Aflevering 40

Gepubliceerd op 6 oktober 2011

NTFR 2011/2159 - Een toekomst zonder nieuwe schenk- en erfbelastingverdragen?

Aflevering 40, gepubliceerd op 06-10-2011 geschreven door prof. dr. F. Sonneveldt
Zoals bekend heeft minder dan twee jaar geleden een ingrijpende herziening van de Successiewet 1956 (hierna: SW 1956) plaatsgevonden die onder meer tot gevolg had dat de tarieven werden verlaagd, de grondslag werd verbreed en het recht van overgang werd afgeschaft. Met name het laatste aspect heeft ertoe geleid dat in de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011 wordt aangegeven dat Nederland niet naar het sluiten van nieuwe verdragen ter voorkoming van dubbele schenk- en erfbelasting meer streeft.

NTFR 2011/2160 - De APV-inkeergoedkeuring: valstrik voor de belastingadviseur?

Aflevering 40, gepubliceerd op 06-10-2011 geschreven door prof. mr. G.J.M.E. de Bont
Op 10 augustus 2011 heeft de staatssecretaris een besluit genomen over de invulling van de inkeerregeling in relatie tot structuren met afgezonderd particulier vermogen (hierna: APV).Besluit van 10 augustus 2011, nr. BLKB/1291M, Stcrt 18 augustus 2011, nr. 15048; NTFR 2011/1914, V-N 2011/42.6 Het is niet geheel duidelijk wat hij daarmee heeft beoogd en – nog belangrijker – of daarmee geen valse verwachtingen worden gewekt.

NTFR 2011/2161 - Vervolg parlementaire behandeling Invoeringswet 'Flex bv'

Aflevering 40, gepubliceerd op 06-10-2011
Eind september heeft een wetgevingsoverleg plaatsgevonden in de Tweede Kamer over de Invoeringswet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht. Kort daarna is een Tweede nota van wijziging aan de Tweede Kamer gezonden. Daarin worden enkele technische kwesties geregeld en twee aanpassingen die aanvankelijk in het in te trekken wetsvoorstel personenvennootschappen zaten. Tot slot heeft de minister van Veiligheid en Justitie naar aanleiding van het wetgevingsoverleg een brief aan de Tweede Kamer gezonden.

NTFR 2011/2162 - Brief over vitaliteitspakket

Aflevering 40, gepubliceerd op 06-10-2011
In een brief aan de Tweede Kamer kondigt de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan dat hij via een nota van wijziging op het wetsvoorstel Belastingplan 2012 het overgangsrecht voor de levensloopregeling zal verruimen. De wijziging houdt verband met de uitwerking van het pensioenakkoord.

NTFR 2011/2163 - De verkoop van Herbalife-producten vormt een bron van inkomen

ECLI:NL:GHAMS:2011:BR4674, datum uitspraak 19-05-2011, publicatiedatum 10-08-2011
Aflevering 40, gepubliceerd op 06-10-2011 met annotatie van drs. N.M. Ligthart
Belanghebbende houdt zich bezig met de verkoop van Herbalife-producten, soms via door hem geworven subdistributeurs. De inspecteur heeft de opgegeven verliezen uit onderneming niet geaccepteerd en heeft eveneens de geclaimde zelfstandigenaftrek geweigerd. Het hof is van oordeel dat het behalen van negatief resultaat in de jaren 2003 en 2004 op zichzelf niet betekent dat ten aanzien van die activiteiten op langere termijn per saldo geen positief resultaat viel te verwachten. De ontwikkelingen van de activiteiten van belanghebbende laten juist een positief beeld zien. Met de Herbalife-activiteiten was een voordeel dan ook redelijkerwijs (objectief) te verwachten, zodat sprake is van een bron van inkomen.

NTFR 2011/2164 - Subsidie MKZ-uitbraak terecht nagevorderd als winst uit onderneming

Aflevering 40, gepubliceerd op 06-10-2011 met annotatie van mr. M. de Jonge
Belanghebbende exploiteert een melkveehouderij. Het gebied waar belanghebbende woont wordt getroffen door een MKZ-uitbraak. Het bedrijf van belanghebbende wordt niet geruimd, maar is wel gedupeerd. Belanghebbende krijgt een subsidie van € 65.000 (exclusief btw), waarvoor hij een recreatiewoning koopt. De inspecteur vordert de subsidie na. Belanghebbende vindt dat de inspecteur heeft verzuimd een nader onderzoek in te stellen naar de juistheid van de aangifte, terwijl hij op de hoogte was van het bestaan van de subsidieregeling.

