.250. Belanghebbende heeft deze vorderingen in 2012 ten laste van haar winst afgewaardeerd met € 45.800 per vordering. De inspecteur heeft het afwaarderingsverlies niet aanvaard. Hof Arnhem-Leeuwarden (7 juni 2017, nr. 16/01098, NTFR 2017/1946) achtte dit juist, omdat de geclaimde afwaardering wordt verhinderd door art. 13, lid 6, Wet VPB 1969. De Hoge Raad onderschrijft die beslissing. Uit de tekst en wetsgeschiedenis van genoemd art. 13, lid 6 volgt dat het daarin gehanteerde begrip ‘prijs’ moet worden opgevat als hetgeen de vervreemder bij de vervreemding van de deelneming als tegenprestatie verkrijgt. Hier geldt, naar het hof cassatieproof heeft geoordeeld, dat hetgeen belanghebbende bij de vervreemding van haar deelneming als tegenprestatie heeft verkregen, de vordering behelst. Daarvan uitgaande heeft het hof terecht, met een beroep op de strekking van art. 13, lid 6, Wet VPB 1969, geoordeeld dat de vorderingen die uit de schuldigerkenningen voortvloeien, moeten worden aangemerkt als de prijs waarvoor de certificaten zijn vervreemd als bedoeld in de eerste volzin van art. 13, lid 6, Wet VPB 1969 en niet de in de overeenkomst vermelde koopsommen van € 122.551,16.

NTFR 2018/1535 - Antwoord Kamervragen rulingbeleid dividendbelasting

Aflevering 27, gepubliceerd op 05-07-2018 geschreven door drs. F.W.G. Kam
Diverse Kamerleden hebben op 18 juni vragen gesteld over rulings over de dividendbelasting. De vragen betreffen onder meer het aantal rulings, de aard en inhoud en de maximale geldigheidsduur. De staatssecretaris van Financiën beantwoordt de vragen grotendeels in lijn met eerdere antwoorden op vergelijkbare vragen (zie onder meer de Antwoorden op Kamervragen d.d. 22 juni 2018). De staatssecretaris merkt op dat pas sinds 2017 specifiek wordt bijgehouden wat voor rulings worden afgegeven en slechts voor zover deze door het APA/ATR-team worden afgegeven. De vraag of in het verleden dividendbelasting rulings zijn ontdekt die niet voldoen aan geldende wet- en regelgeving beantwoordt de staatssecretaris met een verwijzing naar rulings die hun geldigheid verliezen bij wetswijziging.

NTFR 2018/1540 - Hofoordeel over aftrek omzetbelasting inzake collectieve juridische acties is niet inzichtelijk: verwijzing voor nieuwe behandeling

ECLI:NL:HR:2018:864, datum uitspraak 08-06-2018, publicatiedatum 08-06-2018
Aflevering 27, gepubliceerd op 05-07-2018 met annotatie van mr. E.H.A.M. Thijssen
Als collectieve belangenbehartiger voor beleggers houdt belanghebbende zich onder meer bezig met het voeren van collectieve juridische acties tegen bedrijven die beleggers, leden en niet-leden (beweerdelijk) benadelen door misleiding, fraude en mismanagement. Deze zaak betreft de aftrek van omzetbelasting op de kosten van de collectieve juridische acties die belanghebbende voert tegen schadeveroorzakende bedrijven. Hof Den Haag (4 maart 2016, nrs. 15/00211 en 15/00212, NTFR 2016/1923) heeft die aftrek toegestaan, aangezien die collectieve juridische acties en daarmee ook de desbetreffende kosten volgens het hof rechtstreeks verband houden met de door belanghebbende uitgevoerde aan omzetbelasting onderworpen ‘afwikkelingsactiviteiten’. Het daartegen gerichte cassatieberoep van de staatssecretaris slaagt. Volgens de Hoge Raad is namelijk niet inzichtelijk hoe het hof tot dit oordeel is gekomen. Het hof heeft kennelijk tot uitdrukking willen brengen dat de omzetbelasting aftrekbaar is omdat de kosten van de collectieve acties rechtstreeks en onmiddellijk samenhangen met de afwikkelingsactiviteiten. Dit oordeel verdraagt zich echter niet met de feitenvaststelling door het hof dat de afwikkelingsactiviteiten van belanghebbende plaatsvinden op verzoek van de aangesproken bedrijven en tegen een afzonderlijke vergoeding, hetgeen niet duidt op een rechtstreeks en onmiddellijk verband tussen de kosten van de – op eigen initiatief van belanghebbende gevoerde – collectieve juridische acties en de afwikkelingsactiviteiten.

NTFR 2018/1542 - Gmina Wroclaw: onteigening zonder feitelijke overgang beschikkingsmacht is btw-levering

Aflevering 27, gepubliceerd op 05-07-2018 met annotatie van mr. C.C. van den Berg
Gmina Wroclaw is een Pools publiekrechtelijk lichaam, een districtsstad/gemeente. De burgemeester van Gmina Wroclaw is zowel uitvoerend orgaan van de districtsstad als vertegenwoordiger van de fiscus. In het kader van een onteigeningsprocedure heeft Gmina Wroclaw onroerend goed overgedragen aan de fiscus, met het oog op de aanleg van een nationale weg. De fiscus is hiervoor een vergoeding verschuldigd aan de districtsstad/gemeente. De verwijzende rechter vraagt zich af of de districtsstad/gemeente Wroclaw een btw-levering verricht, aangezien de feitelijke beschikkingsmacht over het vastgoed in handen blijft van de burgemeester. Ook vraagt de verwijzende rechter het HvJ over de vraag te oordelen of hierbij nog van invloed is of de onteigeningsvergoeding enkel is betaald door een interne omboeking in de begroting van de districtsstad/gemeente.

