Aflevering 25

Gepubliceerd op 19 juni 2008

NTFR 2008/1177 - Bepaling van de woonplaats onder belastingverdragen

Aflevering 25, gepubliceerd op 19-06-2008 geschreven door mr. F.G.F. Peters
Een beroep op de bepalingen van een belastingverdrag staat open voor personen die inwoner zijn van een van de verdragsluitende staten (art. 1 OESO-Modelverdrag). De naar de regels van het woonplaatsartikel (art. 4) vastgestelde woonplaats geldt vervolgens voor alle toewijzingsbepalingen in het verdrag. Het woonplaatsartikel is derhalve van cruciaal belang bij de toepassing van belastingverdragen.

NTFR 2008/1178 - Algemeen overleg over nevenfuncties bij de Belastingdienst

Aflevering 25, gepubliceerd op 19-06-2008
De vaste commissie voor Financiën heeft overleg gevoerd met de staatssecretaris van Financiën over de vragen van de leden Omtzigt en De Nerée tot Babberich en de antwoorden hierop over regels voor nevenfuncties Belastingdienst. Deze vragen waren gesteld naar aanleiding van de publiciteit rondom de nevenfunctie van de directeur-generaal van de Belastingdienst. Wij publiceerden hierover in NTFR 2007/2177 en NTFR 2008/67. Uit het verslag van het overleg blijkt allereerst dat de staatssecretaris benadrukt dat er niet wordt getwijfeld aan de integriteit van de directeur-generaal. De interne regels zijn volgens de staatssecretaris wel duidelijk, maar in een grote organisatie als de Belastingdienst kunnen regionale verschillen voorkomen. Daarom belooft de staatssecretaris dat het management en de medewerkers in de regio’s met elkaar in gesprek gaan en dat er in interne opleidingen meer aandacht aan integriteit zal worden besteed. Hierover zal de staatssecretaris in het najaar een brief aan de Tweede Kamer sturen.

NTFR 2008/1180 - Tweede halfjaarsrapportage vereenvoudigingsoperatie Belastingdienst naar de Tweede Kamer

Aflevering 25, gepubliceerd op 19-06-2008
De staatssecretaris van Financiën stuurt de tweede halfjaarsrapportage over het plan van aanpak vereenvoudigingsoperatie Belastingdienst naar de Tweede Kamer. Eerder is met de Tweede Kamer afgesproken om tweemaal per jaar te rapporteren, op 1 juni en op 1 december. Omdat de vorige halfjaarsrapportage van februari is, behelst de thans ingestuurde rapportage slechts een periode van drie maanden. Veel inhoudelijke ontwikkelingen van betekenis zijn er, gezien deze korte periode, dan ook niet te melden. Uit de rapportage is de stand van zaken op te maken op de terreinen van de 'vijf luiken' waaraan de rapportage is opgehangen. Verder gaat de staatssecretaris in op de toezeggingen die hij heeft gedaan in enkele overleggen met de Tweede Kamer. De overleggen namen wij op in NTFR 2008/468 en 2008/1129.

NTFR 2008/1181 - Besluit over landbouwvrijstelling bij 'Ruimte voor ruimte'-regeling

Aflevering 25, gepubliceerd op 19-06-2008
De staatssecretaris heeft een besluit gepubliceerd over de gevolgen voor glastuinbouwers die deelnemen aan de ‘Ruimte voor ruimte-regeling’. Op grond van deze regeling geeft een landbouwer de bestemming glastuinbouw voor zijn perceel op en verkrijgt een bouwrecht voor een of meer woningen. Een redelijke wetstoepassing brengt volgens de staatssecretaris mee dat, voor zover de waarde van het bouwrecht ziet op de waardedaling van de grond waarop voorheen de glastuinbouw werd uitgeoefend, sprake is van een vergoeding die onder de landbouwvrijstelling valt.

NTFR 2008/1182 - Geloofsverkondiger neemt wel deel aan het economische verkeer maar is geen ondernemer

Aflevering 25, gepubliceerd op 19-06-2008
De Hoge Raad (NTFR 2006/214) heeft in deze zaak beslist dat bij de uitspraak op bezwaar ten onrechte de zogenoemde omkering en verzwaring van de bewijslast is toegepast omdat het hier feiten en omstandigheden betreft waarvoor de bewijslast ook zonder de in art. 47 AWR gestelde verplichting al op belanghebbende rustte. Er is dan geen plaats meer voor de toepassing van art. 27e AWR.