NTFR 2011/2165 - Kunstenares geniet winst uit onderneming

ECLI:NL:RBLEE:2011:BS8689, datum uitspraak 17-02-2011, publicatiedatum 14-09-2011
Aflevering 40, gepubliceerd op 06-10-2011 met annotatie van dr. D. Molenaar
Belanghebbende is sinds 2000 werkzaam als beeldend kunstenares. Zij neemt deel aan solo- en groepsexposities bij diverse galeries en beurzen. Haar activiteiten bestaan onder andere uit kunstschilderen, styling en het ontwerpen van kleding en meubels. Belanghebbende heeft geïnvesteerd in tweedehands computers, machines, een camera en een bestelauto. In geschil is of haar activiteiten kunnen worden aangemerkt als een bron van inkomen en, zo ja, of deze bron kan worden aangemerkt als winst uit onderneming. De rechtbank acht aannemelijk dat het behaalde voordeel redelijkerwijs te verwachten viel en dat ter zake van de activiteiten sprake is van een bron van inkomen. De rechtbank kijkt vervolgens naar de duurzaamheid en de omvang van de werkzaamheden van belanghebbende in samenhang met de omstandigheid dat de omzet een stijgende lijn vertoont. Volgens de rechtbank kan deze stijgende lijn niet los worden gezien van de inspanningen van belanghebbende om haar naamsbekendheid, en daarmee de afzetmogelijkheden van haar kunstwerken te vergroten. Ook acht de rechtbank van belang de door belanghebbende gepleegde investeringen en gelopen risico's met betrekking tot de verkoop van de gemaakte kunstwerken. De rechtbank is van oordeel dat de inkomsten uit de activiteiten van belanghebbende als kunstenares als winst uit onderneming kunnen worden aangemerkt.

NTFR 2011/2167 - Door NMa opgelegde mededingingsboete is niet aftrekbaar

ECLI:NL:HR:2011:BT5879, datum uitspraak 30-09-2011, publicatiedatum 30-09-2011
Aflevering 40, gepubliceerd op 06-10-2011
Belanghebbende, B bv en C bv maken in 2005 deel uit van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. De Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) heeft aan belanghebbende en de met haar fiscaal gevoegde dochtermaatschappijen een boete van in totaal € 133.818 opgelegd wegens overtreding van het kartelverbod. In geschil is of de NMa-mededingingsboete geheel, dan wel gedeeltelijk, aftrekbaar is van het fiscale resultaat.

NTFR 2011/2168 - Door NMa opgelegde mededingingsboete is niet aftrekbaar van fiscale winst

ECLI:NL:HR:2011:BT5878, datum uitspraak 30-09-2011, publicatiedatum 30-09-2011
Aflevering 40, gepubliceerd op 06-10-2011
Belanghebbende (X bv) en A bv maken in 2004 deel uit van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. De Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) heeft A bv een boete van € 80.416 opgelegd wegens overtreding van het kartelverbod. In geschil is of de NMa-mededingingsboete geheel, dan wel gedeeltelijk, aftrekbaar is van het fiscale resultaat.

NTFR 2011/2169 - 30%-regeling niet van toepassing op ontslagvergoeding

ECLI:NL:GHSGR:2011:BR5462, datum uitspraak 26-07-2011, publicatiedatum 22-08-2011
Aflevering 40, gepubliceerd op 06-10-2011 met annotatie van mr. drs. G. Benning
Belanghebbende is in 2005 in dienst getreden bij een vennootschap. Aan belanghebbende is de 30%-regeling toegekend. In 2008 is het dienstverband van belanghebbende beëindigd en is aan belanghebbende een vergoeding van € 325.000 toegekend. In geschil is of belanghebbende recht heeft op toepassing van de 30%-regeling over die vergoeding. Volgens het hof houdt de vergoeding niet ten nauwste verband met bepaalde door belanghebbende verrichte arbeid of met in een bepaald tijdvak door hem verrichte arbeid ten behoeve van deze werkgever, waarvoor het de rechtstreekse beloning vormt. De vergoeding vindt meer algemeen haar oorzaak in het voorheen door belanghebbende verricht hebben van arbeid. De hoogte van de vergoeding is volgens de arbeidsovereenkomst gefixeerd op één bruto jaarsalaris en is derhalve niet afhankelijk van de duur en omvang van door belanghebbende ten behoeve van deze werkgever verrichte arbeid. Belanghebbende zou de vergoeding ook in volle omvang hebben ontvangen ingeval de arbeidsovereenkomst al na een maand door de werkgever zou zijn beëindigd. Voorts zou hij de vergoeding in het geheel niet hebben ontvangen als de arbeidsovereenkomst niet door de werkgever zou zijn beëindigd, dan wel zou zijn beëindigd door middel van ontslag op staande voet wegens een dringende reden of na twee jaar ziekte. Het hof merkt de vergoeding, net als de rechtbank, aan als loon uit vroegere arbeid, zodat belanghebbende geen recht heeft op toepassing van de 30%-regeling over de vergoeding.

