NTFR 2025/170 - Importeur van schoeisel heeft geen recht op terugbetaling antidumpingrechten na ‘reparatie’ ongeldig verklaarde verordeningen
ECLI:NL:HR:2024:1884, datum uitspraak 20-12-2024, publicatiedatum 20-12-2024
Aflevering 4, gepubliceerd op 21-01-2025 In deze zaak is aan de orde de vraag of belanghebbende, een importeur, recht heeft op terugbetaling van antidumpingrechten die van haar zijn geheven ter zake van de invoer van schoeisel uit China en Vietnam. Belanghebbende betoogt dat zij in 2011 de antidumpingrechten niet wettelijk verschuldigd was, omdat de in dat jaar toepasselijke verordeningen nadien ongeldig zijn verklaard. Die rechten hadden daarom volgens belanghebbende niet van haar mogen worden geheven. De antidumpingrechten zijn volgens belanghebbende evenmin wettelijk verschuldigd op basis van de in 2016 in werking getreden nieuwe verordeningen. De Hoge Raad onderschrijft de visie van belanghebbende niet. Na een uiteenzetting van het juridische kader, concludeert de Hoge Raad als volgt. Omdat met de vaststelling van Verordening 2016/1647 en Verordening 2016/1731 opnieuw antidumpingrechten werden ingesteld op de invoer van schoeisel die heeft plaatsgevonden tijdens de toepassingsperioden van de bij het arrest Clark I ongeldig verklaarde Verordening 1472/2006 en Verordening 1294/2009, en aldus de verschuldigdheid van de van belanghebbende geheven antidumpingrechten – met terugwerkende kracht – op een deugdelijke rechtsgrondslag is gebaseerd, zijn die rechten wettelijk verschuldigd in de zin van art. 236 lid 1 CDW. Anders dan belanghebbende betoogt, is het in een geval als het onderhavige buiten redelijke twijfel dat de inspecteur niet is gehouden om de op grond van Verordening 2016/1731 verschuldigde antidumpingrechten te heffen door het opnieuw boeken van de douaneschuld en aan belanghebbende doen uitreiken van een mededeling van verschuldigde antidumpingrechten. Het verstrijken van een verjaringstermijn voor het doen van een dergelijke mededeling kan dus niet aan de orde zijn.