NTFR 2018/1543 - Kollroß & Wirtl: btw-aftrek over vooruitbetaling voor uitgebleven levering blijft in stand

Aflevering 27, gepubliceerd op 05-07-2018 met annotatie van mr. A. Vroon
Kollroß en Wirtl hebben ieder voor zich een warmtekrachtcentrale besteld bij een onderdeel van de G-groep. Naar aanleiding van deze bestelling hebben Kollroß en Wirtl een vooruitbetalingsfactuur ontvangen met daarop tevens een btw-bedrag vermeld. Zij hebben de factuur betaald en de btw in aftrek gebracht in verband met de toekomstige beoogde levering van door hen geproduceerde hernieuwbare energie. De leveringsdatum van de warmtekrachtcentrales stond niet vast. De warmtekrachtcentrales zijn uiteindelijk nooit geleverd. De G-groep is failliet gegaan en de voor de G-groep handelende personen zijn in 88 gevallen strafrechtelijk veroordeeld voor oplichting in georganiseerd verband. De Duitse belastingdienst stelt de btw-aftrek die Kollroß en Wirtl hebben gepleegd ter discussie. De verwijzende rechter vraagt zich af of recht bestaat op aftrek van de btw op de vooruitbetalingsfacturen. De verwijzende rechter vraagt zich daarnaast af of er voor Kollroß en Wirtl een plicht bestaat om de gepleegde btw-aftrek te herzien, ondanks het feit dat de vooruitbetaling niet is terugbetaald.

NTFR 2018/1545 - Pleitbaar standpunt staat (ook) in fiscaal strafrecht los van subjectieve bedoeling

ECLI:NL:HR:2017:3056, datum uitspraak 01-12-2017, publicatiedatum 01-12-2017
Aflevering 27, gepubliceerd op 05-07-2018 met annotatie van mr. V.S. Huygen van Dyck-Jagersma
De strafkamer van de Hoge Raad heeft zich in dit arrest expliciet aangesloten bij de objectieve leer van het pleitbare standpunt. De belastingkamer had dit – vermoedelijk na overleg met de strafkamer – reeds op 21 april 2017 (NTFR 2017/1240) geoordeeld. In deze procedure staat in materieel opzicht de vraag centraal of er nog sprake is van verrekenbare verliezen. Verliezen zijn op grond van art. 20a Wet VPB 1969 niet langer voorwaarts verrekenbaar nadat ‘in belangrijke mate’ (meer dan 30%) het aandeelhouderschap is gewijzigd. Juridisch had verkoop plaatsgevonden van 25% van de aandelen, dus onvoldoende om de verliezen te doen verdwijnen. Daarnaast was echter, mede op grond van een verborgen ‘sideletter’, de economische eigendom van de resterende 75% verkocht inclusief het stemrecht. Als reden voor het uitstel van de juridische overdracht van die 75% heeft de verkoper van de aandelen als getuige verklaard dat dit diende om gebruik te kunnen maken van de in de bv aanwezige verliezen.

NTFR 2018/1552 - Kamervragen over bericht dat (bepaalde) VS-onderdanen jaar uitstel krijgen voor 'toll tax'

Aflevering 27, gepubliceerd op 05-07-2018
De staatssecretaris van Financiën beantwoordt Kamervragen van het lid Lodders over het bericht dat Amerikaanse expats een jaar uitstel krijgen van de heffing van de ‘toll tax’ (zie NTFR 2018/814 voor deze ‘toll tax’). Hij geeft aan dat op basis van tegemoetkomend beleid dat op 4 juni is gepubliceerd op de website van de IRS, onder voorwaarden, uitstel van betaling wordt gegeven aan natuurlijke personen die maximaal $ 1 miljoen aan ‘toll tax’ verschuldigd zijn over het jaar 2017. De duur van het uitstel is een jaar en geldt alleen indien de belastingplichtige kiest voor een gespreide betaling van de (eenmalige) ‘toll tax’. Het uitstel is ook van toepassing op in Nederland wonende Amerikaanse onderdanen. De staatssecretaris hoopt dat van uitstel ook afstel kan komen van de ‘toll tax’ voor een afgebakende groep buiten de VS wonende Amerikaanse onderdanen. Daarvoor is wel wetgeving in de VS nodig. Vervolgens gaat hij kort in op zijn bredere agenda om in de VS aandacht te vragen voor de positie van in Nederland wonende Amerikaanse onderdanen, en op een initiatief vanuit het Franse parlement over ‘accidental Americans’ richting het Amerikaanse Congres. Omdat het de uitvoering van Amerikaanse wetgeving betreft, ziet de staatssecretaris geen rol voor de Belastingdienst bij het bekendmaken van de uitstelmogelijkheid aan belanghebbenden. Hij belooft de Tweede Kamer periodiek op de hoogte te houden van de ontwikkelingen op dit dossier.