NTFR 2011/2174 - Thincapregeling is niet strijdig met EU-interest- en royaltyrichtlijn

Aflevering 40, gepubliceerd op 06-10-2011 met annotatie van mr. J.A.G. van Es
J houdt alle aandelen in J Beheer bv. A houdt met zijn echtgenote alle aandelen in A Beheer bv. A Beheer en de 100% dochter van J Beheer oefenden tot 2002 elk een horecabedrijf uit. Belanghebbende, X bv, is in 2002 door J Beheer en A Beheer opgericht tot samenwerking tussen J en A bij de voortzetting van de twee horecabedrijven en de gezamenlijke overname van een derde horecabedrijf. Belanghebbende heeft de aandelen in de horecadochter van J Beheer overgenomen en heeft twee bv’s opgericht die het horecabedrijf van A Beheer respectievelijk het derde horecabedrijf hebben overgenomen. Sindsdien houden J Beheer en A Beheer respectievelijk 60% en 40% in belanghebbende. In 2004 en 2005 vormden belanghebbende en haar dochters een fiscale eenheid. Belanghebbende gaf leiding aan haar dochters. Zij had in 2004 en 2005 een rentedragende schuld aan J Beheer.

NTFR 2011/2175 - Vaststelling van aan ontvoegde dochter mee te geven verliezen

ECLI:NL:GHAMS:2011:BR4716, datum uitspraak 21-04-2011, publicatiedatum 10-08-2011
Aflevering 40, gepubliceerd op 06-10-2011 met annotatie van dr. C.L. van Lindonk
In 2003 heeft belanghebbende de aandelen in haar dochtermaatschappij A bv verkocht. Tegelijkertijd zijn de compensabele verliezen van belanghebbende overgedragen aan A bv. Tevens is een schuld van A bv aan belanghebbende kwijtgescholden en werd een langlopende achtergestelde lening verstrekt.

NTFR 2011/2178 - Inspecteur is bevoegd uitspraak op bezwaar in te trekken en te vervangen

ECLI:NL:HR:2012:BT1516, datum uitspraak 20-01-2012, publicatiedatum 20-01-2012
Aflevering 40, gepubliceerd op 06-10-2011 met annotatie van mr. R. den Ouden
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd. De inspecteur heeft, naar aanleiding van het bezwaar tegen de naheffingsaanslag van belanghebbende, twee besluiten bekendgemaakt, het eerste van 1 maart 2007 en het tweede van 8 mei 2007. In beide is sprake van ‘uitspraak op bezwaar’. Het eerste besluit houdt in niet-ontvankelijk verklaring wegens het ontbreken van de bezwaargronden. Nadat gebleken was dat wel was gemotiveerd, houdt het tweede besluit, na een alsnog op 28 maart 2007 gehouden hoorgesprek, in dat terecht omzetbelasting is nageheven en de naheffingsaanslag wordt gehandhaafd.

NTFR 2011/2179 - Wordt betwist dat beroep ter zitting is ingetrokken, dan moet rechter zijn oordeel dat wel is ingetrokken neerleggen in uitspraak

ECLI:NL:HR:2011:BT2297, datum uitspraak 23-09-2011, publicatiedatum 23-09-2011
Aflevering 40, gepubliceerd op 06-10-2011 met annotatie van mr. E.C.G. Okhuizen
In het proces-verbaal van de zitting bij de rechtbank is vermeld dat belanghebbende zijn beroep heeft ingetrokken. Belanghebbende heeft tegen dit proces-verbaal hoger beroep ingesteld. Hof Amsterdam heeft het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard bij gebreke van een voor hoger beroep vatbare uitspraak. Volgens de Hoge Raad is dit op zichzelf juist. Onder verwijzing naar de jurisprudentie van de andere hoogste bestuursrechter formuleert de Hoge Raad echter wel een nieuwe rechtsregel. In een geval waarin aan de rechtbank is meegedeeld dat de intrekking van het beroep wordt betwist, moet de rechtbank, indien zij van oordeel blijft dat het beroep rechtsgeldig is ingetrokken, haar constatering van die intrekking neerleggen in een uitspraak, zodat daartegen een rechtsmiddel kan worden aangewend.