NTFR 2008/1185 - Aanvulling commentaar NOB op wetsvoorstel excessieve beloningen

Aflevering 25, gepubliceerd op 19-06-2008
De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) stuurt een aanvulling op het eerder gegeven commentaar op het wetsvoorstel Belastingheffing excessieve beloningen aan de Tweede Kamer. Het eerdere commentaar namen wij op in NTFR 2008/1014. In de aanvulling levert de NOB alleen fiscaaltechnisch commentaar. Het commentaar spitst zich toe op de voorgestelde maatregelen voor lucratieve belangen en raakt de volgende kernpunten:

NTFR 2008/1189 - Stand van zaken convenant thuiszorg; goedkeuring voor het verleden

Aflevering 25, gepubliceerd op 19-06-2008
De minister van Financiën informeert de Tweede Kamer over de voortgang van het convenant thuiszorg. Daarin wordt onder meer geregeld wanneer sprake is van een dienstbetrekking. Het convenant moet ingaan op 1 januari 2009. Voor de voorafgaande periode keurt de minister goed dat de Belastingdienst voor de loonheffing (loonbelasting en premies volksverzekeringen) zal afzien van het opleggen van naheffingsaanslagen. Dit onder de voorwaarde dat de instellingen de inkomsten van de zorgverleners opgeven aan de Belastingdienst via de zogenoemde IB 47.

NTFR 2008/1190 - Bronvraag inzake provisies voor geldtransacties naar Midden-Oosten is onvoldoende onderzocht

Aflevering 25, gepubliceerd op 19-06-2008
Belanghebbende, geboren in Irak, wordt ervan beticht diensten te hebben verleend bij het uitvoeren van geldtransacties naar verschillende landen in het Midden-Oosten. De inspecteur heeft aangenomen dat belanghebbende provisies heeft genoten. Hij heeft hiervan een schatting gemaakt en navorderingsaanslagen opgelegd. Hof Leeuwarden (NTFR 2007/761) heeft belanghebbende gedeeltelijk in het gelijk gesteld. A-G Van Ballegooijen is van mening dat het hof terecht ervan is uitgegaan dat er in beginsel een bron van inkomen is, omdat de baten van de diensten verricht door belanghebbende de kosten overtroffen. De Hoge Raad heeft echter uitzonderingen geformuleerd op dit beginsel, onder meer wanneer voordelen uit diensten opkomen in de persoonlijke sfeer. Dit heeft het hof – ondanks de stelling van belanghebbende daartoe – verzuimd te onderzoeken, aldus de advocaat-generaal. Verder onderschrijft A-G Van Ballegooijen de klacht van belanghebbende dat het hof het bij de schatting van het voordeel gehanteerde percentage van 0,5% onvoldoende heeft gemotiveerd.

NTFR 2008/1191 - Belanghebbende dient te bewijzen dat in het verleden betaalde premie niet is afgetrokken

ECLI:NL:GHLEE:2008:BD3133, datum uitspraak 30-05-2008, publicatiedatum 04-06-2008
Aflevering 25, gepubliceerd op 19-06-2008
Belanghebbende heeft in 1976 een lijfrenteverzekering afgesloten. In de aangifte IB 2003 heeft belanghebbende de betaalde premies in mindering gebracht op de in dat jaar ontvangen lijfrentetermijnen. Belanghebbende voert hiertoe aan dat hij de betaalde premies in het verleden niet heeft afgetrokken. De inspecteur heeft deze aftrekpost geweigerd. Rechtbank Leeuwarden heeft het beroep ongegrond verklaard.

