NTFR 2018/1602 - Geen cassatieberoep tegen voorhanden hebben van Makla Ifrikia (pruimtabak)
Aflevering 28, gepubliceerd op 12-07-2018 met annotatie van mr. P.F. ZijlstraBelanghebbende heeft regelmatig Makla Ifrikia (pruimtabak) besteld bij E te België. De goederen werden door TNT vervoerd van België naar zijn woonadres. Belanghebbende heeft de goederen vervolgens doorverkocht, naar eigen zeggen aan klanten in België. De inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat belanghebbende ten onrechte geen verbruiksbelasting heeft betaald en geen omzetbelasting heeft voldaan voor de zendingen pruimtabak. Hof Arnhem-Leeuwarden (6 februari 2018, nr. 15/01570, NTFR 2018/724) acht aannemelijk dat belanghebbende in pruimtabak heeft gehandeld. Nu belanghebbende de feitelijke beschikkingsmacht over de pruimtabak heeft gehad, is sprake van het belastbare feit voorhanden hebben. In aanmerking genomen dat belanghebbende niet beschikte over een inrichting waar de pruimtabak onder schorsing van belasting voorhanden mocht zijn en er, naar belanghebbende moet hebben geweten, geen verbruiksbelasting is voldaan voor de pruimtabak, is de naheffingsaanslag verbruiksbelasting in zoverre terecht aan belanghebbende opgelegd. Met betrekking tot de omzetbelasting acht het hof het echter aannemelijk dat hier aan de materiële voorwaarden voor intracommunautaire levering van de Makla is voldaan. Ook het vervoer van de goederen naar België acht het hof aannemelijk. Verder is volgens het hof aannemelijk dat de goederen zijn ontvangen door Belgische (rechts)personen die in dat kader belasting ter zake van een intracommunautaire verwerving verschuldigd zijn. Een en ander betekent dat de naheffingsaanslag omzetbelasting dient te worden vernietigd. Dit geldt, gelet op de toezegging van de inspecteur, dan ook voor de naheffingsaanslag verbruiksbelasting. De staatssecretaris is van oordeel dat het hof geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting inzake het in acht te nemen rechtskader bij de beoordeling of in casu intracommunautaire leveringen hebben plaatsgevonden. De feitelijke beoordeling is voorbehouden aan het hof. Omdat in de procedure niet is gesteld dat er eventueel sprake kon zijn van een carrouselfraude met de pruimtabak, kan deze stelling niet eerst in cassatie worden ingebracht. In hoger beroep heeft de inspecteur toegezegd dat indien belanghebbende zou kunnen bewijzen dat de goederen terug naar België zijn overgebracht, niet alleen de naheffingsaanslag omzetbelasting dient te worden vernietigd, maar ook dat de verbruiksbelasting kan worden teruggevraagd. Daar de kenbronnen voor de Hoge Raad de processen-verbaal van de zittingen van het hof zijn en de pleitnota van de inspecteur, is de door het hof als toezegging van de inspecteur opgevatte mededeling met de daaraan gegeven inhoud niet onbegrijpelijk.