NTFR 2011/2180 - Niet langer hoeft in alle boetezaken gelegenheid te zijn om te worden gehoord vóór ongegrondverklaring verzet

ECLI:NL:HR:2011:BT2295, datum uitspraak 23-09-2011, publicatiedatum 23-09-2011
Aflevering 40, gepubliceerd op 06-10-2011 met annotatie van mr. I.R.J. Thijssen
Aan belanghebbende zijn een aanslag en een boete opgelegd. De rechtbank heeft het beroep wegens overschrijding van de beroepstermijn niet-ontvankelijk verklaard. Het daartegen gedane verzet is door de rechtbank ongegrond verklaard. In cassatie klaagt belanghebbende erover dat het verzet ongegrond is verklaard, zonder dat zij is gehoord. De Hoge Raad wijst op eerdere jurisprudentie (HR 2 december 1992, BNB 1993/64 en HR 24 juni 2005, nr. 40.782, NTFR 2005/886) waaruit volgt dat in boetezaken een verzet niet ongegrond wordt verklaard dan nadat de belanghebbende in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord. Gelet op rechtspraak van het EHRM (onder andere 23 november 2006, NTFR 2007/857) komt de Hoge Raad terug op deze jurisprudentie. De rechter is niet in alle boetezaken gehouden de belanghebbende ambtshalve in de gelegenheid te stellen te worden gehoord, maar slechts in die gevallen waarin het vereiste van een behoorlijk proces als bedoeld in art. 6 EVRM daartoe aanleiding geeft. In het onderhavige geval heeft de rechtbank deze beoordeling niet gemaakt, zodat de uitspraak niet in stand kan blijven.

NTFR 2011/2181 - Voorlopige voorziening ex art. 8:72, lid 5, AWB heeft uitgestelde werking

ECLI:NL:HR:2012:BT2202, datum uitspraak 09-03-2012, publicatiedatum 09-03-2012
Aflevering 40, gepubliceerd op 06-10-2011 met annotatie van prof. dr. A.O. Lubbers
Belanghebbende is voor 50% middellijk aandeelhouder in een bv. Vanaf 2004 heeft belanghebbende zich jegens de bank tot een bedrag van € 500.000 borg gesteld voor de schulden van de bv. De bv heeft haar activiteiten eind 2005 gestaakt. In 2006 is belanghebbende door de bank op grond van de borgtocht aangesproken voor een bedrag van € 500.000. Wegens de afwaardering van de voorwaardelijke regresvordering geeft hij in 2005 een resultaat uit overige werkzaamheden van € 500.000 negatief aan.

NTFR 2011/2185 - Navordering en vergrijpboete voor ten onrechte genoten zelfstandigenaftrek zijn terecht

ECLI:NL:HR:2011:BT5896, datum uitspraak 30-09-2011, publicatiedatum 30-09-2011
Aflevering 40, gepubliceerd op 06-10-2011
Belanghebbende genoot in de onderhavige jaren een werkloosheidsuitkering. Hij dreef voorts een onderneming. In zijn door een accountant opgestelde IB-aangiften is zelfstandigenaftrek geclaimd. Bij de vaststelling van de primitieve aanslagen is die aftrek telkens verleend. Na een door het UWV ingesteld onderzoek bleek dat belanghebbende niet had voldaan aan het urencriterium. Deze informatie is doorgespeeld naar de inspecteur, die vervolgens navorderingsaanslagen met vergrijpboetes aan belanghebbende heeft opgelegd. Hof Arnhem (NTFR 2011/67) was met de inspecteur van oordeel dat navordering is toegestaan. De ontvangst van het UWV-rapport leverde namelijk een zogenoemd nieuw feit op voor de inspecteur. Voorts was het hof van oordeel dat hier sprake is van grove schuld bij belanghebbende zelf. Hij kan zich niet verstoppen achter zijn adviseur. Belanghebbende wist namelijk dat hij geen recht had op de zelfstandigenaftrek. Niettemin heeft hij ermee ingestemd dat de aangiften – het hof acht aannemelijk dat belanghebbende de aangiften voor indiening ervan onder ogen heeft gehad – werden ingediend.

NTFR 2011/2186 - Geen interne compensatie binnen opgelegde boete

ECLI:NL:HR:2011:BT5870, datum uitspraak 30-09-2011, publicatiedatum 30-09-2011
Aflevering 40, gepubliceerd op 06-10-2011
Belanghebbende (een bv) verzorgt presentaties van radio- en televisie-uitzendingen en van andere evenementen. Enig aandeelhoudster Y is tevens de enige werkneemster. In geschil is of de door belanghebbende gedane uitgaven of toegekende vergoedingen voor kleding, wassen/stomen/onderhoud van kleding en cosmetica/kapper behoren tot het loon en of interne compensatie mogelijk is voor de (enkelvoudige) belasting en voor de vergrijpboete. Volgens Hof Amsterdam (NTFR 2010/897) staat de kleding de werkneemster in privé tot haar beschikking zodat er sprake is van een als belaste vergoeding dan wel van als loon in natura aan te merken verstrekking. De door belanghebbende gedane uitgaven voor kleding zijn terecht en voor het juiste bedrag tot het loon gerekend. Interne compensatie binnen de belastingaanslag is mogelijk omdat de positie van belanghebbende niet verslechtert. De opgelegde vergrijpboete acht het hof passend en geboden. Het hof acht interne compensatie binnen de opgelegde boete ter zake van de uitgaven voor wassen/stomen/onderhoud in dit geval wel in strijd met art. 6 EVRM, omdat aanvankelijk niet-bestrafte gedragingen alsnog bestraft zouden worden. Belanghebbende was immers niet op de hoogte gesteld over een eventuele naheffing inzake deze uitgaven.