NTFR 2008/1192 - Besluit over lijfrenten, lijfrentepremieaftrek en rechten op periodieke uitkeringen opnieuw uitgebracht

Aflevering 25, gepubliceerd op 19-06-2008
De staatssecretaris van Financiën brengt het besluit van 2 november 2006, nr. CPP2006/2362, Stcrt. 220, (NTFR 2006/1672) opnieuw uit. Dit besluit is geactualiseerd en aangevuld met nieuwe beleidsstandpunten. Ook zijn redactionele aanpassingen aangebracht die geen inhoudelijke wijzigingen behelzen. De beleidsstandpunten uit het besluit van 30 januari 2006, nr. CPP2005/2169M (Echtscheidingsbesluit; NTFR 2006/195), die betrekking hebben op lijfrenten zijn thans in dit nieuwe besluit opgenomen (par. 9.3). De paragrafen in dit Echtscheidingsbesluit die betrekking hebben op lijfrenten hebben dan ook hun belang verloren. Het Echtscheidingsbesluit is in die zin aangepast en opnieuw uitgebracht onder nummer CPP2008/288M (zie elders in dit nummer).

NTFR 2008/1193 - Oordeel omtrent genieten IOAW-uitkering wegens motiveringsgebrek vernietigd

ECLI:NL:HR:2008:BD3764, datum uitspraak 13-06-2008, publicatiedatum 13-06-2008
Aflevering 25, gepubliceerd op 19-06-2008
De echtgenoot van belanghebbende heeft in 2001 overeenkomstig de wettelijke vereisten een IOAW-uitkering aangevraagd. Bij een aan de echtgenoot gerichte brief van 11 juli 2002 is de uitkering door de gemeente toegekend. De inspecteur is ervan uitgegaan dat de helft van de toegekende IOAW-uitkering door belanghebbende is genoten. Volgens Hof Den Bosch is dat niet juist, omdat de uitkering uitsluitend is toegekend aan de echtgenoot. Dit oordeel gaat in cassatie wegens een motiveringsgebrek onderuit. De wet IOAW kent het recht op een uitkering namelijk toe aan de werkloze werknemer en diens echtgenoot gezamenlijk, ieder voor de helft. Nu ervan moet worden uitgegaan dat de uitkering is aangevraagd door en is toegekend aan belanghebbende en de echtgenoot gezamenlijk, had het hof niet zonder nadere motivering (die ontbreekt) uit de brief van 11 juli 2002 mogen afleiden dat de uitkering aan alleen de echtgenoot was toegekend.

NTFR 2008/1196 - Middelingsregeling is niet discriminatoir

ECLI:NL:HR:2008:BD3761, datum uitspraak 13-06-2008, publicatiedatum 13-06-2008
Aflevering 25, gepubliceerd op 19-06-2008 met annotatie van mr. E. Thomas
Belanghebbende heeft een middelingsteruggaafverzoek ingediend, welk verzoek gedeeltelijk is afgewezen. Belanghebbende stelt dat art. 3.154, lid 4, Wet IB 2001, waarin is bepaald dat als over de jaren van het middelingstijdvak geheven belasting op inkomen uit werk en woning wordt aangemerkt de belasting die is geheven vóór toepassing van de heffingskorting, strijdig is met verdragsrechtelijke discriminatiebepalingen. De Hoge Raad onderschrijft deze stelling niet. De wetgever heeft willen voorkomen dat de middelingsregeling (die ten doel heeft progressienadelen te beperken) zou kunnen worden gebruikt om alsnog heffingskorting te claimen voor jaren waarin niet (voldoende) werd verdiend om de heffingskorting te gelde te maken. Hiermee is de wetgever binnen de hem toekomende ruime beoordelingsmarge gebleven, aldus de Hoge Raad.

NTFR 2008/1199 - Successiewet 1956: vervallen besluiten

Aflevering 25, gepubliceerd op 19-06-2008
De staatssecretaris van Financiën heeft een groot aantal besluiten die beleid bevatten op het gebied van de successiewetgeving ingetrokken. Het gaat hierbij om besluiten met standpunten die zijn achterhaald door tijdsverloop, gewijzigde wet- of regelgeving of jurisprudentie. Daarnaast zijn enkele besluiten, die slechts beschrijvend van aard zijn, ingetrokken. Ingetrokken zijn onder andere alle nog niet eerder ingetrokken PW-beslissingen die betrekking hebben op de wetgeving van vóór de SW 1956.

