Aflevering 38

Gepubliceerd op 18 september 2008

NTFR 2008/1736 - Over communicatie, digitaal procederen en de machtiging

Aflevering 38, gepubliceerd op 18-09-2008 geschreven door mr. J.B.H. Röben
Waar particulieren en bedrijven in overwegende mate langs elektronische weg met elkaar communiceren, staat het elektronisch berichtenverkeer met de overheid nog in de kinderschoenen. Weliswaar geeft sinds 1 juli 2004 de Awb in art. 2:13 e.v. een regeling voor elektronisch berichtenverkeer tussen een bestuursorgaan en een burger, maar dit verkeer is aan de nodige voorwaarden en beperkingen onderworpen. Zo is het bijvoorbeeld nodig dat zowel de burger als het bestuursorgaan vooraf kenbaar heeft gemaakt open te staan voor de ontvangst van berichten langs elektronische weg. De Belastingdienst stelt zich nog niet open voor de elektronische ontvangst van bezwaarschriften.

NTFR 2008/1737 - Loonbelastingschikking Feyenoord

Aflevering 38, gepubliceerd op 18-09-2008 geschreven door mr. E. Thomas
Feyenoord heeft een schikking getroffen met de Belastingdienst over transfers van de spelers Patrick Allotey, Julio Cruz, Patricio Graff, Christian Gyan, Eduardo Montoya, Fernando Picun en Pablo Sanchez, nadat Feyenoord eerder in 2007 de loonbelastingprocedure voor andere transfers al verloren had.

NTFR 2008/1741 - Duurzaamheidsvereiste geldt alleen op het niveau van de objectieve onderneming

ECLI:NL:HR:2008:BB0449, datum uitspraak 12-09-2008, publicatiedatum 12-09-2008
Aflevering 38, gepubliceerd op 18-09-2008 met annotatie van drs. N.M. Ligthart
Belanghebbende is architect. Hij neemt deel in een vof. De andere firmant is vennootschap D. Daarin wordt een architectenbureau gedreven. Belanghebbende is gehuwd met de (middellijk) aandeelhoudster van D. Op 7 april 1999 is het firmacontract getekend. De vof is opgeheven per 31 december 1999. Ter zitting van het hof is verklaard dat het inderdaad begin 1999 kan zijn geweest dat is besloten de firma te ontbinden. Hof Amsterdam heeft geoordeeld dat belanghebbende, hoewel vennoot in de vof, niet als ondernemer kan worden aangemerkt, omdat niet is voldaan aan de vereiste duurzaamheid. De Hoge Raad casseert de hofuitspraak. In de vof wordt een onderneming gedreven voor rekening van de firmanten. De firmanten genieten dan winst uit onderneming. Ook de firmant die voor een korte periode in de vof deelneemt. Dat het ondernemerschap van belanghebbende geen duurzaam karakter had, staat niet eraan in de weg dat hij als winstgenieter kan worden aangemerkt.

NTFR 2008/1742 - Hofuitspraak wordt vernietigd vanwege vernietiging hofuitspraak in samenhangende zaak

ECLI:NL:HR:2008:BB0454, datum uitspraak 12-09-2008, publicatiedatum 12-09-2008
Aflevering 38, gepubliceerd op 18-09-2008 met annotatie van drs. N.M. Ligthart
Deze zaak hangt samen met HR 12 september 2008, nr. 43.401. Belanghebbende heeft in haar aangifte negatieve inkomsten uit eigen woning, rente van schulden en buitengewone uitgaven in aftrek gebracht, omdat zij een hoger persoonlijk inkomen had dan haar echtgenoot. De inspecteur heeft het inkomen van de echtgenoot van belanghebbende echter zodanig gecorrigeerd dat zijn inkomen hoger is dan dat van belanghebbende. Hof Den Bosch volgt de inspecteur in zijn correcties. Dit brengt mee dat voornoemde aftrekposten bij de echtgenoot van belanghebbende in aanmerking zijn genomen. Nu de Hoge Raad in HR 12 september 2008, nr. 43.401 de hofuitspraak ten aanzien van de echtgenoot van belanghebbende heeft vernietigd, ontvalt ook de grondslag aan de hofuitspraak in de onderhavige zaak.

NTFR 2008/1743 - Prejudiciële vraag: neemt keuzerecht van art. 2.5 Wet IB 2001 discriminatie van buitenlands belastingplichtigen weg?