NTFR 2011/2191 - Ook volgens hof is rijnvaartschipper belasting- en premieplichtig in Nederland

ECLI:NL:HR:2011:BT5876, datum uitspraak 30-09-2011, publicatiedatum 30-09-2011
Aflevering 40, gepubliceerd op 06-10-2011
Belanghebbende exploiteert een binnenscheepvaartonderneming; hij vaart als kapitein op een motortankschip in het gebied Amsterdam-Rotterdam-Antwerpen en in Duitsland. Het schip wordt bevracht in Duitsland. Belanghebbende stond in het onderhavige jaar in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven in Nederland. Tevens staat hij sinds 1 februari 2002 in Duitsland in het bevolkingsregister ingeschreven met als woonadres het schip. Belanghebbende verblijft hoofdzakelijk aan boord van het schip. In geschil is of Nederland gerechtigd is inkomstenbelasting te heffen over de winst uit onderneming en of belanghebbende in Nederland premies is verschuldigd.

NTFR 2011/2192 - EC verzoekt Duitsland wetgeving met betrekking tot fiscale behandeling van stille reserves aan te passen

Aflevering 40, gepubliceerd op 06-10-2011
De Europese Commissie heeft Duitsland formeel verzocht om de fiscale wetgeving zodanig aan te passen dat wordt voorkomen dat stille reserves verschillend worden behandeld bij grensoverschrijdende activiteiten. Onder de huidige Duitse wetgeving kunnen stille reserves worden doorgeschoven als sprake is van herinvestering in nieuwe bedrijfsmiddelen die tot een vaste inrichting in Duitsland behoren. Hierdoor kunnen ondernemingen die stille reserves met Duitse bedrijfsmiddelen realiseren en willen herinvesteren in bedrijfsmiddelen in een EU-lidstaat of in IJsland, Liechtenstein of Noorwegen, worden benadeeld. Zij kunnen daardoor worden weerhouden om investeringen te doen in die staten. Volgens de EC is de Duitse regeling in strijd met art. 49 en 54 VwEU en art. 31 en 34 EER. Het verzoek van de EC is de tweede stap in de inbreukprocedure van art. 258 VwEU. Als Duitsland niet binnen twee maanden met een bevredigend antwoord komt, kan de EC de zaak verwijzen naar het HvJ EU.