NTFR 2008/1200 - Geen toerekening kwade trouw gemachtigde aan belastingplichtige bij navordering

Aflevering 25, gepubliceerd op 19-06-2008
Aan belanghebbende zijn navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting opgelegd. Vaststaat dat door de gemachtigde fouten zijn gemaakt in de aangifte, dat geen sprake is van een nieuw feit (art. 16, lid 1, AWR) en dat het dus aankomt op goede of kwade trouw van de belanghebbende. Daarbij is de vraag of de eventuele kwade trouw van de gemachtigde aan de belanghebbende kan worden toegerekend. Hof Amsterdam heeft geoordeeld dat (i) de belanghebbende zelf niet te kwader trouw was, (ii) niet behoefde te twijfelen aan de deskundigheid van haar gemachtigde en (iii) haar geen verwijt treft ter zake van de keuze van haar gemachtigde. Eventuele kwade trouw van de gemachtigde kon daarom volgens het hof in het midden blijven. Volgens A-G Wattel houdt het feitelijke oordeel van het hof dat belanghebbende niet te kwader trouw was, in cassatie stand. Verder brengt het oordeel van het hof dat belanghebbende niet hoefde te twijfelen aan de deskundigheid van haar gemachtigde en voldoende zorg heeft besteed aan de keuze van zijn gemachtigde, mee dat eventuele kwade trouw van de gemachtigde inderdaad niet ter zake doet, omdat van toerekening geen sprake kan zijn. De conclusie strekt dan ook tot ongegrondverklaring van het cassatieberoep.

NTFR 2008/1201 - Rechter moet boetegrondslag onderzoeken ook als aanslag onherroepelijk vaststaat

Aflevering 25, gepubliceerd op 19-06-2008
Aan belanghebbende zijn een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting en een boete opgelegd. Tegen de navorderingsaanslag is niet tijdig bezwaar ingediend. Deze aanslag staat daarom onherroepelijk vast. Tegen de boetebeschikking is wel tijdig bezwaar en beroep ingediend. Deze zaak betreft de vraag wat de reikwijdte is van de rechterlijke beoordeling van een vergrijpboete die is gebaseerd op een onherroepelijk vaststaande aanslag. Volgens A-G Wattel dient een rechter altijd te beoordelen of een boete een passende en geboden sanctie is. Hieruit leidt de advocaat-generaal af dat de rechter gehouden is de boete te beoordelen in het licht van de werkelijke feiten, inclusief de beoordeling van de vaststelling van de grondslag. Ook indien de grondslag wordt gevormd door een aanslag die inmiddels onherroepelijk vaststaat. De strafmaat moet immers voor beide elementen – grondslag en percentage – door de rechter kunnen worden beoordeeld op evenredigheid met de ernst van de feiten en de verwijtbaarheid van de verdachte. Zonder boetegrondslagonderzoek is het niet mogelijk om na te gaan of de sanctie passend en geboden is bij het begane vergrijp.

NTFR 2008/1202 - Onterechte toepassing nultarief

Aflevering 25, gepubliceerd op 19-06-2008
Naar aanleiding van een verzoek van de Belgische belastingdienst is bij belanghebbende een onderzoek ingesteld naar leveringen, die zij in de periode 1996 en 1997 ‘volgens haar opgave ICL’ heeft verricht aan twee Belgische afnemers. Naar aanleiding hiervan is aan belanghebbende de in geding zijnde naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd. Hof Den Haag heeft echter geoordeeld dat er geen reden is om te twijfelen dat daadwerkelijk intracommunautaire leveringen hebben plaatsgevonden. Redengevend daarvoor is het verzoek van de Belgische belastingdienst aan de Nederlandse belastingdienst om een onderzoek in te stellen naar onder meer de onderhavige transacties en de schriftelijke verklaring van de directeur van een transportbedrijf dat hij in 1997 in opdracht van één van de twee Belgische afnemers partijen goederen naar diens vestigingsadres heeft vervoerd. Volgens A-G Van Hilten houdt dit hofoordeel geen stand. Uit het verzoek van de Belgische belastingdienst kan immers niet worden afgeleid dat intracommunautaire transacties hebben plaatsgevonden. Dit geldt zeker in de onderhavige situatie waarin de Belgische afnemers geen intracommunautaire verwervingen hebben aangegeven. Daarnaast valt zonder nadere motivering niet in te zien waarom de enkele overlegging van een verklaring van een vervoersonderneming, voldoende zou zijn voor het bewijs dat de goederen naar België zouden zijn vervoerd. Dit te meer nu de verklaring slechts betrekking heeft op één van de Belgische afnemers, waarbij voorts in de verklaring niet gespecificeerd is op welke zendingen deze ziet en de verklaring bovendien slechts ziet op één van de jaren waarop de naheffingsaanslag betrekking heeft.