ECLI:NL:HR:2008:BB6415, datum uitspraak 12-09-2008, publicatiedatum 12-09-2008
Aflevering 38, gepubliceerd op 18-09-2008 met annotatie van mr. J.C.L.M. Fijen
Belanghebbende woont in Duitsland en drijft daar een glastuinbouwbedrijf. Dit bedrijf heeft een vaste inrichting in Nederland. Belanghebbende besteedt meer dan 1.225 uren aan werkzaamheden voor dit bedrijf, maar minder dan 1.225 uren aan zijn Nederlandse vaste inrichting. Hij heeft niet geopteerd voor toepassing van art. 2.5 Wet IB 2001. In geschil is of belanghebbende aan het urencriterium voldoet en recht op zelfstandigenaftrek heeft. Bezien vanuit het oogpunt van de Nederlandse belastingheffing beantwoordt de Hoge Raad deze vraag negatief. De in het buitenland verrichte activiteiten tellen niet mee voor het urencriterium, zodat belanghebbende geen recht heeft op zelfstandigenaftrek. Vervolgens is evenwel de vraag of art. 43 EG-Verdrag niet wordt geschonden wanneer een buitenlandse ondernemer de zelfstandigenaftrek wordt onthouden, omdat – anders dan bij een binnenlandse ondernemer – zijn buitenlandse uren niet meetellen voor het urencriterium. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat buitenlands belastingplichtigen worden gediscrimineerd. Maar kan Nederland worden verweten het EG-recht te schenden, nu Nederland de optieregeling van art. 2.5 Wet IB 2001 heeft? Deze regeling biedt belanghebbende immers de mogelijkheid te opteren voor een behandeling als binnenlands belastingplichtige, waardoor zijn buitenlandse uren meetellen voor het urencriterium.

NTFR 2008/1745 - Achterblijven van pand staat niet in de weg aan geruisloze doorschuiving

Aflevering 38, gepubliceerd op 18-09-2008
Belanghebbende heeft zijn onderneming met uitzondering van het bedrijfspand overgedragen aan zijn werknemer. Voorafgaand aan de overdracht heeft belanghebbende het pand naar zijn privé-vermogen overgebracht en over de boekwinst fiscaal afgerekend. Het pand wordt vervolgens aan de overnemer verhuurd. Belanghebbende heeft in verband met de overdracht van de onderneming geopteerd voor geruisloze doorschuiving op de voet van art. 3.63 Wet IB 2001. Het geschil betreft de vraag of de doorschuiffaciliteit van art. 3.63 Wet IB 2001 kan worden toegepast indien de onderneming met uitzondering van het bedrijfspand wordt overgedragen. De inspecteur en Rechtbank Haarlem (NTFR 2007/1116) zijn van oordeel dat belanghebbende geen beroep kan doen op de doorschuiffaciliteit van art. 3.63 Wet IB 2001 nu het achtergebleven deel van de onderneming geen zelfstandige onderneming vormt. Belanghebbende heeft sprongcassatie ingesteld. A-G Niessen is van mening dat art. 3.63, lid 3, Wet IB 2001, waarin de overdracht van een 'gedeelte van een onderneming' is geregeld, niet relevant is voor de beantwoording van het geschil, aangezien deze bepaling werd ingevoegd om een gedeeltelijke overdracht van de onderneming enige jaren voor het geheel staken van de onderneming mogelijk te maken en in de onderhavige zaak geen sprake is van de overdracht van een 'gedeelte van de onderneming' waarbij de overdrager zelf door het resterende deel van de onderneming voort te zetten ondernemer blijft. Voor de toepassing van art. 18 Wet IB 1964 is de vraag of een of enkele bestanddelen van het ondernemingsvermogen daaraan mogen worden onttrokken wel beantwoord, te weten in bevestigende zin. De advocaat-generaal is van mening dat deze zienswijze ook voor de faciliteit van art. 3.63 Wet IB 2001 heeft te gelden. De onttrekking van het pand aan het ondernemingsvermogen staat derhalve niet aan de toepassing van de doorschuiffaciliteit van art. 3.63 Wet IB 2001 in de weg.

NTFR 2008/1754 - Tweede Kamer neemt Wetsvoorstel excessieve beloningen aan

Aflevering 38, gepubliceerd op 18-09-2008
De Tweede Kamer heeft het wetsvoorstel Belastingheffing excessieve beloningsbestanddelen (nr. 31 459) aangenomen. Bij de stemming zijn alle ingediende amendementen verworpen en is een motie aangenomen over de positie van de zogenoemde TechnoPartners. De motie houdt een verzoekt aan de regering in om vóór 1 januari 2009 te bezien hoe de voorgenomen maatregelen rondom de belastingheffing van excessieve beloningsbestanddelen uitwerken voor de investeringen van TechnoPartners, die een reëel risico dragen.