NTFR 2011/2193 - Zogenoemde SWIFT-diensten niet vrijgesteld

Aflevering 40, gepubliceerd op 06-10-2011 met annotatie van mr. dr. J.Th. Sanders
Nordea, de Finse dochter van het Zweedse Nordea Bank AB, verricht als bank onder andere de aankoop van en de handel in effecten en valuta en de verkoop van trust- en beleggingsdiensten voor particulieren en ondernemingen. Nordea heeft diensten betrokken van de Society for Worldwide Interbank Financial Telecommunication (SWIFT), een coöperatieve vereniging van meer dan 2.000 financiële instellingen uit meer dan 200 landen. SWIFT beheert een wereldwijde elektronische berichtendienst voor financiële instellingen (SWIFT-diensten) waardoor meer dan 9.000 banken, financiële instellingen, instellingen voor effectenbeheer en andere vennootschappen die cliënt zijn bij haar gestandaardiseerde financiële berichten kunnen uitwisselen met behulp van door de onderneming zelf ontwikkelde software en haar beveiligd internationaal netwerk voor gegevensuitwisseling. Dankzij dit door haar tot stand gebracht en onderhouden netwerk voor gegevensuitwisseling verwerkt SWIFT met name berichten betreffende interbancaire betalingen en effectentransacties. Financiële instellingen die bij SWIFT zijn aangesloten, krijgen door middel van eigen computerinstallaties toegang tot het netwerk via een speciale aansluiting. Om toegang te verkrijgen tot haar diensten, eist deze onderneming dat haar klanten gebruikmaken van vooraf door haar goedgekeurde computerapparatuur. Interbancaire betalingen kunnen worden onderscheiden in binnenlandse en internationale betalingen. SWIFT-diensten worden vooral gebruikt voor internationale betalingen, maar steeds vaker ook voor binnenlandse betalingen. Bij de overbrenging van berichten betreffende interbancaire betalingen, wanneer zij een bericht naar het SWIFT-netwerk verzendt, krijgt de bank een bericht van ontvangst (acknowledgment) en verwerking door SWIFT. De financiële aansprakelijkheid van SWIFT voor overbrenging van het bericht en voor dienovereenkomstige uitvoering van de transactie vangt met deze formaliteit aan. Na ontvangst van het eerste ontvangstbericht wordt de in het betrokken bericht aangegeven transactie onherroepelijk. Zodra de ontvangende bank aan het systeem de ontvangst van dit bericht bevestigt, eindigt de aansprakelijkheid van SWIFT voor de uitvoering van de transactie. Gelijktijdig stuurt SWIFT een ontvangstbevestiging van het bericht naar de bank die de opdracht heeft gegeven. SWIFT-diensten worden daarnaast gebruikt voor grensoverschrijdende effectentransacties. Vanaf de bijschrijving van de aandelen op de effectenrekening van de cliënt met gebruikmaking van SWIFT-diensten wordt bescherming geboden tegen derden, ook al gaat de eigendom van de effecten over bij de uitvoering van de transactie op de beurs. De aansprakelijkheid van SWIFT voor berichten in verband met effectentransacties is vergelijkbaar met die voor interbancaire betalingen. Met het oog op het bankgeheim kan en mag SWIFT alleen de velden van de berichten openen die noodzakelijk zijn om vast te stellen dat zij voldoen aan de voorschriften voor de overbrenging van berichten. Het verzoek om teruggaaf van de naar Nordea verlegde btw voor het boekjaar 2001 is door de belastingdienst afgewezen. Op vragen van de verwijzende rechter in de daarop volgende procedure verklaart het HvJ EU voor recht dat art. 13, B, sub d, punten 3 en 5, Zesde Richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat de vrijstelling niet geldt voor de SWIFT-diensten.

NTFR 2011/2194 - Levering van apparaat met servicecertificaat aangemerkt als één prestatie

ECLI:NL:HR:2012:BT2197, datum uitspraak 10-08-2012, publicatiedatum 10-08-2012
Aflevering 40, gepubliceerd op 06-10-2011 met annotatie van mr. A.J. Blank
Belanghebbende verkoopt huishoudelijke apparaten en biedt haar klanten de mogelijkheid om bij de aankoop daarvan tegen betaling een servicecertificaat aan te schaffen. Met een servicecertificaat kan de klant, indien het apparaat binnen een bepaalde periode defect raakt, het apparaat door de technische dienst van belanghebbende kosteloos laten repareren. Belanghebbende is van mening dat de verstrekking van de servicecertificaten een afzonderlijke, van omzetbelasting vrijgestelde, verzekeringsdienst in de zin van art. 11, lid 1, aanhef en onderdeel k, van de wet vormt. De inspecteur staat voor dat de levering van het apparaat en de in het servicecertificaat belichaamde dienst tezamen één aan het algemene omzetbelastingtarief onderworpen prestatie vormen.

NTFR 2011/2195 - Recht op aftrek toekomstige vennoten?

Aflevering 40, gepubliceerd op 06-10-2011 met annotatie van mr. A.J. Blank
Pawel Józef Granatowicz en Marcin Michal Wasiewicz verkrijgen op 22 december 2006 gezamenlijk de eigendom van een groeve voor de winning van gesteente in open dagbouw. Zij ontvangen hiervoor een factuur met btw die op beider naam op dezelfde datum werd uitgeschreven.

NTFR 2011/2198 - Btw-vrijstelling kinderopvang niet van toepassing als alleen kinderopvangtoeslagen worden aangevraagd

Aflevering 40, gepubliceerd op 06-10-2011 met annotatie van drs. P.B.R. Thiemann
Uit een strafrechtelijk onderzoek van de FIOD volgt dat belanghebbende (X bv) werkzaamheden heeft verricht die verband houden met het aanvragen van de kinderopvangtoeslag. Belanghebbende ontvangt de aangevraagde kinderopvangtoeslag en maakt die vervolgens over aan de rechthebbenden onder inhouding van € 0,97 per opvanguur. In de aangiften omzetbelasting heeft belanghebbende geen omzetbelasting aangegeven voor de door haar ontvangen provisies. De inspecteur heeft een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd. Belanghebbende stelt echter dat zij recht heeft op de vrijstelling voor kinderopvang zoals neergelegd in art. 11, lid 1, letter w, Wet OB 1968.