NTFR 2008/1203 - Gemeente niet verplicht tot inpandige opname bij taxatie

ECLI:NL:GHAMS:2008:BC9860, datum uitspraak 11-04-2008, publicatiedatum 28-04-2008
Aflevering 25, gepubliceerd op 19-06-2008
Belanghebbende stelt in zijn bezwaarschrift dat zijn woning van binnen ernstig afwijkt van de vergelijkingsobjecten. Deze stelling brengt volgens het hof, anders dan Rechtbank Utrecht, niet mee dat de heffingsambtenaar verplicht is tot inpandige opname van de woning, gelet op de vrije bewijsleer in het belastingrecht. De omstandigheid dat de heffingsambtenaar de woning niet inpandig opneemt komt voor zijn (bewijs)risico.

NTFR 2008/1213 - Beantwoording Kamervragen over niet instellen cassatieberoep

Aflevering 25, gepubliceerd op 19-06-2008
De minister van Financiën antwoordt op Kamervragen van het lid Remkes (VVD) over het niet instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van Hof Den Bosch van 3 januari 2008, nr. 2007/00003, NTFR 2008/1033. Volgens de minister is de beslissing van de inspecteur om te procederen over de rechtsvraag steeds in overleg met kennisgroep en departement gegaan. Nu ook het hof de teleologische interpretatie van het begrip 'Staat der Nederlanden' van art. 7.2, lid 7, Wet IB 2001 afwees, werd doorprocederen niet zinvol geacht. Het wetsvoorstel waarin het heffingslek wordt gerepareerd is op 3 juni 2008 door de Tweede Kamer aangenomen.

NTFR 2008/1215 - Advocaat-generaal analyseert begrippen 'houder' en 'inrichting' in het kader van grondwaterheffing

Aflevering 25, gepubliceerd op 19-06-2008
Belanghebbende heeft een nieuw bedrijfpand met kelder laten bouwen. De aannemer heeft gedurende de bouwwerkzaamheden bronbemaling laten installeren. Voor de vergunning heeft de aannemer een registratieformulier bij de provincie ingediend, waarin de aannemer belanghebbende heeft vermeld als houder van de inrichting. Hof Arnhem (NTFR 2006/1259) heeft de aan belanghebbende opgelegde aanslag grondwaterheffing vernietigd, omdat belanghebbende volgens het hof ten onrechte als houder van de inrichting is aangemerkt. A-G Van Hilten gaat in op de aard van de grondwaterheffing Het is een bestemmingsheffing, waar bij de wetgever het beginsel ‘de veroorzaker betaalt’ voor ogen heeft gestaan. De grondwaterheffing wordt geheven van de houder van een inrichting. De inrichting wordt ingeschreven in het provinciale register. Omdat de begrippen 'inrichting' en 'houder' niet nader zijn uitgewerkt, zoekt A-G Van Hilten voor een nadere invulling van het begrip inrichting aansluiting bij de literatuur en jurisprudentie over het gelijknamige begrip dat voor de grondwaterbelasting (de rijksbelasting) wordt gehanteerd. Voor het begrip 'houder' kijkt de advocaat-generaal met een schuin oog naar het civiele recht, alsmede naar het spraakgebruik. Met de doelstelling van de grondwaterheffing in het achterhoofd, dat de veroorzaker van de onttrekking van grondwater in de heffing wordt betrokken, komt A-G Van Hilten tot de conclusie dat belanghebbende, als houder van de onroerende zaak van waaruit het grondwater wordt onttrokken, terecht als houder van de inrichting is aangemerkt. Zij adviseert dan ook het beroep in cassatie gegrond te verklaren en de zaak te verwijzen voor nader onderzoek.