NTFR 2008/1755 - Aanvankelijke financiering uit eigen middelen sluit eigenwoninglening niet uit

Aflevering 38, gepubliceerd op 18-09-2008 met annotatie van mr. H.A. Elbert
Belanghebbende heeft in september 1996 een woning gekocht voor f 1.140.000. Voor de aankoop is een lening aangegaan van f 1.000.000. Het bedrag van de lening is gestort op de betaalrekening. Het tegoed op deze rekening bedroeg op dat moment f 250.000. Het bedrag van de aankoop is afgeschreven van de betaalrekening. Gedurende de jaren daarna hebben verbeteringen en onderhoudswerkzaamheden aan de woning plaatsgevonden voor een bedrag van f 977.000. Deze uitgaven zijn via de betaalrekening voldaan. In 1999 heeft belanghebbende een hypothecaire geldlening afgesloten van f 800.000. Hiermee is voor een bedrag van f 500.000 de oude lening afgelost. Het restant is op de betaalrekening gestort. In geschil is of de debetstand op de betaalrekening van 1996 tot en met 2000 als een eigenwoningschuld heeft te gelden. De Hoge Raad heeft onder verwijzing naar HR 24 februari 2006, nr. 39.961 en nr. 40.011, NTFR 2006/316 en NTFR 2006/317 geoordeeld dat een aanvankelijke financiering met eigen middelen, niet eraan in de weg hoeft te staan dat een latere geldlening kwalificeert als eigenwoningschuld. Zeker indien belanghebbende ten tijde van de uitgaven al het oogmerk had de uitgaven te financieren met een geldlening.

NTFR 2008/1756 - Besluit fiscale waarderingsgrondslagen

Aflevering 38, gepubliceerd op 18-09-2008
Sinds 12 juni 2008 bestaat de wettelijke mogelijkheid de jaarrekening van kleine rechtspersonen op te stellen volgens fiscale grondslagen (Stb. 2008, 217). De balans en de winst- en verliesrekening zullen dan (vrijwel) gelijk zijn aan die in de aangifte vennootschapsbelasting. Hierdoor wordt een administratieve lastenreductie gerealiseerd van circa € 400 miljoen.

NTFR 2008/1757 - Prijsgegeven vordering vormt geen informeel kapitaal

ECLI:NL:HR:2008:BF0464, datum uitspraak 12-09-2008, publicatiedatum 05-04-2013
Aflevering 38, gepubliceerd op 18-09-2008
Belanghebbende, een bv, had in 1999 een negatief vermogen, grotendeels bestaande uit schulden aan één van haar aandeelhoudsters/leveranciers. Op 24 september 1999 bedroeg deze schuld f 11.791.515. Deze vordering is tenietgegaan. Van de vordering is een bedrag van f 1.000 als nominaal aandelenkapitaal gestort op het aan de aandeelhoudster uitgegeven aandeel met een nominale waarde van f 1.000. Op dit aandeel is geen agio bedongen. Belanghebbende stelt dat het restant van de vordering (f 11.790.515) als storting van informeel kapitaal moet worden aangemerkt. De inspecteur stelt echter dat bedoelde aandeelhoudster het restant van de vordering heeft prijsgegeven in haar kwaliteit van schuldeiser.

NTFR 2008/1759 - Beleid over fictieve verkrijging krachtens levensverzekering of derdenbeding geactualiseerd

Aflevering 38, gepubliceerd op 18-09-2008
Verkrijgingen krachtens levensverzekering of derdenbeding ten gevolge van of na het overlijden van een persoon worden als fictieve erfrechtelijke verkrijgingen in de heffing van successierecht betrokken. Een uitzondering geldt voor die verkrijgingen waarvoor niets is onttrokken aan het vermogen van de erflater. De staatssecretaris heeft het beleid over de toepassing van art. 13 en 23 SW 1956 samengevoegd. Enkele onderdelen zijn redactioneel aangepast. Hiermee is geen inhoudelijke beleidswijziging beoogd.