NTFR 2011/2199 - De kosten van autoraceactiviteiten zijn deels toe te rekenen aan de onderneming

ECLI:NL:RBLEE:2011:BR6946, datum uitspraak 29-08-2011, publicatiedatum 07-09-2011
Aflevering 40, gepubliceerd op 06-10-2011 met annotatie van mr. P.F. Zijlstra
Belanghebbende exploiteert een onderneming op het gebied van in- en verkoop van karts en onderdelen aangaande de autoracesport. De zoon van belanghebbende rijdt in de Formule 3. Na een boekenonderzoek concludeert de inspecteur dat de activiteiten van belanghebbende om zijn zoon in de gelegenheid te stellen de racesport te beoefenen als een hobby moet worden aangemerkt en dat deze los staan van de onderneming. De inspecteur legt daarop een naheffingsaanslag op ter zake van de huur van de raceauto in rekening gebrachte voorbelasting. De rechtbank is van oordeel dat een deel van de uitgaven (van totaal meer dan € 480.000) is toe te rekenen aan de onderneming van belanghebbende. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking het meer dan zijdelingse verband tussen de onderneming en de activiteiten en het feit dat belanghebbende voor een substantieel bedrag aan sponsorbijdragen heeft gegenereerd, waartegenover belanghebbende verplichtingen is aangegaan op het gebied van reclame, onder meer op de raceauto. De rechtbank stelt de aan de onderneming toe te rekenen uitgaven in goede justitie vast.

NTFR 2011/2200 - Podiumkunsten belast met 19% btw

Aflevering 40, gepubliceerd op 06-10-2011 geschreven door dr. D. Molenaar
De staatssecretaris beantwoordt wederom Kamervragen over de toepassing van het 19%-tarief op podiumkunsten. De directe aanleiding vormt het bericht op www.nu.nl met de titel ‘Minder kaartverkoop door btw-verhoging’. De staatssecretaris antwoordt dat de verhoging van 6% naar 19% nog maar kort geleden heeft plaatsgevonden. Het is naar zijn mening te voorbarig om een gefundeerde uitspraak te doen over de effecten van de verhoging op de omzet voor theaters en schouwburgen. Het kabinet ziet volgens de staatssecretaris geen aanleiding om de besluitvorming, die met instemming van een meerderheid van de Tweede Kamer tot stand is gekomen, terug te draaien.

NTFR 2011/2201 - Verkoop paarden (niet voor de slacht) vanaf 2012 belast met 19%

Aflevering 40, gepubliceerd op 06-10-2011 geschreven door mr. H.J. de Boer
De directe aanleiding voor deze nota van wijziging is een arrest van het Hof van Justitie EU inzake het btw-tarief op levende dieren. Op basis van de btw-richtlijn kunnen alleen 'levende dieren die gewoonlijk bestemd zijn voor gebruik bij bereiding van levensmiddelen voor menselijke en dierlijke consumptie' onder het 6%-tarief worden gebracht. Nederland is door de Europese Commissie voor het Hof gedaagd omdat in de Wet OB 1968 de levering van rundvee, schapen, geiten, varkens en paarden, ongeacht hun bestemming, onder het 6%-tarief worden gebracht. Nederland heeft deze procedure verloren en daarom moet de wet worden aangepast. Gezien het arrest van het Hof is het volgens de staatssecretaris alleen nodig om de generieke toepassing van het 6%-tarief voor paarden te beëindigen. De levering van paarden zal vanaf 1 januari 2012 nog uitsluitend onder het 6%-tarief kunnen worden gebracht indien dit met het oog op slachting voor gebruik bij de bereiding van levensmiddelen is.

NTFR 2011/2202 - Privégebruik auto en BUA

Aflevering 40, gepubliceerd op 06-10-2011 geschreven door mr. J. Rolleman
Door een recente uitspraak van Rechtbank Haarlem ziet de staatssecretaris zich gedwongen om het BUA aan te passen in de zin dat het privégebruik auto van de werknemers niet meer op grond van het Besluit Uitsluitig Aftrek (BUA) wordt belast (beter: van aftrek uitgesloten), maar wordt belast als fictieve prestatie. In dit besluit wordt deze wijziging behandeld. Het besluit bevat ook een wijziging van de goedkeuring om de omzetbelasting die drukt op het gebruik van een auto voor privédoeleinden vast te stellen op basis van een forfaitaire berekening. Als gevolg van deze aanpassing van het BUA vervalt ook de regeling voor de vervoerbewijzen en de regeling voor auto’s die zijn aangeschaft zonder dat ter zake voorbelasting in aftrek kon worden gebracht. Daarnaast wordt in het besluit kort ingegaan op de toepassing van het BUA in relatie tot de verstrekking van fietsen en (gratis) kerstpakketten.

NTFR 2011/2204 - Door schuldvernieuwing bestaat geen recht op teruggaaf btw

ECLI:NL:HR:2011:BT5873, datum uitspraak 30-09-2011, publicatiedatum 30-09-2011
Aflevering 40, gepubliceerd op 06-10-2011
Belanghebbende verkoopt bedrijfsmiddelen, uit een faillissement verkregen, aan Z bv en brengt btw in rekening. Belanghebbende heeft de door haar in rekening gebrachte btw aangegeven, maar niet voldaan. Z bv heeft de schuld aan belanghebbende niet voldaan. Belanghebbende heeft aandelen gekocht in Y bv, enig aandeelhouder van Z bv. Belanghebbende stelt dat het de bedoeling was dat Y bv de schuld van Z bv zou overnemen. Volgens belanghebbende heeft zij recht op teruggaaf van de aangegeven omzetbelasting, omdat de schuld door Z bv niet is betaald en destijds al redelijkerwijs kon worden aangenomen dat die niet zou worden betaald.

NTFR 2011/2205 - Hoge Raad stelt prejudiciële vraag inzake 'babyslaapzakken'

Aflevering 40, gepubliceerd op 06-10-2011 met annotatie van mr. Stuijt en Van Dam
Belanghebbende handelt in kleding, kledingaccessoires en dergelijke. Zij heeft verzocht om een bindende tariefinlichting voor producten aangeduid als ‘kinderslaapzak’. De producten, bestaande uit een buitenhoes en een binnenhoes, zijn bedoeld voor baby’s respectievelijk voor jonge kinderen om daarin (veilig) te slapen. Zij worden niet direct op het blote lijf gedragen, maar over de onderkleding. In geschil is of de onderhavige producten moeten worden ingedeeld als ‘babyslaapzakken’ (post 9404 GN) of kort gezegd als ‘kleding’ (posten 6209 GN en 6211 GN). De Hoge Raad heeft europeesrechtelijke twijfel en legt daarom de zaak voor aan het Hof van Justitie EU met de volgende vraag:

NTFR 2011/2208 - Beheerder leidingen in gemeente Leiden heeft geen recht op vrijstelling precariobelasting

ECLI:NL:HR:2011:BQ1198, datum uitspraak 16-09-2011, publicatiedatum 16-09-2011
Aflevering 40, gepubliceerd op 06-10-2011 met annotatie van mr. E.G. Borghols
Belanghebbende beheert onder, op of boven de grond van de gemeente Leiden aanwezige gas- en elektriciteitsleidingen. De leidingen zijn in het verleden gelegd door of vanwege de gemeente. In de Verordening precariobelasting is een vrijstelling opgenomen ter zake van voorwerpen of werken, die door of vanwege de gemeente, noodzakelijk voor de uitoefening van haar publiekrechtelijke taak zijn aangebracht of geplaatst. Voor Hof Den Haag ( NTFR 2010/1837) heeft belanghebbende zich vergeefs op deze vrijstelling beroepen. Ook in cassatie krijgt zij nul op het rekest.

NTFR 2011/2210 - Na intrekking betalingsuitstel moet ontvanger redelijke termijn voor betaling stellen en eerdere aanmaning in herinnering roepen

ECLI:NL:HR:2011:BT2290, datum uitspraak 23-09-2011, publicatiedatum 23-09-2011
Aflevering 40, gepubliceerd op 06-10-2011 met annotatie van mr. M.C.J. Kop
Aan belanghebbende zijn in mei 2007 naheffingsaanslagen loonbelasting opgelegd. Op 14 juni 2007 heeft belanghebbende aanmaningen ontvangen tot betalen. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen. Naar aanleiding daarvan is uitstel van betaling verleend. Na de uitspraak op bezwaar is het verleende uitstel vervallen en is aan belanghebbende meegedeeld dat de belasting moet worden betaald binnen tien dagen. Wegens het niet betalen van de naheffingsaanslagen zijn dwangbevelen uitgevaardigd, waarvoor betekeningskosten in rekening zijn gebracht. In geschil is of dit terecht is. De Hoge Raad overweegt dat een dwangbevel alleen kan worden uitgevaardigd indien deze is voorafgegaan door een aanmaning. In dit geval is belanghebbende op 14 juni 2007 al aangemaand, dus aan deze eis is voldaan. Maar het zorgvuldigheidsbeginsel brengt mee dat de ontvanger de belastingschuldige die vóór de verlening van uitstel van betaling al is aangemaand, alsnog een redelijke termijn stelt om te betalen en hem daarbij de eerdere aanmaning in herinnering roept. Daaraan is in dit geval niet voldaan. De betekeningskosten zijn ten onrechte in rekening gebracht.