NTFR 2008/1760 - Uitspraak op bezwaar krijgt alsnog werking door toezending van afschrift

ECLI:NL:HR:2008:AZ6891, datum uitspraak 12-09-2008, publicatiedatum 12-09-2008
Aflevering 38, gepubliceerd op 18-09-2008 met annotatie van mr. S.K.A. Efstratiades
De inspecteur heeft een uitspraak op bezwaar, gedagtekend 20 augustus 2001, gezonden naar het laatst bekende adres van belanghebbende. De uitspraak wordt door de inspecteur 'onbestelbaar retour' ontvangen. Vervolgens heeft de inspecteur op 12 september 2002 een afschrift van de uitspraak aan belanghebbende gezonden. Op 16 september 2002 heeft de inspecteur een brief van belanghebbende van 20 augustus 2001 doorgezonden aan het hof. Het hof heeft geoordeeld dat de uitspraak op bezwaar op 20 augustus 2001 is bekendgemaakt, dat de brief van belanghebbende van 20 augustus 2001 als beroepschrift moet worden aangemerkt, en dat het beroep dus tijdig is ingesteld. Eiser klaagt in cassatie erover dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de uitspraak op 20 augustus 2001 is bekendgemaakt. Eiser heeft echter geen belang bij deze klacht. De uitspraak op bezwaar is in ieder geval bekendgemaakt door toezending van het afschrift op 12 september 2002. Gelet op de brief die op 16 september 2002 is doorgezonden aan het hof, zou ook dan het beroep tijdig zijn geweest.

NTFR 2008/1761 - Deskundigenopinie van raadsheer HR leidt tot toewijzing wrakingsverzoek

ECLI:NL:GHARN:2008:BF0022, datum uitspraak 04-09-2008, publicatiedatum 08-09-2008
Aflevering 38, gepubliceerd op 18-09-2008 met annotatie van mr. M.J.A. Castelijn
In een strafzaak heeft de advocaat van de verdachte een opinie van een deskundige ingebracht. Deze deskundige vervult de functie van raadsheer in buitengewone dienst bij de Hoge Raad. In deze strafzaak is een beroep gedaan op HR 12 mei 2006, nr. 40.450, NTFR 2006/809. In dit arrest is het woonplaatsartikel in het belastingverdrag met België aan de orde. De deskundige was als raadsheer betrokken bij de totstandkoming van dat arrest. Op verzoek van de strafkamer heeft de waarnemend president van het hof bij de Hoge Raad navraag gedaan over de positie van de deskundige. Nadien is gedurende twee terechtzittingen de verdediging niet geïnformeerd over de contacten tussen het hof en de Hoge Raad, terwijl wel de deskundigenopinie is besproken. De verdediging ziet hierin aanleiding de raadsheren van de strafkamer te wraken.

NTFR 2008/1766 - In eerdere tijdvakken aftrekbare omzetbelasting niet aftrekbaar in later tijdvak

Aflevering 38, gepubliceerd op 18-09-2008
In het eerste en tweede kwartaal van 2004 zijn aan belanghebbende diverse facturen uitgereikt. Belanghebbende heeft in haar aangiften over deze kwartalen niets van het in rekening gebrachte bedrag als voorbelasting in aftrek gebracht. In aanvulling op de aangifte over het vierde kwartaal 2004, heeft belanghebbende bij brief de inspecteur verzocht om aftrek dan wel teruggaaf van het totale in het eerste en tweede kwartaal 2004 in rekening gebrachte bedrag. De inspecteur is niet tegemoet gekomen aan dit verzoek. Hof Leeuwarden (NTFR 2007/2263) heeft geoordeeld dat belanghebbende geen recht heeft op aftrek van het volledige bedrag als voorbelasting op de aangifte voor het vierde kwartaal 2004. Belanghebbende heeft tegen de hofuitspraak cassatieberoep ingesteld.

NTFR 2008/1769 - Omzetbelasting en bemiddeling bij gastouderopvang

Aflevering 38, gepubliceerd op 18-09-2008
De staatssecretaris van Financiën behandelt in dit besluit zijn beleid inzake de omzetbelasting de heffing over de diensten door een overeenkomstig de Wet kinderopvang geregistreerd gastouderbureau. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de bemiddelingsactiviteiten bij gastouderopvang door het kindercentrum zijn vrijgesteld als de kinderopvang waarbij wordt bemiddeld zelf is vrijgesteld en de bemiddelende diensten door het kindercentrum van zodanige aard of kwaliteit zijn dat de vraagouders niet van een gelijkwaardige dienst verzekerd zouden kunnen zijn zonder die bemiddelende dienst. De staatssecretaris keurt goed dat ook de bemiddelingsdiensten door een overeenkomstig de Wet kinderopvang geregistreerd gastouderbureau dat geen deel uitmaakt van een kindercentrum eveneens in de vrijstelling voor kinderopvang kunnen delen.